Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 9
(1904)– [tijdschrift] Tijdschrift van het Willems-Fonds–
[pagina 209]
| |
Mithra en het Mithraisme.The Mysteries of Mithra by Franz Cumont, professor in the university of Ghent: translated from the second French edition by Th.J. Mc Cormack. With Frontispiece, Map and Fifty Illustrations (Chicago, the Open Court Publishing Compagny, - London, Trübner & Co., 1903, XIV + 240 pp., 6 s. 6 d.).Mithra en het Mithraisme is een onderwerp dat aan het groot publiek nagenoeg onbekend is. Toch is het zeer belangrijk en aantrekkelijk. Het werd overigens herhaaldelijk door de vakgeleerden behandeld, b.v. door Lajard in 1853 in zijn uitvoerige Recherches sur le culte de Mithra, en in de laatste tijden o.a. door A. J. Rotteveel (De Romeinsche Mysteriën van Mithras, 88 blz. 8o in Tijdschrift voor Geschiedenis, 1893), door A. Gasquet (Essai sur le Culte et les Mystères de Mithra, Parijs, 1899) en last not least door Prof. F. Cumont van Gent. Deze geleerde heeft zeker wel de afdoende studie geleverd die er thans over deze stof te leveren is. Van hem verscheen in 1899 Textes et Monuments figurés relatifs aux Mystères de Mithra in twee deelen, zijnde het eerste (XIV-378 blz. 4o) een historische inleiding, en het tweede de verzameling der gedenkteekenen en opschriften (554 blz. 4o met 493 tekstfiguren en 9 platen). Het is een monument van geleerdheid en onverdroten werkzaamheid. Uit het eerste deel gaf hij de blz. 223-350 afzonderlijk uit in 1900 onder den titel Les Mystères de Mithra en had zoo- | |
[pagina 210]
| |
veel bijval dat hij er in de laatste maanden een tweede uitgave kon laten van verschijnen, ditmaal versierd met 22 platen en 1 kaart; tevens verscheen een Duitsche vertaling met 9 platen, 2 tafels en 1 kaart, en een Engelsche - waarvan hierboven de titel - met 50 platen en 1 kaart. De Engelsche uitgave, die als getrouwe vertaling voor het oorspronkelijke niet moet onderdoen, overtreft de Fransche en Duitsche door de mooiheid van de uitvoering en den overvloed der platen. Het doel van dit artikel is niet de boeken van Professor F. Cumont te bespreken. Daarvoor mist de steller de noodige bevoegdheid; alleen kan hij zeggen dat deze boeken overal met ingenomenheid werden onthaald en door de vakgeleerden met ontzag werden begroet als de belangrijkste bijdrage van onzen tijd tot de geschiedenis van de godsdiensten der Oudheid. Maar het is ons te doen om op den rijken inhoud van het laatste te wijzen. *** Mithra is een uitsluitend Perzische godheid; want ofschoon de Indiërs hem ook kennen, hebben zij slechts onbepaalde herinneringen aan hem. Derhalve is hij niet een Indogermaansche god, maar waarschijnlijk van de naburige Babyloniërs tot de Perziërs overgegaan. Bij hen bekleed hij een der hoogste rangen. Hij is de helper van Ahura, den schepperGa naar voetnoot(1); hij is het hemelsche licht, dat alles ziet en hoort, en speelt dus een aanzienlijke rol in het godsdienstige leven der Perziërs. Zijn eeredienst was streng geregeld, en was dit nog meer na de Hervor- | |
[pagina 211]
| |
ming van Zoroaster, die, met Ahura-Mazda alleen als Oppergod te erkennen, Mithra tot een lageren rang deed afdalen; toch wordt hij in de teksten nog dikwijls als de gelijke van Ahura-Mazda voorgesteld. Reeds zeer vroeg hadden vele vreemde goden hun intrede in Rome gedaan en waren er welwillend in het Romeinsche Pantheon opgenomen. De aanhangers van al die goden waren zeer verdraagzaam tegenover elkaar en namen zelfs deel aan elkaars eerediensten, niet als bewijs van overgang tot een ander godsdienst, maar uit beleefdheid en welvoegelijkheid. Het Mithraisme kwam eerst in de 1e eeuw na Chr. in het Romeinsche Rijk, nl. door de kooplieden, door de slaven, maar vooral door de oorlogvoerende legioenen, en dit wel langs hun weg en langs de rij hunner garnizoenen, dus langs den Donau en den Rijn. Weldra was het dan ook in Rome gevestigd, waar het voornamelijk de godsdienst werd der hoogere standen en der Keizers, die geen vrede meer hadden met de Romeinsche theorie van den volksoorsprong der vorstelijke macht, en zich aangetrokken gevoelden tot godsdiensten die hetzij aan den vorst, hetzij aan zijn macht een goddelijken oorsprong toekenden. In het Mithraisme is er een Oppergod, de Eindelooze Tijd, voorgesteld door een mensch met een leeuwenkop, omwonden door een serpent welks kop op zijn schedel rust en begiftigd met een reeks attributen: de Romeinen zagen in hem hun Saturnus. Dan had het drie goden: Hemel, Aarde en Zee, waarin de Romeinen hun Jupiter, Juno en Neptunus erkenden; eindelijk Mithra, het hemelsche licht, heerschende over zon, maan en de gesternten van den dierenriem en al de planeten. Hij is geboren uit een rots en heeft te strijden gehad tegen de zon en tegen den stier, het eerste levende schepsel van Ormuzd. Hij doodde den stier, tegen wil en dank, op bevel van de zon, en uit zijn lichaam | |
[pagina 212]
| |
en deszelfs verschillende deelen ontstonden de planten, het koorn, de wijn en de nuttige dieren. Daarom wordt Mithra veelal als stierendooder voorgesteld. Voorts kent het Mithraisme een zondvloed waarin Mithra als verlosser optreedt; een wereldbrand; een verrijzenis met een oordeel voor de onsterfelijke ziel die naar den hemel of de hel verwezen wordt. Van den Mithraistischen eeredienst weten we dat hij zeven graden van inwijding bezat; dat er drie sacramentenGa naar voetnoot(1) waren: het doopsel, het vormsel en de communie bestaande uit brood en water met wijn vermengd; dat men zekere dervingen onderhield, als heiligdag den Zondag had en als voornaamsten feestdag den 25 December, beschouwd, onmiddellijk na den winterzonstilstand, als den geboortedag van het hemelsche licht, van Mithra (natalis invicti d.i.: geboortedag van den onoverwinlijke. - Het Fr. Noël is het Lat. natalis). Daar was ook een Summus Pontifex, een opperpriester, en een soort van nonnen en monniken. De geloovigen moesten zich 's morgens, 's middags en 's avonds naar de zon wenden om die te aanbidden. De Christen schrijvers verwijten dikwijls aan het Mithraisme dat het veel leerstellingen en godsdienstplechtigheden aan het Christendom ontstolen heeft. Maar er is geen twijfel, dat indien we Mithraistische boeken over hadden, wij daarin hetzelfde verwijt tegen het Christendom zouden vinden. Ook verwarde de kleine man dikwijls de twee godsdiensten, en nog in de 5e eeuw komt het voor dat Christenen zich naar het Oosten wendden om voor de opgaande zon te bidden. Vele Mithreums en Mithraistische gedenkteekenen zijn teruggevonden, tot zelfs in Afrika aan den eenen kant, in | |
[pagina 213]
| |
België en Engeland aan den anderen. De Mithraistische kunst is een eigenaardig verschijnsel in de kunst van het Romeinsche Keizerrijk. Vele van haar zinnebeelden werden op Christen doodkisten of Christen mozaïeken nagebootst of bleven tot in de latere middeleeuwen voortleven, want ze behoefden slechts een kleine wijziging om voor de Christenen toepasselijk te maken: Mithra die zijn pijlen op de rots afchiet, werd Mozes die met zijn roede water uit de rots doet opwellen; Mithra die op den zonnewagen weggevoerd wordt, werd Elias die in een vurigen wagen ten hemel wordt opgenomen; Mithra die den stier doodt, werd Samson die den leeuw afmaakt, enz. Het Christendom, dat zich eerst in Klein-Azië ontwikkelde, kwam niet zoodra in aanraking met het Mithraisme, of de strijd begon, nl. in de Rhone-vallei, in Afrika, te Rome. Toen het nu door de bekeering van een paar Romeinsche Keizers de wereldlijke macht in handen kreeg, zette het zich met geweld en stelselmatig aan de uitroeiing van het Mithraisme evenals van al de andere heidensche godsdiensten. De tempels werden vernield, de goederen der priesters verbeurd verklaard, de uitoefening van heidensche plechtigheden op strenge straffen verboden en de bekeering tot het Christendom met even strenge straffen opgedrongen. Dit gebeurde stelselmatig geheel het Rijk door gedurende 150 jaar, van Keizer Constantijn tot Keizer Leo. De handelwijze van Karel den Groote tegenover de Saksen is een voortzetting van de oude overlevering. Zoo werden de heidensche godsdiensten als zelfstandige godsdiensten uitgeroeid, maar het vele heidensche in zeden en gebruiken dat men niet kon uitroeien, werd met een Christen vernis bewaard, opdat het volk zijn gewoonten, zooals men zei, in den nieuwen godsdienst mocht terugvinden, - en zoo werd het Christendom niet in de plaats van het heidendom gezet, maar op het heidendom geënt. | |
[pagina 214]
| |
Er is dan ook geen twijfel dat het getal heidensche martelaren in dien strijd veel grooter is dan dit der Christene martelaren ooit geweest is. Maar evenals het getal der Ghristene martelaren, volgens Tertullianus zelf, veel overdreven is, heeft men er wel voor gezorgd dat de heidensche martelaren de bewijzen van hun getal met zich in hun graf zouden meegedragen hebben. Zonder de stelselmatige toepassing in dezen van het ruw geweld, ware geheel Europa nog heidensch metternaam, zooals de drie vierden het steeds zijn metterdaad. *** Het boek van Prof. F. Cumont is dus een rijke bron voor de geschiedenis van het godsdienstig leven der menschheid en een kostbare bijdrage tot de geschiedenis van den ondergang van het heidendom en de vestiging van het Christendom. J. Vercoullie. |
|