Den Heer Minister van Financiën en Openbare Werken,
Brussel.
Hooggeachte Heer Minister,
Uit klachten komende van de verschillende Vlaamsche provincies blijkt, dat wanneer bijzonderen voor het uitvoeren van zekere werken, als bouwen en herbouwen van huizen, planten van boomen, plaatsen van stoomtuigen, enz., tot de bevoegde openbare besturen zich wenden, zij maar al te dikwijls in plaats van Nederlandsche of tweetalige, Fransche formulieren ontvangen, en dat hun als gevolg van een instructie, die uitsluitend in het Fransch geschiedt, een uitsluitend Fransch bericht op hunne aanvraag gezonden wordt.
Dit alles is in strijd met de wet van 22 Mei 1878 en den ministeriëelen omzendbrief van 4 Juli 1884.
Daarom is het Algemeen Bestuur van het Willems-Fonds zoo vrij van U eerbiedig te verzoeken aan bedoelde besturen de bepalingen te willen herinneren van de wet van 22 Mei 1878, die zooals de ministeriëele omzendbrief van 4 Juli 1884 zoo juist zegt, uitgevaardigd is om de rechten der bevolking en niet de belangen der ambtenaren te waarborgen.
Met eerbiedige hoogachting
Namens het Algemeen Bestuur van het Willems-Fonds:
G.D. Minnaert, Voorzitter.
J. Vercoullie, Secretaris-Schatmeester.
Gent, 28 Juli 1903.
Het tweede verzoekschrift werd ook gezonden aan den heer Minister van Nijverheid en Arbeid.