Verslag van het bestuur der afdeeling Roeselare
(September 1897 - Juli 1900.)
Den Zondag 26 Februari 1899 richtte onze Afdeeling een feest in, dat onder alle opzichten bevredigend mag heeten, zoo wat de uitvoering, als wat het publiek betreft, want de ruime bovenzaal van het Café du Commerce was gevuld met werklieden, mannen en vrouwen, die voorzeker den besten indruk van het feest zullen behouden.
M. Lucien Dorny, baszanger, heeft eene prachtige stem; 't is dus niet te verwonderen dat hij, na de Twee Grenadieren en Het Kerelslied, zich gedwongen zag andere zangen ten beste te geven.
Veel bijval ook voor M.J. Rabau, den gunstig gekenden kluchtzanger.
Verder was 't aangrijpend om zien, hoe al dat werkvolk luisterde naar de beide duo's uitgevoerd door onze begaafde muzikanten, MM. R. en A. Van Lerberghe (bugle en alto), en L. Cuvelier en J. Traens (klephoorn en fluit); allen werden ook warm toegejuicht.
Wij achten het ons een plicht, de heeren D. De Laere en H. Jongbloet te bedanken: beide, immers, leenden hunne medewerking als begeleiders op het klavier.
Zoo komen wij aan de voordracht, gegeven door den heer Van Compernolle, van Meenen, die handelde over den huidigen toestand in ons land, en alzoo de noodzakelijkheid deed uitschijnen van eene gezamenlijke werking tegen het alles opslorpende clericalismus, dat thans over het land meester is. Stippen wij hier aan dat de woorden van den spreker blijkbaar een' grooten indruk op zijne toehoorders uitoefenden.