Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 3
(1898)– [tijdschrift] Tijdschrift van het Willems-Fonds–
[pagina CCXVI]
| |
Sterfgevallen.Een wreede slag trof onzen vriend en medestrijder, den heer Ad. Hoste, drukker van ons Tijdschrift; zijne dochter Margareta ontviel hem den 14 September na een langdurige en pijnlijke ziekte. *** De heer V. Van de Walle, Schepene en Voorzitter van het Willems-Fonds, te Mechelen, werd niet minder wreed getroffen door het afsterven zijner dochter Bertha, die den 20 September overleed. *** Ook de heer M. Rooses, Voorzitter van het Willems-Fonds, werd door het onverbiddelijke lot niet gespaard. Hij verloor den 22 September zijn eenigen zoon Max. Tot aandenken aan hun lieveling schonken Mr. en Mevr. Rooses aan het Willems-Fonds de som van 500 fr. *** Te Wetteren overleed den 25 September de heer K. De Meyere, oud-voorzitter van het Willems-Fonds aldaar. Hij was een overtuigd Willemsfondser en zal een waardig voorbeeld blijven voor zijn zoon, den heer A. De Meyere, die zijn opvolger is als Voorzitter van de Wettersche Afdeeling. *** Op 15den September ll. kwam ons het droevige nieuws toe van Dr Jan De Windt's dood. ‘Hij is met de goudzoekers der Katanga-expeditie, in den nacht van 7den tgot 8sten Oogst, in eenen storm op het Tanganikameer omgekomen!’ - Zoo luidde het telegram dat uit Blathyre door luitenant Lemaire naar België | |
[pagina CCXVII]
| |
gezonden werd. Een banaal ongeluk kwam een einde stellen aan dezen zoo veel belovenden jongeling! Wie twijfelde niet aan de Waarschijnlijkheid dezer tijding? Helaas! hoe verschrikkelijk ook, het treurige nieuws werd niet gelogenstraft! De dood van De Windt dompelt niet alleen eene achtbare en reeds hard beproefde familie in eenen pijnlijken rouw, maar heeft ontroering gebracht in wetenschappelijke, vlaamschgezinde en liberale kringen waarin onze ongelukkige vriend zoo gunstig bekend stond. De Windt was slechts 23 jaren oud en toch mocht hij bogen op eene werkzaamheid, die men als voorbeeld geven mag zelfs voor ouderen van dagen. Jan De Windt bezocht de middelbare school te Aalst, en volgde daarna de leergangen van het koninklijk athenaeum te Gent. Op zestienjarigen ouderdom eindigde hij de rhetorika, in al de klassen bekwam hij den eersten prijs van uitmuntendheid, en ontving deswege eene onderscheiding van het Staatsbestuur. In den algemeenen prijskamp van het middelbaar onderwijs, bekwam hij zes schitterende onderscheidingen: den eereprijs in geschiedenis en aardrijkskunde, een prijs voor Duitsch en Engelsch opstel, een accessit in Latijnsche compositie, een accessit in Neerlandsch opstel, eene eervolle vermelding in Fransch opstel. Hij onderscheidde zich in al de vakken waarover de prijskamp liep. Zijne wezenlijke roeping teekende zich voor hem af op de Hoogeschool. Hij begon te studeeren voor geneesheer, maar bij de kandidatuur in de wetenschappen voelde hij zich getrokken naar de zuivere wetenschap. Toen ontwikkelde zich in hem een drift naar de groote vraagstukken der natuur; hij besloot ze te doorgronden en offerde zijne geneeskundige loopbaan op, die dank zij den rang door zijn vader bekleed, hem gemakkelijk en schoon tegenlachte. De aardkunde was zijn uitverkoren vak. Hij was de geliefkoosde leerling van den befaamden aardkundige, priester Renard, professor aan de Hoogeschool te Gent. Geleid door | |
[pagina CCXVIII]
| |
zulken meester doorgrondde hij al de takken der geologie. In 1896, na vier jaren studie op de Universiteit, bood hij zich aan voor het laatste examen van doctor in natuurlijke wetenschappen. Hij won zijn diploma met de grootste onderscheiding. Hetzelfde jaar nam hij deel aan den prijskamp tusschen de Hoogescholen. Hij behandelde de volgende kwestie: Des relations qui existent entre les roches considérées comme cambriennes des massifs de Rocroy, de Stavelot et du Brabant. Hij bekwam 19 punten op 20 voor zijne verhandeling en meer dan de drie vijfden van het maximum toegekend voor het mondeling examen. Tengevolge van dezen prijskamp werd hij uitgeroepen als primus in aardkundige wetenschappen. Eenige maanden later deed hij mede aan den prijskamp voor het toekennen van reisbeurzen, met eene verhandeling over De Samenstelling der eilanden, en nogmaals wordt zijn werk bekroond. Niettegenstaande zijne wetenschappelijke bedrijvigheid, bleef Jan De Windt niet vreemd aan de maatschappelijke vraagstukken. Als overtuigd liberaal, was hij lid van de Société Générale des Étudiants, als Vlaming was hij een der ijverigste leden van den wakkeren studentenkring 't Zal wel Gaan. Vele vrienden zullen zich nog de belangrijke besprekingen herinneren door hem in dezen kring uitgelokt. Dank zij hem namen de ‘concerten op den buiten’ door de Vlaamsche studenten ingericht eene groote uitbreiding. Te Aalst was hij een werkzaam lid van een afdeeling van den Liberalen Werkmanskring, den studiekring ‘Zelfonderricht,’ waarvan zijn waardige vader jaren lang Voorzitter was. Hij werkte aan de herinrichting der boekerij van de Aalstersche Afdeeling van het Willems-Fonds, verlaten en verwaarloosd door degenen, die er het beheer van hadden. Hij schiep ook te Aalst de University extension. Hij noodigde de Gentsche Hoogleeraars J. Vercoullie, J. Mac Leod, en andere jonge leeraars uit om lessen te geven. Hij | |
[pagina CCXIX]
| |
wendde bij zijne medeburgers persoonlijke voetstappen aan om ze aan te wakkeren de lessen te volgen. Het is dank zijne bewonderenswaardige wilskracht, dat deze instelling te Aalst belangrijker was dan in vele grootere steden. Hij maakte ook gedurende drie jaar deel uit van het Algemeen Bestuur van het Willems-Fonds en volbracht met ware toewijding de werkzaamheden die hem te beurt vielen. Na zijne studiën te Gent voltrokken te hebben, bezocht Jan De Windt de vreemde Universiteiten. Hij verbleef een heel jaar te Weenen, waar hij de leergangen volgde van den geleerden aard- en aardrijkskundige Penck, der professoren Suess, Diener, Tomasscheck, enz. Het jaar nadien is hij te Berlijn en volgt er de lessen der professoren von Richthofen, Forster, Kiepert, Helmert, enz. Hij deed zich opmerken in al de laboratoriums waar hij werkzaam was, en verscheidene hierboven genoemde professoren werden zijne persoonlijke vrienden. Jan De Windt heeft merkwaardige werken in 't licht gezonden. In 't ‘Bulletin de la Société royale belge de géographie’ 1896-97 verschenen zijn Recherches sur la constitution des îles; in de ‘Handelingen van het eerste Vlaamsch natuur- en geneeskundig Congres’: De morphométrie van Teneriffe. Hetzelfde werk verscheen ook in het ‘Bulletin de l' Académie royale des Sciences’; eene uitgebreide verhandeling over Les relations lithogiques entre les roches considérées comme cambriennes des massifs de Rocroy, du Brabant et de Stavelot, werd uitgegeven door de Belgische Academie van wetenschappen. Hetzelfde geleerde corps zond nog in het licht eene studie getiteld: ‘Les distances moyennes à la côte dans les océans.’ Binnen kort geeft de wetenschappelijke Academie van Weenen zijn laatste werk uit over de sedimenten der Middellandsche zee; prof. Renard schrijft er een voorwoord voor. Deze wetenschappelijke werken trokken de aandacht op den longen aardkundige. Hij werd preparator aan de Hoogeschool | |
[pagina CCXX]
| |
te Gent. De Congo-Vrijstaat ging eenen onderzoekingstocht inrichten in Afrika met de zending, bezonderlijk Katanga te bestudeeren uit het oogpunt der aard- en volkenkunde. Men had een aardkundige noodig en men dacht aan Jan De Windt, ten dien tijde te Berlijn. Het voorstel vereerde hem, de uitvoering was moeilijk maar van een buitengewoon belang: de jonge geleerde zag voor zich een uitgestrekt land nog heel verstoken van wetenschappelijke opzoekingen, een uitgestrekt veld voor zijne bedrijvigheid en hij aarzelde niet. Hier moeten wij vooral de achtbare moeder van den jongen geleerde bewonderen, die begaafd met een uitstekenden geest, trotsch op de lauweren geplukt door haren zoon, haar moederharte tot zwijgen wist te brengen en betrouwend op de toekomst en op de zeldzame wilskracht van haren zoon, hem toeliet het voorstel te aanvaarden. De expeditie Lemaire-De Windt vertrok, over Amsterdam met Ost-Afrikas Linie langs Suez, Zanzibar, Mozambique; van daar trok men langs den Zambesi het Afrikaansche vasteland binnen; de laatste brieven kregen wij van uit de streken ten Noorden van het Nyassa-meer. De reis slaagde wonder goed en De Windt, niettegenstaande een schijnbaar zwakke gezondheid, weerstond aan al de moeilijkheden waarmede dergelijke tochten onvermijdelijk gepaard gaan. Hoe geestdriftig voornamelijk in die laatste brieven begroet hij de streken waar hij zal kunnen werken. Herhaalde malen had hij er op gewezen hoe vervelend de lange tocht op zee was, de verplichting zich over te geven aan een ontmoedigend ‘niets doen.’ Doch nu had hij voet gezet op het land waar zijne onderzoekingen beginnen zouden; het land waar nog niets op aardkundig gebied gedaan is en waar hoogst waarschijnlijk zoo rijk te oogsten was. Wij herinneren ons nog hoe hij zijne reis verdedigde: Bijna geene onderzoekingen werden in Katanga door natuurvorschers gedaan en nochtans kon de grondige kennis dezer landstreek meer licht werpen op vele | |
[pagina CCXXI]
| |
nog onopgeloste aardkundige vraagstukken; en verder zich verplaatsend op een ander terrein, mocht hij ook niet veronderstellen dat, gezien de nabijheid van de Transvaalsche mijnen, ook deze streken rijk waren aan ertsen van edele en nuttige metalen? - en zich zelf geestdriftig makend wees hij op het hooge, zuiver wetenschappelijk belang, en op het breede menschlievende zijner zending. Neen De Windt was geen droog cijferaar, die nota's neemt en feiten opeenstapelt zonder een hooger verband te zien tusschen de afzonderlijke vaststellingen, en tusschen deze en algemeener belangen. Hoe hartverscheurend voor allen die deze geestdrift ook gevoelden, die met angstige spanning den natuuronderzoeker volgden in gedachte, te vernemen dat een onverbiddelijke slag van het noodlot een einde stelt aan een leven dat zoo vruchtbaar beloofde te zijn. Een vakgenoot schreef in le Mouvement géographique: ‘Hélas! une carrière qui s'annonçait si brillante vient d'être interrompue par un fatal accident. La mort de Jean De Windt est une perte énorme pour la science belge qui voyait en lui une de ses prochaines illustrations.’ Dr Jan De Windt is gevallen op het veld van eer, als een martelaar der wetenschap. Het Willems-Fonds kan de diensten niet vergeten door hem aan hare afdeelingen bewezen; het Algemeen Bestuur legt eene kroon op zijn grafGa naar voetnoot(1). Herman Sabbe. |
|