niet tot het origineel opklimmen om het knoeiwerk van dien verzamelaar te verbeteren!
Laat ons nu ras het werk in oogenschouw nemen. Het is opgedragen aan de gedachtenis van Prof. J.G. de Hoop Scheffer. De inleiding leert ons dat onder de nieuwe stukken, er vooral voorkomen over Lambert le Bègue, den vermoedelijke stichter der Begijnhoven, over de vervolgingen tegen de Begijnen en Beggarden, de Geeselaars, de Dansers en de Broeders en Zusters van het Gemeene Leven.
Vele archiefstukken, o.a. uit het Vaticaan afkomstig, werden hier voor de eerste maal gedrukt.
De chronologische lijsten van ketters en inquisiteurs die op de inleiding volgen, zijn louter aanvullende lijsten van die van het eerste deel. Het ware misschien wenschelijker geweest volledige lijsten te geven die de definitieve uitkomsten der gezamenlijke opzoekingen zouden weergegeven hebben.
Onder de verbeteringen en aanvullingen op het eerste deel van het Corpus missen wij het volgende: in stuk nr 10 is er spraak, niet van een ketter, maar van Keizer Hendrik IV; in stuk nr 278, moet men lezen Wattier le Monier, staat le Mainer; bij stukken nrs 386 en 387 over de bezeten zusters van Le Quesnoy, kon ook gevoegd worden het uittreksel uit Chastellain, doch wellicht werd het weggelaten omdat het zoo weinig fatsoenlijk is; in stuk nr 370bis dient men te lezen Pieter Remy, staat Pieter Vrancx (foutief bij Cannaert).
Meer opmerkingen dienen er niet gemaakt te worden. Alle specialisten zullen met de grootste voldoening het nieuw werk raadplegen, terwijl het publiek met de grootste belangstelilng wacht op de voortzetting der Geschiedenis der Nederlandsche Inquisitie in de middeleeuwen.
In afwachting, schrijft Prof. Fredericq van tijd tot tijd eene fragmentarische studie, b.v. over Lambert le Bègue, Bloemardinne (Zuster Hadewijch), Willem van Zwolle en de Secte der Dansers. Bij ons weten ligt het derde deel van het Corpus (stukken over 1520 à 1530) drukvaardig, doch eerst zullen in de reeks werken van den practischen leergang van Prof. Fredericq nog uitgegeven worden: eene studie van Dr Julius Frederichs over de Inquisitie in Luxemburg en eene andere van wijlen J.J. Mulder over de uitvoering der geloofsplakkaten en het stedelijk verzet tegen de Inquisitie te Antwerpen (1550-1566).
I.