Philips Van Artevelde werd door den heer Bulteel, zanger te Gent, met eene krachtige mannenstem kunstig gezongen; zyne machtige tonen dreunden door de ruime zaal en maakten diepen indruk op de aanwezigen.
De heer Eugeen Van Damme, insgelijks van Gent, verwierf ongemeenen bijval met zijne, recht boertige alleenspraak: Ik blijf Vlaming. Vele fijne schertsen kwamen er in voor tegen de verfransching; zij waren zoo geestrijk en kluchtig dat het publiek zich niet kon weerhouden zelfs gedurende hunne uitvoering ze langdurig en luidruchtig toe te juichen.
Nummer 10, solo voor clarinet was aangeteekend voor den heer L. Puppynck, 1n prijs van het conservatorium te Gent, een jong kunstenaar van Yeurne die door zijne behendigheid en vlugheid in. het spel, door zijne juiste, moeilijke en gevoelvolle muziek de gansche zaaL in verrukking, bracht.
De heer Emile Wuilliaume, van Gent, dien wij reeds vroeger in andere omstandigheden, hadden leeren kennen door zijne fijne keus van bevallige volksdeuntjes trok zich weder bijzonder wel uit den slag met zijn kluchtlied Margarine en bewees eens te meer dat hij met recht onder de bekende kluchtzangera van Gent mag gerekend worden.
Tusschen het 1e en 2e deel werd het woord genomen door den heer Dr P. Tack, van Antwerpen,, die handelde over den huidigen toestand der liberale partij in België. Zijne-redevoering was goed. samengevat, voorgedragen in zuiver vloeiend Nederlandsch en werd door de aanwezigen met veel belangstelling aangehoord. Hij wees op de oorzaken van den tijdelijken ondergang der vrijzinnige partij en toonde de middelen aan om dit verval te keer te gaan; in gepaste bewoordingen deed hij klaar en duidelijk uitschijuen dat de liberale partij de eenige onafhankelijke is, gesteund op gezonde princiepen in tegenstelling met de socialistische en katholieke partijen, welke gebonden zijn de eene door haar economisch stelsel en de tweede door het dogma; de liberale partij moet en zal herleven, zij alleen is in staat het algemeen welzijn van de menschheid te bewerken. Het onderwerp, alhoewel min of meer afgetrokken, werd door het publiek begrepen en na de-Slotrede levendig toegejuicht.
Na de tusschenpoos en hij de opening van het 2e deel van