15 stemmen tegen 14. Zoodat te beginnen met de 7e aflevering (d.i. de 1ste afl. van het IIe deel) bijdragen behoorende tot het gebied der fraaie letteren mogen opgenomen worden.
Het tweede punt der dagorde, nl. het opnemen van langere bijdragen die zouden overloopen van het eene nummer naar het andere, vond algemeene instemming en gaf dus niet tot verder bespreking aanleiding, vooral toen de heer J. Vercoullie, algemeen secretaris, de beteekenis verklaarde van het Bericht aan de Medewerkers uit Tijdschrift, 4e afl., blz. LXIV. Dit bericht formuleert niet een onwrikbaar besluit, maar zegt alleen dat de voorkeur zal gegeven worden aan korte bijdragen, omdat het gebleken is dat de inhoud van elke aflevering zoo afgewisseld mogelijk moet zijn. Stellig zijn er onderwerpen die slechts in't lang en in't breed kunnen uiteengezet worden: het is dan ook niet denkbaar dat men dergelijke bijdragen wegens hun uitgebreidheid zou van de hand wijzen.
Thans verving de heer G.D. Minnaert den heer C. Van der Cruyssen als voorzitter en daarna kwam de heer De Lattin aan het woord, om in een merkwaardig betoog den toestand te schetsen van het tooneelonderwijs in Vlaamsch-België. Daarin zal de Zuidnederlandsche Tooneelbond trachten verbetering te brengen en het Algemeen Bestuur van het Willems-Fonds zal hem in zijn pogingen ondersteunen. Het betoog van den heer De Lattin zal in het verslag dezer vergadering in zijn geheel worden medegedeeld.
De bespreking van den toestand der kleine afdeelingen werd tot de vergadering van October verdaagd omdat ze slechts na de inkomst der jaarlijksche verslagen en rekeningen rnet vrucht kan geschieden, en omdat het reeds ver gevorderd uur slechts nog toeliet één punt aan te raken.
Er werd dus overgegaan tot het laatste punt der dagorde: het Willems-Fonds en de maatschappelijke vraagstukken. Dr Goffin nam daarover het woord; hij herinnerde aan de besluiten van de Algemeene Vergadering te Leuven in 1894