| |
| |
| |
Bilal Amjarso, Marcin Lewinski en Yvon Tonnard
Bibliografie argumentatietherorie 2006
Verantwoording
In deze bibliografie wordt een overzicht gegeven van publicaties over argumentatie die in 2006 zijn verschenen (boeken, boekbesprekingen en tijdschriftartikelen). Opgenomen zijn theoretische beschouwingen, verslagen van empirisch onderzoek en praktisch gerichte publicaties. Bij de samenstelling is gebruik gemaakt van boekaankondigingen, periodiek verschijnende bibliografieën en tijdschriften waarin regelmatig artikelen over argumentatie worden gepubliceerd. Om een zo groot mogelijk aantal titels te kunnen opnemen, zijn de annotaties beknopt gehouden.
Er is naar gestreefd de bibliografie zo compleet mogelijk te maken. Wie ervan verzekerd wil zijn dat er in toekomstige bibliografieën geen eigen publicaties over argumentatie ontbreken, wordt verzocht per titel een volledige titelbeschrijving plus een korte annotatie, indien mogelijk vergezeld van een origineel exemplaar of een overdruk, te sturen aan B. Amjarso, Leerstoelgroep Taalbeheersing, Argumentatietheorie en Retorica, Universiteit van Amsterdam, Spuistraat 134, 1012 VB Amsterdam.
Gebruikte afkortingen
|
AA |
Argumentation & Advocacy |
ARGU |
Argumentation |
CM |
Communication Monographs |
CT |
Communication Theory |
DP |
Discourse Processes |
IL |
Informal Logic |
PC |
Pragmatics & Cognition |
PhRh |
Philosophy & Rhetoric |
TvT |
Tijdschrift voor Taalbeheersing |
| |
Abi-El-Mona, Issam & Fouad Adb-El-Khalick 2006
‘Argumentative discourse in a high school chemistry classroom’. In School Science & Mathematics, vol. 106, no. 8, pp. 349-361.
In dit artikel doen de auteurs verslag van een empirische studie naar de verschillende argumentatiestructuren en -schema's die gebruikt worden door scheikundeleerlingen van een middelbare school in een drietal contexten. Uit de studie bleek dat de leerlingen slechts een beperkt aantal argumenten gebruiken en dat die meestal gekenmerkt worden door een onvolledige structuur. Daarnaast bleek dat de gebruikte argumentatieschema's varieerden in elk van de drie onderzochte contexten.
| |
| |
| |
Amjarso, Bilal 2006a
‘Bibliografie argumentatietheorie 2005’. In TvT, jrg. 28, nr. 4, pp. 361-372.
| |
Amjarso, Bilal 2006b ARGU, vol. 20, no. 4, pp. 417-420.
Commentaar op David Zarefsky ‘Strategic maneuvering through persuasive definitions: Implications for dialectic and rhetoric’.
| |
Andone, Corina 2006
ARGU, vol. 20, no. 4, pp. 541-543.
Commentaar op Edo Rigotti ‘Relevance of context-bound loci to topical potential in the argumentation stage’.
| |
Atkinson, Katie, Trevor Bench-Capon & Peter McBurney 2006a
‘Computational representation of practical argument’. In Synthese, vol. 152, no. 2, pp. 157-206.
In dit artikel gaan de auteurs in op de overtuigingskracht van praktisch redeneren en bespreken ze de problemen met betrekking tot het redeneren over handelingen. Voortbouwend op het werk van Walton stellen zij voor praktisch redeneren te beschouwen als een aannemelijke rechtvaardiging voor een activiteit, samen met kritische vragen voor deze rechtvaardiging. Op basis hiervan ontwikkelen zij een interactieprotocol, genaamd PARMA, voor dialogen over mogelijke handelingen en bespreken ze de toepassing van dit protocol in de context van bemiddeling (mediation).
| |
Atkinson, Katie, Trevor Bench-Capon & Peter McBurney 2006b
‘PARMENIDES: Facilitating deliberation in democracies’. In Artificial Intelligence and Law, vol. 14, no. 4, pp. 261-275.
In dit artikel richten de auteurs zich op het dilemma waarmee overheden en andere groepen die geïnteresseerd zijn in de mening van burgers geconfronteerd worden: internettechnologie verschaft de middelen voor een publieke dialoog, maar het biedt geen middelen aan om die dialogen op een gestructureerde manier te voeren. De auteurs beschrijven een geïmplementeerd systeem, genaamd PARMENIDES, dat het mogelijk maakt op een gestructureerde manier over een voorgestelde handeling te discussiëren zonder dat bepaalde kennis van de onderliggende argumentatietheorie is vereist.
| |
Battersby, Mark 2006
‘Applied epistemology and argumentation in epidemiology’. In IL, vol. 26, no. 1, pp. 41-62.
In dit artikel moedigt de auteur informele logici en diegenen die geïnteresseerd zijn in toegepaste epistemologie aan om epidemiologie als een paradigmatische wetenschap te beschouwen die op cruciale punten afhankelijk is van argumentatie om beweringen te rechtvaardigen.
| |
Benoit, L. & Andrew A. Klyukovski 2006
‘A Functional analysis of 2004 Ukrainian presidential debates’. In ARGU, vol. 20, no. 2, pp. 209-225.
In dit artikel passen de auteurs de Functional Theory of Political Campaign Discourse | |
| |
toe in de analyse van op televisie uitgezonden presidentiële debatten in Oekraïne in 2004. Deze analyse laat zien dat toejuichen de meest voorkomende functie is, gevolgd door ‘aanvallen’ en vervolgens ‘verdedigen’.
| |
Biro, John &Harvey Siegel 2006
‘In defense of the objective epistemic approach to argumentation’. In IL, vol. 26, no. 1, pp. 91-101.
In dit artikel verdedigen de auteurs een objectieve versie van de epistemische benadering van argumentatie. Eerst bespreken zij enkele algemene voordelen van deze benadering en vervolgens onderzoeken ze de manieren waarop de verschillende versies van de epistemische benadering functioneren met betrekking tot de theorie over drogredenen. Ze betogen dat de objectieve versie een betere beschrijving geeft van de cirkelredenering dan de subjectivistische versie.
| |
Boger, George 2006
‘Humanist principles underlying philosophy of argument’. In IL, vol. 26, no. 2, pp. 149-174.
In dit artikel analyseert de auteur het denken van enkele prominente argumentatiefilosofen met het doel algemene principes van dit denken te vinden. De auteur toont aan dat een groeiende aandacht voor dialogische pragmatiek beter gewaardeerd kan worden wanneer deze benadering niet als deel van de toegepaste epistemologie wordt gezien, maar als deel van de toegepaste ethiek. De auteur vraagt zich tot slot af of de argumentatiefilosofie een impliciete, onderliggend morele, of zelfs politieke houding inneemt.
| |
Braet, Antoine 2006
‘De lijst met drogredenen in Aristoteles’ Rhetorica (2.24)’. In TvT, jrg. 28, nr. 1, pp. 26-38.
In dit artikel bespreekt de auteur het heterogene karakter van tien drogredenen in Aristoteles’ Rhetorica (2.24). De auteur laat zien dat deze drogredenen ontstaan vanuit vier bronnen. De auteur gaat na of Aristoteles de tien drogredenen in termen van kritische vragen bij argumentatieschema's bespreekt.
| |
Brooks, C. Darren &Allan Jeong 2006
‘Effects of pre-structuring discussion threads on group interaction and group performance in computer-supported collaborative argumentation’. In Distance Education, vol. 27, no. 3, pp. 371-390.
Dit artikel doet verslag van een empirische studie naar de gevolgen van het vooraf structureren van discussieonderwerpen in groepsdiscussies. De bevindingen wijzen uit dat discussieonderwerpen die vooraf gestructureerd zijn de frequentie van de uitwisseling van argumenten en kritische reacties daarop kunnen verhogen.
| |
Cantù, Paola &Testa Italo 2006
Teorie dell'argomentazione. Un'introduzione alle logiche del dialogo (Theorieën over argumentatie. Een inleiding tot de logica's van de dialoog). Milaan: Mondadori.
Handboek waarin toonaangevende argumentatietheorieën uit de tweede helft van de 20e eeuw besproken worden vanuit het perspectief van de logica van de dialoog. De auteurs maken onderscheid tussen descriptieve benaderingen en normatieve benaderingen, tussen | |
| |
formele en informele benaderingen, en tussen benaderingen die uitgaan van rationaliteit en benaderingen die uitgaan van dialogisch-dialectische intersubjectiviteit. Ze bespreken de nieuwe retorica van Perelman, de theorie van argumenten van Toulmin, de logica van Grize, de informeel-logische benadering van Blair en Johnson, Groarke, Govier, Woods, Walton en Gilbert, de logica van Lorenzen, de dialectica van Hamblin, de formele dialectiek van Barth, de interrogative logica van Hintikka, de conversationele logica van Grice, de pragma-dialectiek van Van Eemeren en Grootendorst, de nieuwe dialectiek van Walton en Krabbe en de normatieve pragmatiek van Habermas, Brandom en Apel.
| |
Chesñevar, Carlos I., Ramón Brena & José L. Aguirre 2006
‘Solving power and trust conflicts through argumentation in agent-mediated knowledge distribution’. In International Journal of Knowledge Based Intelligent Engineering Systems, vol. 10, no. 4, pp. 263-276.
In dit artikel stellen de auteurs een argumentatieve benadering voor om het probleem van kennis- en informatieverdeling in organisaties op te lossen. Deze benadering is gebaseerd op het integreren van het JITIK multi-agent-systeem in het Defeasible Logic Programming (DeLP). De auteurs tonen aan hoe machtsrelaties, delegering en vertrouwen kunnen worden geïncorporeerd in hun systeem in termen van DeLP, zodanig dat het dialectisch argumentatieproces de kern van een besluit vormt.
| |
Chesñevar, Carlos I., Ana Gabriela Maguitman & Guillermo Ricardo Simari 2006
‘Argument-based critics and recommenders: A qualitative perspective on user support systems’. In Data & Knowledge Engineering, vol. 59, no. 2, pp. 293-319.
In dit artikel presenteren de auteurs een nieuwe benadering voor het integreren van gebruikersondersteunende systemen die in samenwerking met de gebruiker moeten leiden tot de verwezenlijking van een reeks op de computer uit te voeren taken met behulp van een ‘defeasible’ argumentatiekader. Het uiteindelijke doel is het verbeteren van praktische redeneervaardigheden van bestaande systemen.
| |
Dung, P.M., R.A. Kowalski & F. Toni 2006
‘Dialectic proof procedures for assumption-based, admissible argumentation’. In Artificial Intelligence, vol. 170, no. 2, pp. 114-159.
In dit artikel ontwikkelen de auteurs bepaalde dialectische bewijsprocedures voor argumentatie die is gebaseerd op vooronderstellingen. Deze bewijsprocedures zijn volgens de auteurs gespecificeerd voor conventionele logica's en zij laten zien hoe die procedures vertaald kunnen worden zodat ze ook toepasbaar zijn op een dialectisch argumentatiesysteem.
| |
Eemeren, Frans H. van 2006
‘The pragma-dialectical theory of argumentation’. In B.B. Whaley & W. Samter (Red.), Explaining communication. Contemporary theories and exemplars. Mahwah, NJ-London: Lawrence Erlbaum Associates, pp. 351-382.
In deze bijdrage aan een bundel over hedendaagse communicatietheorieën zet de auteur de pragma-dialectiek uiteen en gaat hij in op de manier waarop argumentatie in deze theorie als een vorm van communicatie wordt opgevat.
| |
| |
| |
Eemeren, Frans H. van, Bart Garssen & Bert Meuffels 2006
‘Apples and oranges, peer pressure, and other such troublemakers: Ordinary arguers’ opinions about violations of the pragma-dialectical argument scheme rule’. In Patricia Riley (Red.), Engaging argument. Selected papers from the 2005 NCA/AFA summer conference on argumentation sponsored by the National Communication Association, the American Forensic Association and the University of Utah. Alta: National Communication Association, pp. 445-452.
Dit artikel is een rapportage van een empirisch onderzoek naar de opvattingen van gewone taalgebruikers over het drogredelijk gebruik van argumentatieschema's. Uit de resultaten blijkt dat taalgebruikers deze drogredenen doorgaans afwijzen.
| |
Eemeren, Frans H. van, Michael D. Hazen, Peter Houtlosser & David C. Williams (Red.) 2006 Contemporary perspectives on argumentation: Views from the Venice Argumentation Conference. Amsterdam: SicSat.
Deze bundel bevat lezingen die zijn geselecteerd uit de proceedings van de verschillende ‘Biennial Wake Forest Argumentation Conferences’, waarvan de meeste afkomstig zijn van de ‘Fifth Quadrennial Venice Argumentation Conference’ die in Venetië in juni 2004 werd gehouden. De thema's die in de 16 opgenomen presentaties worden behandeld kunnen in twee hoofdthema's worden samengevat: de toenemende samenwerking van verschillende theoretische benaderingen van argumentatie en de toenemende voorkeur voor de toegepaste dimensie van onderzoek naar argumentatie. De bijdragen aan deze bundel zijn van Lilian Bermejo Luque, Frans H. van Eemeren en Peter Houtlosser, Eveline T. Feteris, Dale Hample, Michael David Hazen, Hanns Hohmann, Thomas A. Hollihan en Patricia Riley, Narahiko Inoue en Mika Nakano, Sally Jackson en Scott Jacobs, Lázló I. Komlósi, Christian Plantin, M.A. van Rees, A. Francisca Snoeck Henkemans, Takeshi Suzuki en Frans H. van Eemeren, Marilyn J. Young en Igor Ž. Žagar.
| |
Eemeren, Frans H. van & Peter Houtlosser 2006a
‘Strategisch manoeuvreren, het model van een kritische discussie en conventionele actietypen’. In TvT, jrg. 28, nr. 1, pp. 1-14.
In dit artikel bespreken de auteurs de mogelijkheden voor strategisch manoeuvreren in conventionele actietypen. De auteurs gaan na hoe een actietype verschilt van een kritische discussie en concentreren zich op drie conventionele actietypen. Vervolgens laten ze zien wat de mogelijkheden en beperkingen van het actietype zijn om strategisch te manoeuvreren.
| |
Eemeren, Frans H. van & Peter Houtlosser 2006b
‘Strategic maneuvering: A synthetic recapitulation’. In ARGU, vol. 20, no. 4, pp. 381-392.
In deze inleiding voor het themanummer over perspectieven op strategisch manoeuvreren geven de auteurs een samenvatting van de diverse stappen die hebben geleid tot het concept van strategisch manoeuvreren. Het concept fungeert als een middel om duidelijk te maken hoe dialectische en retorische doelen met elkaar in overeenstemming kunnen worden gebracht. Een wijze van strategisch manoeuvreren die in het artikel nader wordt geanalyseerd, is het wijzen op een inconsistentie.
| |
| |
| |
Eemeren, Frans H. van & Peter Houtlosser (Red.) 2006c Variaties op een thema. Opstellen over de rationaliteit van verbale communicatie van M.A. van Rees. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Dit boek, dat is uitgebracht naar aanleiding van de pensionering van M.A. van Rees, bevat dertien opstellen die zij in haar loopbaan over diverse onderwerpen met betrekking tot de rationaliteit van verbale communicatie heeft gepubliceerd. Deze onderwerpen zijn: de organisatie van argumentatieve gesprekken, de functies van herhalingen en herformuleringen in argumentatieve discussies, de rationaliteit en redelijkheid van ‘probleemoplossende’ discussies en de dissociatie van begrippen in argumentatieve teksten.
| |
Eemeren, Frans H. van & Peter Houtlosser 2006d
‘A pragma-dialectical view of strategic manoeuvring in argumentative discourse’. In S. Bonfiglioli & C. Marmo (Red.), Retorica e scienze del linguiaggio. Teorie e pratiche dell'argumentazione e della persuasione. Rome: Aracne, pp. 153-166.
In deze bijdrage bespreken de auteurs hun opvatting van strategisch manoeuvreren binnen de pragma-dialectische argumentatietheorie waarin zowel inzichten uit de retorica als de dialectiek zijn geïntegreerd.
| |
Eemeren, Frans H. van & Peter Houtlosser 2006e
‘The case of pragma-dialectics’. In S. Parsons, N. Maudet, P. Moraitis, & I. Rahwan (Red.), Argumentation in multi-agent systems, second international workshop, ArgMAS 2005, Utrecht, The Netherlands, July 26, 2005, revised selected and invited Papers. Lecture Notes in Computer Science 4049. Berlin etc.: Springer, pp. 1-28.
In deze bijdrage bespreken de auteurs de pragma-dialectische argumentatietheorie en de wijze waarop in deze theorie inzichten uit de retorica en uit de dialectica zijn samengebracht.
| |
Eemeren, Frans H. van & Peter Houtlosser 2006f
‘Countering fallacious moves’. In Patricia Riley (Red.), Engaging argument. Selected papers from the 2005 NCA/AFA summer conference on argumentation sponsored by the National Communication Association, the American Forensic Association and the University of Utah. Alta: National Communication Association, pp. 432-437.
In deze bijdrage bespreken de auteurs de verschillende manieren waarop in een kritische discussie op een drogredelijke zet gereageerd kan worden. De auteurs gaan na hoe een discussiant zodanig kan reageren op een door hem als drogredelijk ervaren zet dat de discussie alsnog op een redelijke wijze kan worden opgelost.
| |
Eemeren, Frans H. van & Peter Houtlosser 2006g
‘Het pareren van drogredelijke zetten’. In H. Hoeken, B. Hendriks & P.J. Schellens (Red.), Studies in taalbeheersing 2. Assen: van Gorcum, pp. 32-40.
In deze bijdrage gaan de auteurs in op de manier waarop een discussiant op een drogreden reageert. De auteurs betogen dat het uiteindelijk aan de discussiant zelf is om vast te stellen dat er iets is misgegaan en daar op een adequate manier op te reageren. Ten aanzien van dit probleem worden ook de benaderingen van Erik Krabbe en Scott Jacobs besproken. De auteurs gaan na wat de voor- en nadelen zijn van beide benaderingen en komen vervolgens meteen mogelijke oplossing.
| |
| |
| |
Enschot, Renske van, Hans Hoeken & Margot van Mulken 2006
‘Retoriek in reclame. Waardering voor verbo-picturale retorische vormen’. In TvT, jrg. 28, nr. 2, pp. 142-158.
Dit artikel doet verslag van een experiment waarin werd ingegaan op het effect van verbo-picturale schema's en tropen op de waardering voor advertenties. De resultaten tonen aan dat de advertenties waarin verbo-picturale tropen worden gebruikt, net als de advertenties die retorische vormen bevatten, lager gewaardeerd worden dan de advertenties met verbo-picturale schema's.
| |
Feteris, T. Eveline 2006
‘Complexe argumentatie op basis van doelen en gevolgen bij de toepassing van rechtsregels’. In TvT, jrg. 28, nr. 1, 15-25.
In dit artikel ontwikkelt de auteur een model voor de reconstructie van argumentatie waarin een juridische beslissing gerechtvaardigd wordt door te wijzen op de gevolgen vanuit het perspectief van het doel van de regel. De auteur gebruikt hierbij de pragma-dialectische argumentatietheorie voor het reconstrueren van complexe vormen van argumentatie en past dit model toe bij de reconstructie van twee praktijkvoorbeelden.
| |
Freeman, James B. 2006
‘Argument strength, the Toulmin Model, and ampliative probability’. In IL, vol. 26, no. 1, pp. 25-40.
In dit artikel betoogt de auteur dat Cohens concept van inductieve en ‘ampliatieve’ waarschijnlijkheid opheldering kan geven voor de kracht van niet-demonstratieve argumenten die in overeenstemming zijn met het Toulminmodel. De ‘data’ en de ‘claims’ van dergelijke argumenten worden volgens de auteur als bijzondere verklaringen geclassificeerd, terwijl de ‘warrant’ zowel epistemisch als empirisch, institutioneel of evaluatief kan worden geclassificeerd. De auteur laat zien dat de ‘backing’ en de weerleggende overwegingen variëren in relatie tot het epistemische type van de ‘warrant’, maar dat het begrip van ‘ampliatieve’ waarschijnlijkheid voor argumenten in elk geval door een ‘warrant’ van een bepaald type wordt gekenmerkt.
| |
Garssen, Bart 2006
‘Letterlijke en figuurlijke vergelijkingen’. In H. Hoeken, B. Hendriks en P.J. Schellens (Red.) Studies in taalbeheersing 2. Assen: Van Gorcum, pp. 53-61.
In dit artikel betoogt de auteur dat alleen de letterlijke vergelijking en argumentatie op basis van het rechtvaardigheidsbeginsel gezien kunnen worden als varianten van het pragma-dialectische argumentatieschema dat gebaseerd is op een vergelijkingsrelatie, en dat dit bij nadere beschouwing niet geldt voor de figuurlijke vergelijking.
| |
Garssen, Bart & Francisca Snoeck Henkemans (Red.) 2006 De redelijkheid zelve. Tien pragma-dialectische opstellen voor Frans van Eemeren. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Deze bundel bevat tien artikelen ter gelegenheid van de zestigste verjaardag van Frans van Eemeren geschreven door collega's van wie de meeste promovendi en ex-promovendi zijn. Elk artikel behandelt een van de tien ‘regels voor een kritische discussie’ die Frans van Eemeren samen met Rob Grootendorst heeft opgesteld. De bijdragen zijn van Eveline Fe- | |
| |
teris, Bart Garssen, Peter Houtlosser, Henrike Jansen, Jan Albert van Laar, Bert Meuffels, José Plug, Leah Polcar, Agnès van Rees, Francisca Snoeck Henkemans en Jean Wagemans.
| |
Goodwin, Charles 2006
‘Retrospective and prospective orientation in the construction of argumentative moves’. In Text & Talk, vol. 26, no. 4-5, pp. 443-461.
De auteur geeft een analyse van de manier waarop tegengestelde uitingen in een argument geconstrueerd worden door een gelijktijdige oriëntatie op (a) een gedetailleerde structuur van de voorafgaande tegengestelde uiting en (b) het door die uiting ontworpen toekomstige handelingstraject. De auteur betoogt dat door dergelijke praktijken de deelnemers elkaar behandelen als cognitief complexe, wederkerende actoren die door de keuzen die zij maken een nieuwe vorm geven aan het betwiste sociale landschap.
| |
Graff, Richard &Wendy Winn 2006
‘Presencing ‘Communion’ in Chaïm Perelman's New Rhetoric’. In PhRh, vol. 39, no. 1, pp. 45-71.
In dit artikel bespreekt de auteur Chaïm Perelmans analyse van het concept ‘communion’ met het doel de implicaties voor deze onderzoeksgebieden duidelijk te maken. De auteur betoogt dat het idee van ‘verbondenheid’ (communion) een essentiële component is van de door Perelman voorgestelde nieuwe retorica die zowel een sociologische als een logisch-dialectische basis kent.
| |
Greco Morasso, Sara 2006a
‘Towards a multidisciplinary context-dependent model of the mediation practice’. In Studies in Communication Sciences, vol. 6, no. 2, pp. 281-292.
In dit artikel baseert de auteur zich op een communicatieve en argumentatieve opvatting van de praktijk van conflictoplossing in bemiddeling (mediation). De auteur toont de relevantie van de geïnstitutionaliseerde en interpersoonlijke dimensies in de context van bemiddeling met betrekking tot het ontwerp van argumenten voor conflictoplossing.
| |
Greco Morasso, Sara 2006b ARGU, vol. 20, no. 4, pp. 393-398.
Commentaar op Frans H. van Eemeren & Peter Houtlosser ‘Strategic maneuvering: A synthetic recapitulation’.
| |
Hahn, Ulrike & Mike Oaksford 2006a
‘A normative theory of argument strength’. In IL, vol. 26, no. 1, pp. 1-24.
In dit artikel pleiten de auteurs voor een normatieve theorie waarin de kracht van argumenten tot uitdrukking gebracht kan worden. Ze bespreken de algemene kenmerken van de kracht van argumenten en betogen dat die kenmerken een ‘Bayesiaanse’ benadering wenselijk maken.
| |
Hahn, Ulrike & Mike Oaksford 2006b
‘A Bayesian approach to informal argument fallacies’. In Synthese, vol. 152, no. 2, pp. 207-236.
In dit artikel bespreken de auteurs drie klassieke drogredenen:argumentum ad ignorantiam, | |
| |
petitio principii, en het slippery slope argument. De auteurs geven een ‘Bayesiaanse’ analyse van deze klassieke vormen van argumentatie en een herformulering van de voorwaarden waaronder (niet)legitieme vormen van argumentatie worden gevormd.
| |
Hannken-Illjes, Kati 2006
‘In the field - the development of reasons in criminal proceedings’. In ARGU, vol. 20, no. 3, pp. 309-325.
In dit artikel legt de auteur een benadering uit van het bestuderen van juridische argumentatie op basis van een etnografische methodologie door de ‘topische regels’ te specificeren waar de deelnemers in misdaadrechtszaken gebruik van maken. De auteur betoogt dat het bestuderen van wat telt als een goede reden en hoe de argumenten gebruikt, besproken en geëvalueerd worden binnen het strafrecht, licht zou kunnen werpen op de praktijk van het vormen van feiten en komen tot besluiten.
| |
Hoeken, Hans & L. Hustinx 2006
‘De relatieve overtuigingskracht van anekdotische en statistische evidentie: Welke rol speelt het argumentatietype’. In Hans Hoeken, Berna Hendriks en Peter Jan Schellens (Red.), Studies in taalbeheersing 2. Assen: Van Gorcum, pp. 98-107.
In deze bijdrage doen de auteurs verslag van een experiment waarin de relatieve overtuigingskracht van anekdotische en statistische evidentie wordt onderzocht door systematisch het argumenttype te manipuleren. Uit het experiment is gebleken dat taalgebruikers gevoelig zijn voor verschillen in argumenttype bij de evaluatie van argumenten.
| |
Hornikx, Jos 2006
‘De overtuigingskracht van normatief sterke en normatief zwakke expert-evidentie in Nederland en Frankrijk’. In Hans Hoeken, Berna Hendriks en Peter Jan Schellens (Red.), Studies in taalbeheersing 2. Assen: Van Gorcum, pp. 120-131.
Dit artikel doet verslag van twee studies naar de overtuigingskracht van normatief sterke en normatief zwakke expertevidentie in Nederland en Frankrijk. Uit de eerste studie bleek dat er een klein cultuurverschil bestaat tussen Nederland en Frankrijk in de relatieve overtuigingskracht van de twee soorten expertevidenties. In de tweede studie gingen de auteurs na of dit kleine verschil aan de hoge status van de expert toe te schrijven is. Deze studie laat zien dat dat niet het geval is.
| |
Houtlosser, Peter & Agnès van Rees (Red.) 2006 Considering Pragma-Dialectics. A festschrift for Frans H. van Eemeren on the occasion of his 60th birthday. Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum Associates.
Deze naar aanleiding van de 60e verjaardag van Frans van Eemeren gepubliceerde bundel bevat bijdrages van 26 argumentatietheoretici over de pragma-dialectische argumentatietheorie. De bijdragen zijn van John Biro en Harvey Siegel; J. Anthony Blair; Marian Doury; Maurice A. Finocchiaro; James B. Freeman; G. Thomas Goodnight; Trudy Govier; Hans Villhelm Hansen; David Hitchcock; Scott Jacobs en Sally Jackson; Ralph H. Johnson; Fred J. Kauffeld; Manfred Kienpointner; László I. Komlósi; Erik C.W. Krabbe; Michael Leff; Ana Maria Vicuña en Celso López; Brigitte Mral; Daniel J. O'Keefe; Christian Plantin; Eddo Rigotti, Andrea Rocci en Sara Greco; Tatyana P. Tretyakova; Douglas Walton en David M. Godden; John Woods en David Zarefsky.
| |
| |
| |
Hoven, Paul van den 2006
‘Causale connectieven in argumentatietheoretisch perspectief’. In TvT, jrg. 28, nr. 4, pp. 302-322.
In dit artikel betoogt de auteur dat causale connectieven mede de betekenis van een causale relatie kunnen constitueren en dat dit veelal gebeurt in het kader van de taalhandeling argumenteren. De auteur gaat vervolgens in op de relevantie van argumentatietheoretische concepten bij corpuslinguïstisch onderzoek naar een verklaring voor de distributie van causale connectieven in het Nederlands.
| |
Hunt, Stephen K., Kevin R. Meyer &Lance R. Lippert 2006a
‘Implications of student's cognitive styles for the development of argumentation skills’. In AA, vol. 42, no. 3, pp. 157-163.
In dit artikel onderzoeken de auteurs de communicatieve uitwerking van cognitieve stijlen onder studenten en de overeenkomsten en verschillen tussen instructiestrategieën en hun cognitieve stijl in argumentatie- en debatcursussen. De auteurs baseren hun studie op het werk van Herman Witkin. Volgens de auteurs hebben hun bevindingen implicaties voor argumentatie-instructies.
| |
Hunt, Stephen K., Kevin R. Meyer &Lance R. Lippert 2006b
‘Missing the opportunity to advance argumentation instruction? Reply to Sellnow and Polcar’. In AA, vol. 42, no. 3, pp. 175-178.
In dit artikel reageren de auteurs op de commentaren die Deanna Sellnow en Leah E. Polcar gaven op hun essay. De auteurs stellen dat Polcars opvatting van argumentatie-instructie verenigbaar is met hun benadering en dat Sellnows benadering, hoewel zij de kwestie vanuit een cognitief perspectief opgevat heeft, net als die van Polcar in overeenstemming is met hun eigen benadering.
| |
Hustinx, L.R., R. van Enschot & H. Hoeken 2006
‘Argumentatiekwaliteit en overtuigingskracht in Elaboration Likelihood Model: Welke dimensies spelen een rol?’. In TvT, jrg. 28, nr. 1, pp. 39-53.
Dit artikel doet verslag van empirisch onderzoek waarin werd onderzocht of het soort argumentatie, de mate van de betrokkenheid van de ontvanger en de argumentkwaliteit op het gebied van de wenselijkheid tot een verschil in overtuigingskracht kunnen leiden. De auteurs gebruiken hierbij Petty en Cacioppo's (1986) Elaboration Likelihood Model. De resultaten wijzen erop dat alleen de argumentkwaliteit op het gebied van de wenselijkheid invloed heeft op de attitude.
| |
Ietcu, Isabela 2006
‘Argumentation, dialogue and conflicting moral economies in post-1989 Romania: An Argument against the trade union movement’. In Discourse & Society, vol. 17, no. 5, pp. 627-650.
In dit artikel analyseert de auteur een krantenartikel over de overgang in Roemenië naar een markteconomie met behulp van een analytisch kader dat bestaat uit een combinatie van kritische gespreksanalyse, de pragma-dialectische argumentatietheorie en een modaliteitstheorie. De auteur bespreekt verschillende argumentatieve drogredenen en relateert het strategisch manoeuvreren van de protagonist aan politieke strategieën en specifieke vormen van liberale gesprekken in postcommunistisch Roemenië.
| |
| |
| |
Innocenti Manolescu, Beth 2006
‘A normative pragmatic perspective on appealing to emotions in argumentation’. In ARGU, vol. 20, no. 3, pp. 327-343.
In dit artikel bespreekt de auteur de vraag of het doen van een beroep op emoties in argumentatie legitiem kan zijn en, zo ja, wat de beste manier is om dit te analyseren en te beoordelen. De auteur betoogt dat een normatief pragmatisch perspectief een completere opvatting biedt dan alleen een pragma-dialectisch, retorisch of informeel logisch perspectief. Daarnaast stelt de auteur een aantal normen vast voor discussianten en legt ze uit waarom het in sommige gevallen toegestaan kan zijn zich te beroepen op emoties.
| |
Irandoust, Hengameh 2006
‘The logic of critique’. In ARGU, vol. 20, no. 2, pp. 133-148.
In dit artikel probeert de auteur het concept van kritiek te definiëren door de eigenschappen en functies ervan toe te lichten en het van het vergelijkbare concept van beoordeling te onderscheiden. De auteur betoogt dat kritiek niet alleen op het argument maar ook op de proponent is gericht, en dat het zelfs als een argument beschouwd kan worden voor het rechtvaardigen van aannames over de positie van de proponent.
| |
Jacobs, Scott 2006
‘Nonfallacious rhetorical strategies: Lyndon Johnson's Daisy Ad’. In ARGU, vol. 20, no. 4, pp. 421-442.
In dit artikel stelt de auteur dat de traditionele concepten van een retorische strategie en een drogreden niet verenigbaar zijn. De auteur betoogt dat de normatieve pragmatiek een perspectief biedt waarin retorische strategieën de potentie hebben een constructieve bijdrage aan argumentatie te leveren en waarin drogredenen niet simpelweg schendingen van idealen zijn. Een van deze constructieve bijdrages, het ‘framen’ van zetten, wordt geïllustreerd aan de hand van Lyndon Johnsons campagnereclame uit 1964, bekend als de ‘Daisy-ad’.
| |
Jansen, Henrike 2006
‘De reductio ad absurdum: argumentatievorm versus argumentatieschema’. In TvT, jrg. 28, nr. 4, pp. 289-301.
In dit artikel gaat de auteur in op de vraag hoe reductio ad absurdum-argumentatie zich verhoudt tot de pragma-dialectische classificatie van argumentatieschema's. De auteur betoogt dat, hoewel deze argumentatievorm op pragmatische argumentatie lijkt, het daarvan onderscheiden moet worden en dat elke van de in de pragma-dialectiek onderscheiden hoofdtypen argumentatieschema's in een reductio-vorm kan worden gebruikt. De auteur concludeert dat reductio ad absurdum-argumentatie geen argumentatieschema is.
| |
Jeong, Allan &Gayle V. Davidson-Shivers 2006
‘The effects of gender interaction patterns on student participation in computer-supported collaborative argumentation’. In Educational Technology Research and Development, vol. 54, no. 6, pp. 543-568.
In dit artikel doet de auteur verslag van een studie naar responspatronen in gedachtewisselingen tussen mannen en vrouwen en de effecten hiervan op de deelname in vijf online debatten. De bevindingen lieten geen verschillen zien tussen mannen en vrouwen in het aantal geplaatste reacties. De in deze studie gehanteerde methode zou nuttig kunnen zijn | |
| |
voor toekomstig onderzoek naar groepsargumentatie en het verschil in deelname tussen mannen en vrouwen.
| |
Jovi i, Taeda 2006
‘The effectiveness of argumentative strategies’. In ARGU, vol. 20, no. 1, pp. 29-58.
In dit artikel analyseert de auteur de in Jovi i (2001) geïntroduceerde notie van effectiviteit van argumentatieve strategieën. De auteur bespreekt de meest relevante resultaten van theorieën gericht op redelijke discussies en theorieën gericht op overtuiging met het doel het mechanisme van argumentatieve effectiviteit toe te lichten. Tot slot wordt een procedure voorgesteld voor het beoordelen van de effectiviteit van argumentatieve strategieën.
| |
Kimball, Robert H. 2006
‘What's wrong with argumentum ad baculum? Reasons, threats, and logical norms’. In ARGU, vol. 20, no. 1, pp. 89-100.
In dit artikel plaatst de auteur de discussie over dreigementen in de context van de theorie over deugd, innerlijke groei, en het type sociale relaties die daarvoor het meest geschikt zijn. De auteur betoogt dat wat er over het algemeen verkeerd is aan ad baculum-argumentatie, onderzocht zou moeten worden in termen van de intenties, doelen en het karakter van degene die de bedreigingen uit, en de verschillen in de intentie en het doel waarvoor het dreigement geuit wordt. Op basis van de karaktereigenschappen van degenen die de bedreigingen uiten kunnen criteria geformuleerd worden voor het onderscheid tussen goedbedoelde en kwaadwillende bedreigingen.
| |
Kloosterhuis, Harm 2006
‘De reconstructie van politieke argumentatie in rechtelijke uitspraken’. In Hans Hoeken, Berna Hendriks en Peter Jan Schellens (Red.), Studies in taalbeheersing 2. Assen: Van Gorcum, pp. 167-175.
In deze bijdrage gaat de auteur na waarin politieke argumentatie in rechterlijke uitspraken zich onderscheidt van typisch juridische argumentatie en welke consequenties dat onderscheid heeft voor de analyse en de beoordeling van deze argumentatie. De auteur demonstreert aan de hand van een bekend ‘politiek’ arrest van de Hoge Raad welke twee soorten politieke argumenten moeten worden onderscheiden.
| |
Kopperschmidt, Josef (Red.) 2006
Die neue Rhetoric - Studien zu Chaim Perelman. Paderborn: Wilhelm Fink Verlag.
Deze bundel bevat artikelen over de nieuwe retorica van Chaim Perelman. De bijdragen aan deze bundel zijn van Ruth Amossy, Alberto Damiani, Marc Dominicy, Frans H. van Eemeren, Ekkehard Eggs, Manfred Kienpointner, Josef Kopperschmidt, Michel Meyer, Christian Plantin, Helmut Schanze en Thomas M. Seibert.
| |
Krabbe, Erik C.W. 2006
‘Niets dan bezwaren!’. In Hans Hoeken, Berna Hendriks en Peter Jan Schellens (Red.), Studies in taalbeheersing 2. Assen: Van Gorcum, pp. 176-187.
In deze bijdrage bespreekt de auteur vanuit een dialectisch perspectief twee drogredenen die met het maken van bezwaren te maken hebben. De auteur bepaalt de positie van bezwaren in dialoogprofielen en maakt een onderscheid tussen milde en sterke bezwaren. De | |
| |
auteur licht de anatomie van sterke bezwaren toe en schetst de dialectische procedure met betrekking tot deze bezwaren.
| |
Laar, Jan Albert van 2006a
‘Strategisch manoeuvreren door de geloofwaardigheid van de betoger aan te vallen’. In Hans Hoeken, Berna Hendriks en Peter Jan Schellens (Red.), Studies in taalbeheersing 2. Assen: Van Gorcum, pp. 188-199.
In deze bijdrage bespreekt de auteur het persoonlijk aanvallen van een betoger door erop te wijzen dat zijn standpunt niet strookt met zijn gedrag, als een vorm van strategisch manoeuvreren. De auteur bespreekt vervolgens de deugdelijkheidsvoorwaarden voor deze vorm van strategisch manoeuvreren.
| |
Laar, Jan Albert van 2006b
‘Don't say that!’. In ARGU, vol. 20, no. 4, pp. 495-510.
In deze bijdrage aan het themanummer analyseert de auteur een vorm van strategisch manoeuvreren in de confrontatiefase: een discussiant beschuldigt de andere discussiant ervan een standpunt naar voren te brengen dat sociaal schadelijke gevolgen heeft. De auteur gaat na wanneer deze vorm van strategisch manoeuvreren als deugdelijk mag worden beschouwd en welke voorwaarden nodig zijn om dat te kunnen vaststellen.
| |
Lee, Michael J. 2006
‘The Populist Chameleon: The People's Party, Huey Long, George Wallace, and the populist argumentative frame’. In Quarterly Journal of Speech, vol. 92, no. 4, pp. 355-378.
In dit artikel betoogt de auteur dat er een stijlvorm gevonden kan worden in de gecompliceerde geschiedenis van de populistische retoriek - door de auteur ‘populist argumentative frame’ genoemd - waarmee een deugdzaam mens ten opzichte van een machtige vijand kan worden gepositioneerd en waarmee minachting geuit kan worden ten aanzien van traditionele vormen van democratisch overleg en republikeinse vertegenwoordiging. Deze thema's worden getraceerd aan de hand van de retoriek van de People's Party, Huey Long, en George Wallace.
| |
Lessl, Thomas M. 2006 AA, vol. 42, no. 4, pp. 223-224.
Bespreking van Maurice A. Finocchiaro (2005), Arguments about arguments: systematic, critical and historical essays in logical theory. Cambridge: Cambridge University Press.
| |
Llewellyn, Nick 2006
‘Arguing against absent arguables: Organizing audience participation in political discourse’. In Discourse Studies, vol. 8, no. 5, pp. 603-625.
In dit artikel gaat de auteur na hoe mensen argumenteren in situaties waarbij een directe interactie is uitgesloten. Hij beschrijft hoe sprekers in zulke sociale situaties hun taalgebruik aanpassen om argumentatieve tegenreacties en series van actie-reactieparen te construeren.
| |
Manuti, Amelia, Michela Cortini & Giuseppe Mininni 2006
‘Rhetorical argumentation in Italian academic discourse’. In ARGU, vol. 20, no. 1, pp. 101-124.
| |
| |
Dit artikel doet verslag van een kritische gespreksanalyse en een diatekstuele analyse van twee voorbeelden van Italiaanse academische dialogen: de brieven van academische kandidaten om hoofd van de universiteit te worden en de inaugurele toespraken van deze hoofden aan het begin van het academische jaar. De resultaten wijzen uit dat in beide typen teksten, ondanks de verschillende doelen, gebruik gemaakt wordt van vergelijkbare discursieve en retorische strategieën.
| |
Marashi, Emad & John P. Davis 2006
‘An argumentation-based method for managing complex issues in design of infrastructural systems’. In Reliability Engineering & System Safety, vol. 91, no. 12, pp. 1535-1545.
In dit artikel presenteren de auteurs een methode gebaseerd op onderhandelen en argumenteren die kan helpen bij het oplossen van ingewikkelde kwesties in het ontwerpen van systemen voor infrastructuur. Er wordt gebruik gemaakt van een procesmatige benadering om bewijsmateriaal voor de prestatie en de betrouwbaarheid van het systeem te verzamelen en te verspreiden.
| |
Mason, Lucia & Fabio Scirica 2006
‘Prediction of students’ argumentation skills about controversial topics by epistemological understanding’. In Learning and Instruction, vol. 16, no. 5, pp. 492-509.
Dit artikel doet verslag van een empirische studie naar de bijdrage die een algemeen epistemologisch begrip kan leveren aan de argumentatievaardigheden van groep 8- leerlingen, na het controleren van hun kennis over en interesse in een onderwerp. Uit de studie bleek dat deze vorm van begrip een belangrijke voorspellende factor vormt voor de beheersing van de drie argumentatieve vaardigheden: het produceren van argumenten, tegenargumenten en weerleggingen.
| |
Mohammed, Dima 2006 ARGU, vol. 20, no. 4, pp. 443-445
Commentaar op Scott Jacobs ‘Nonfallacious rhetorical strategies: Lyndon Johnson's Daisy Ad’.
| |
Moor, Aldo de & Mark Aakhus 2006
‘Argumentation support: From technologies to tools’. In Communications of the ACM, vol. 49, no. 3, pp. 93-98.
In dit artikel gaan de auteurs na hoe informatietechnologieën die de argumentatieve praktijk van een bepaalde gemeenschap ondersteunen kunnen worden geselecteerd en ontworpen. De auteurs ontwerpen een diagnostische methode waarmee het ontwerp van het traditionele ‘Computer Supported Cooperative Work’ door middel van argumentatietheorie op systematische wijze kan worden uitgebreid.
| |
Pascual, Esther 2006
‘Questions in legal monologues: Fictive interaction as argumentative strategy in a murder trial’. In Text & Talk, vol. 26, no. 3, pp. 383-402.
In dit arikel gaat de auteur er van uit dat de communicatie binnen een typisch westerse rechtszitting uit een impliciete dialoog bestaat en richt zij zich op vier van de nog nauwelijks bestudeerde fictieve vragen die in een juridische monoloog worden behandeld. De auteur | |
| |
betoogt dat deze vragen een interactionele structuur geven aan de onderliggende dialoog en toont aan dat fictieve interactie een effectieve argumentatieve strategie kan zijn.
| |
Phillips, Kendall R. 2006
‘Rhetorical maneuvers: Subjectivity, power, and resistance’. In PhRh, vol. 39, no. 4, pp. 310-332.
In dit artikel bespreekt de auteur de kunst van de ‘retorische manoeuvre’ die gedefinieerd wordt als een tactiek voor het geven van toespraken. Deze tactiek komt erop neer dat de spreker zijn echte ‘subject’-positie ontkent en een andere aanneemt. De auteur bespreekt de voordelen en tekortkomingen van deze manoeuvre.
| |
Pickering, Barbara A. 2006
‘The American democracy project at work: Engaging citizens in argumentation’. In AA, vol. 42, no. 4, pp. 216-222.
Dit artikel doet verslag van een studie die gebaseerd is op de bevindingen van een ‘DebateWatch’ in 2004 waarin werd vastgesteld of Amerikaanse tv-kijkers presidentiële campagnedebatten waarderen, of de debatten de attitudes van kijkers jegens de kandidaten beïnvloeden en of een DebateWatch de stemintentie van kijkers beïnvloedt. De auteurs stellen een aantal manieren voor waarop een dergelijk evenement gebruikt kan worden om een gemeenschap bij het proces te betrekken en het begrip van argumentatie en debatteren te verhogen.
| |
Pigozzi, Gabriella 2006
‘Belief merging and the discursive dilemma: An argument-based account to paradoxes of judgment aggregation’. In Synthese, vol. 152, no. 2, pp. 285-298.
In dit artikel bespreekt de auteur een probleem dat bekend staat als het discursieve dilemma: een situatie waarin een meerderheidsstemming toegepast op proposities zoals premissen een andere uitslag oplevert dan een stemming toegepast op proposities die een conclusie vormen. De auteur introduceert een nieuwe procedure geïnspireerd op een operator die gedefinieerd is binnen de kunstmatige intelligentie.
| |
Plug, H. José 2006
‘Ad hominem-argumentatie in parlementaire debatten’. In Hans Hoeken, Berna Hendriks en Peter Jan Schellens (Red.), Studies in taalbeheersing 2. Assen: Van Gorcum, pp. 263-273.
In deze bijdrage onderzoekt de auteur met behulp van het begrip van strategisch manoeuvreren of en op welke manier politici proberen te voorkomen dat hun discussiebijdrage wordt bekritiseerd wanneer zij in een parlementair debat hun opponent persoonlijk aanvallen. De auteur gaat na in hoeverre institutionele kenmerken van het Nederlandse parlementaire debat van invloed zijn op de manier waarop politici persoonlijke aanvallen naar voren brengen.
| |
Polcar, Leah E. 2006
‘From dialectical theory to reflective practice: Response to Hunt, Meyer, and Lippert’. In AA, vol. 42, no. 3, pp. 169-174.
In dit artikel reageert de auteur op een artikel van Hunt, Meyer en Lippert waarin de drie auteurs de communicatieve manifestaties van cognitieve stijlen onder studenten bestuderen. De auteur beoordeelt hun opvatting van argumentatie als abstract en onpersoonlijk | |
| |
en vindt dat zij het argument als product beschouwen. Zij betoogt dat de beheersing van het naar voren brengen en beoordelen van argumentatie de volgende vaardigheden vereist: iemand moet goed kunnen redeneren en de relaties tussen argumenten en standpunten kunnen herkennen.
| |
Reed, Chris 2006
‘Representing dialogic argumentation’. In Knowledge-Based Systems, vol. 19, no. 1, pp. 22-31.
In dit artikel vergelijkt de auteur twee dialoogbenaderingen afkomstig uit twee verschillende vakgebieden: de descriptief normatieve benadering van de toegepaste filosofie en de formele toegepaste benadering van de computerwetenschappen. De auteur gaat in op de gelijkennissen tussen de twee benaderingen en ontwikkelt een middel voor het verwerken van dialogische argumentatie in een gebruikelijk formaat dat gebruik maakt van op XML-gebaseerde taal.
| |
Rees, M. Agnès van 2006a
‘Strategic maneuvering with dissociation’. In ARGU, vol. 20, no. 4, pp. 473-487.
In dit artikel gaat de auteur in op de mogelijkheden voor strategisch manoeuvreren door middel van dissociatie. De auteur beschrijft hoe dissociatie kan worden ingezet om de kritische redelijkheid en retorische doeltreffendheid te bevorderen in de vier argumentatiefasen van een kritische discussie.
| |
Rees, M. Agnès van 2006b
‘Dialectische normering van dissociatie’. In Hans Hoeken, Berna Hendriks en Peter Jan Schellens (Red.), Studies in taalbeheersing 2. Assen: Van Gorcum, pp. 274-284.
In deze bijdrage gaat de auteur na onder welke omstandigheden het gebruik van dissociatie in een kritische discussie dialectisch deugdelijk is. De auteur zet eerst uiteen met behulp van welke taalhandelingen dissociatie tot stand kan worden gebracht en vervolgens gaat ze na onder welke voorwaarden de uitvoering van deze taalhandelingen als deugdelijk kan worden beschouwd in het licht van de regels van een kritische discussie.
| |
Reznitskaya, Alina & Richard C. Anderson 2006
‘Analyzing argumentation in rich, natural contexts’. In IL, vol. 26, no. 2, pp. 175-198.
In dit artikel presenteren de auteurs de theoretische en methodologische aspecten van onderzoek naar de ontwikkeling van argumentatief taalgebruik bij leerlingen van de basisschool. De auteurs presenteren een theoretisch kader waarin de psychologische mechanismen verantwoordelijk voor de verwerving en overdracht van argumentatief taalgebruik worden gespecificeerd.
| |
Richardson, John E. & Albert Atkin 2006
‘You're being unreasonable’: Prior and passing theories of critical discussion’. In ARGU, vol. 20, no. 2, pp. 149-166.
In dit artikel bieden de auteurs een theorie van communicatieve interactie als aanvulling op de benadering van strategisch manoeuvreren zoals die is ontwikkeld door Van Eemeren en Houtlosser. In hun benadering gaan de auteurs na hoe een verschil van mening opgelost kan worden door zowel aan de dialectische redelijkheidsverplichtingen als aan de retorische ambities naar argumentatief succes tegemoet te komen. De auteurs richten zich in het bij- | |
| |
zonder op de pragma-dialectische regels voor een kritische discussie, strategisch manoeuvreren en drogredelijk redeneren.
| |
Rigotti, Edo 2006
‘Relevance of context-bound loci to topical potential in the argumentation stage’. In ARGU, vol. 20, no. 2, pp. 519-540.
In dit artikel bouwt de auteur voort op de stelling van Van Eemeren en Houtlosser dat een discussiant voordelig gebruik maakt van vindplaatsen (loci) in een strategische manoeuvre. Hij stelt een versie van de ‘topica’ voor waarin drie aspecten benadrukt worden. Dit zijn de sterke synergie van de topische en endoxische componenten in de opbouw van argumentatie, het gebruik van de topica in de analyse en beoordeling van argumenten, en de heuristische functie van de topica in het productieproces.
| |
Ritola, Juho 2006
‘Yet another run around the circle’. In ARGU, vol. 20, no. 2, pp. 237-244.
In dit artikel bespreekt de auteur een recente bewering van D.A. Truncellito dat men een onderscheid moet maken tussen logische en retorische drogredenen. De auteur betoogt dat dit onderscheid niet aanvaardbaar is en suggereert dat geldigheid geen voldoende criterium is voor een cirkelredenering.
| |
Rocci, Andrea 2006 ARGU, vol. 20, no. 4, pp. 511-517.
Commentaar op J.A. van Laar ‘Don't say that!’
| |
Rowe, Glenn, Fabrizio Macagno, Chris Reed & Douglas Walton 2006
‘Araucaria as a tool for diagramming arguments in teaching and studying philosophy’. In Teaching Philosophy, vol. 29, no. 2, pp. 111-124.
In dit artikel legt de auteur uit hoe men een gratis op internet te verkrijgen computerprogramma voor ‘argumentdiagramming’ kan gebruiken om kritisch denken in de klas te verbeteren. De auteurs presenteren een aantal voorbeelden samen met de bevindingen van een experiment waarin de bruikbaarheid van dit systeem voor een aantal universiteitsstudenten werd getest.
| |
Rowland, Robert C. 2006
‘Campaign argument and the liberal public sphere: A case study of the process of developing messages in a congressional campaign’. In AA, vol. 42, no. 4, pp. 206-215.
In dit artikel maakt de auteur gebruik van een voorbeeld van een campagne om de manier van redeneren binnen de publieke sfeer te onderzoeken. Met behulp van ‘de theorie van de publieke sfeer’ test de auteur de kwaliteit van publieke discussies over immigratie en terrorisme tijdens de campagne van congreslid Dennis Moore in 2004. De auteur betoogt dat ‘de liberale publieke sfeer’ ondanks bepaalde tekortkomingen in de campagne en de mediadekking van de kwesties, zijn publiek toch goed inlicht.
| |
Rubinelli, Sara 2006a
‘The Ancient argumentative game: τόποι and loci in action’. In ARGU, vol. 20, no. 3, pp. 253-272.
| |
| |
In dit artikel geeft de auteur een uitleg van de argumentatieve strategieën die bekend staan als topoi. Zij bespreekt en vergelijkt vier typen topoi ter inspiratie voor historische reconstructies van het topoisysteem van Aristoteles en voor moderne theorievorming van argumentatie waarin de topoi nog altijd volop in de aandacht staan.
| |
Rubinelli, Sara 2006b ARGU, vol. 20, no. 4, pp. 489-493.
Commentaar op M.A. van Rees ‘Strategic maneuvering with dissociation’.
| |
Rubinelli, Sara & Peter J. Schulz 2006
‘Let me tell you why!’. When argumentation in doctor-patient interaction makes a difference’. In ARGU, vol. 20, no. 3, pp. 353-375.
In dit artikel gaan de auteurs in op de aard, het gebruik en de voordelen van argumentatie in de communicatie tussen arts en patiënt. De auteurs zijn van mening dat een arts argumentatie kan gebruiken als middel om het besluitvormingproces te bevorderen, maar ook om de institutionele relatie tussen de arts en de patiënt te behouden.
| |
Rubinelli, Sara, Kent Nakamoto, Peter J. Schulz & Luis de Saussure 2006
‘What are we to think about direct-to-consumer advertising? A case-study in the field of misinterpreted argumentation’. In Studies in Communication Sciences, vol. 6, no. 2, pp. 337-348.
Dit artikel doet verslag van een pilotstudy waarin is nagegaan of consumentenadvertenties voor geneesmiddelen informatie bevatten die is weergegeven in een misleidende argumentatiestructuur. De auteurs maken hierbij gebruik van perspectieven uit de argumentatietheorie en het marketingonderzoek om vast te stellen of de doelgroep de argumentatie als argumentatief opvat, en zo ja, welke expliciete en impliciete elementen van de argumentatie de basis vormen voor de conclusies die de doelgroep trekt.
| |
Schellens, Peter Jan 2006
‘Bij vlagen loepzuiver’: Over argumentatie en stijl in betogende teksten’. In TvT, jrg. 28, nr. 4, pp. 346-360.
Dit artikel is een verkorte versie van de oratie die de auteur op 19 mei 2006 hield bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar van Taalbeheersing van het Nederlands aan de Radbout Universiteit Nijmegen. In het eerste gedeelte van het artikel gaat de auteur in op het lopend onderzoek naar de evaluatiecriteria bij de beoordeling van verschillende soorten teksten en in het tweede deel bespreekt hij het recente onderzoek naar ‘taalintensiteit’. Vervolgens gaat hij in op wat deze onderzoeken voor het vak taalbeheersing betekenen.
| |
Schilperoord, Joost 2006 TvT, jrg. 28, nr. 3, pp. 265-271.
Bespreking van Renske van Enschot (2006), Retoriek in reclame; waardering voor schema's en tropen in tekst en beeld. Dissertatie Faculteit Letteren, Katholieke Universiteit Nijmegen.
| |
Schulz, Peter J. 2006 ARGU, vol. 20, no. 4, pp. 467-471.
Commentaar op Christopher W. Tindale ‘Constrained maneuvering: Rhetoric as a rational enterprise’.
| |
| |
| |
Scofield, R.G. 2006
‘The economic, political, strategic, and rhetorical uses of simple constructive dilemma in legal argument’. In ARGU, vol. 20, no. 1, pp. 1-14.
In dit artikel betoogt de auteur dat het eenvoudige constructieve dilemma onder relatieve omstandigheden van onzekerheid een waardevolle argumentatievorm is. De auteur gaat in op het strategische, politieke, retorische en vooral economische nut van het eenvoudige constructieve dilemma voor advocaten en rechters.
| |
Sellnow, Deanna 2006
‘Moving the debate about argumentation pedagogy to the next level: Response to Hunt, Meyer, and Lippert’. In AA, vol. 42, no. 3, pp. 164-168.
In dit artikel reageert de auteur op een artikel van Hunt, Meyer en Lippert waarin deze auteurs ingaan op de communicatieve manifestaties van cognitieve stijlen van studenten. Sellnow bekritiseert deze auteurs omdat ze het doen lijken alsof Toulmins model daarbij niet meer bruikbaar is. Een tweede kritiekpunt is dat er meerdere modellen van leerstijlen bestaan, waarvan geen enkele als superieur wordt beschouwd.
| |
Sherry, David 2006
‘Formal logic for informal logicians’. In IL, vol. 26, no. 2, pp. 199-220.
In dit artikel introduceert de auteur het zogeheten PL-systeem (propositional logic minus the funny business) dat gebaseerd is op het idee dat paradigmatisch geldige argumentievormen het gevolg zijn van rechtvaardigend en verklarend taalgebruik. De auteur betoogt dat het PL-systeem de uit de klassieke logica stammende contra-intuïtieve resultaten kan helpen voorkomen.
| |
Simon, Shirley, Sibel Erduran & Jonathan Osborne 2006
‘Learning to teach argumentation: Research and development in the science classroom’. In International Journal of Science Education, vol. 28, no. 2-3, pp. 235-260.
Dit artikel doet verslag van een empirische studie naar argumentatie-instructie in lessen over wetenschap op middelbare scholen. Om de kwaliteit van lerarenargumentatie te kunnen beoordelen ontwikkelen de auteurs een analytisch middel gebaseerd op Toulmins argumentpatroon en passen ze dit middel toe op transcripties van de lessen.
| |
Spooren, Wilbert 2006 TvT, jrg. 28, nr. 4, pp. 373-377.
Bespreking van J.M.A. Hornikx (2006), Cultural differences in the persuasiveness of evidence types in France and the Netherlands. Proefschrift Radboud Universiteit Nijmegen.
| |
Taboada, Maite 2006
‘Discourse markers as signals (or not) of rhetorical relations’. In Journal of Pragmatics, vol. 38, no. 4, 567-592.
Dit artikel doet verslag van twee corpusstudies waarin wordt nagegaan of de aanwezigheid van ‘discoursemarkers’ bepaalde retorische relaties signaleert. Uit de studies is gebleken dat een groot aantal relaties niet gemarkeerd wordt en dat er geslachtsfactoren zijn die kunnen bepalen welke relaties gemarkeerd worden en welke niet.
| |
| |
| |
Talisse, Robert & Scott F. Aikin 2006
‘Two forms of the Straw Man’. In ARGU, vol. 20, no. 3, pp. 345-352.
In dit artikel geven de auteurs een analyse van een nieuwe vorm van de drogreden van de Straw Man, namelijk de selectievorm. Ze gaan vervolgens in op de implicaties van de overheersing van deze drogreden in het politieke discours.
| |
Tindale, Christopher W. 2006
‘Constrained maneuvering: Rhetoric as a rational enterprise’. In ARGU, vol. 20, no. 4, pp. 447-466.
In deze bijdrage aan het themanummer bespreekt de auteur de manieren waarop hedendaagse modellen van argumentatie de retorica hebben geïntegreerd. De auteur gaat voornamelijk in op de grondgedachte achter het project van strategisch manoeuvreren en de rol van retorica binnen dit project en vergelijkt deze benadering met zijn eigen poging.
| |
Vorobej, Max 2006 A theory of argument. Cambridge: Cambridge University Press
In dit leerboek stelt de auteur een nieuwe benadering van argumentinterpretatie en beoordeling voor. In deel 1 ontwikkelt hij een relativistische opvatting van de overtuigingskracht van argumentatie die ruimte geeft aan rationele geschillen. In deel 2 biedt hij een uitvoerige en strenge opvatting van ‘argumentdiagramming’ aan en stelt een nieuwe techniek voor voor het grafisch opnemen van geschillen met deskundige aanspraken.
| |
Walton, Douglas 2006a Fundamentals of critical argumentation. Cambridge: Cambridge University Press.
In dit leerboek introduceert de auteur de basismiddelen voor het identificeren, analyseren en beoordelen van gewone argumenten voor beginners. In het boek analyseert de auteur voorbeelden van controversiële juridische, politieke en ethische argumenten en laat zien hoe gewone argumenten redelijk kunnen zijn onder de juiste dialoogcondities door gebruik te maken van kritische vragen.
| |
Walton, Douglas 2006b
‘Poisoning the well’. In ARGU, vol. 20, no. 3, pp. 273-307.
In dit artikel analyseert de auteur ‘poisoning the well’ als een tactiek om een tegenpartij tot zwijgen te brengen over een onderwerp waarover beide partijen afgesproken hebben te spreken. De auteur betoogt dat deze tactiek een speciale vorm is van een strategische aanval die gebruikt kan worden door een discussiant in de argumentatiefase van een discussie om te voorkomen dat de tegenpartij argumenten ter verdediging van zijn standpunt naar voren brengt.
| |
Walton, Douglas 2006c
‘Argument from appearance: A new argumentation scheme’. In Logique et Analyse, vol. 49, no. 195, pp. 319-340.
In dit artikel laat de auteur zien hoe twee ‘defeasible’vormen van argumentatie van belang kunnen zijn bij het analyseren en beoordelen van juridisch bewijsmateriaal in kunstmatige intelligentie. De auteur bespreekt ‘defeasible’ argumentatieschema's van deze argumentatievormen en past deze schema's toe op voorbeelden van redeneringen waardoor een conclusie uit waarnemingsdata wordt getrokken.
| |
| |
| |
Walton, Douglas 2006d
‘How to make and defend a proposal in a deliberation dialogue’. In Artificial Intelligence and Law, vol. 14, no. 3, pp. 177-239.
In dit artikel laat de auteur zien hoe middelen die in de argumentatietheorie en de kunstmatige intelligentie zijn ontwikkeld toegepast kunnen worden bij het ontwikkelen van een nieuwe dialectische analyse van taalhandelingen waarmee een voorstel wordt gedaan tijdens een overlegdialoog. De auteur specificeert de normatieve eis voor een goed voorstel, de eisen die aan de reacties op een voorstel gesteld worden en de eis om het voorstel te verdedigen.
| |
Walton, Douglas 2006e
‘Examination dialogue: An argumentation framework for critically questioning an expert opinion’. In Journal of Pragmatics, vol. 38, no. 5, pp. 745-777.
In dit artikel biedt de auteur een analyse van de zogeheten ‘examination dialogue’. De auteur bestudeert voorbeelden van dit type dialoog zoals kritiek op religie, filosofische teksten en juridische onderzoeken.
| |
Walton, Douglas 2006f
‘Epistemic and dialectical models of begging the question’. In Synthese, vol. 152, no. 2, pp. 237-284.
In dit artikel bespreekt de auteur de kloof tussen de twee tegenstrijdige hypotheses in de literatuur over de drogreden van de cirkelredenering: de epistemische hypothese en de dialectische hypothese. De auteur betoogt dat de beste manier om dit probleem op te lossen is beide hypotheses zodanig te formuleren dat ze verenigbaar worden.
| |
Walton, Douglas 2006g
‘Using conversation policies to solve problems of ambiguity in argumentation and Artificial Intelligence’. In Pragmatics and Cognition, vol. 14, no. 1, pp. 3-36.
In dit artikel draagt de auteur bij aan recent onderzoek naar het ambiguïteitsprobleem in twee vakgebieden: argumentatie en computerisering. De auteur betoogt dat de twee problemen opgelost kunnen worden door middel van het zogeheten ‘semantic web’.
| |
Walton, Douglas & Fabrizio Macagno 2006
‘Common knowledge in argumentation’. In Studies in Communication Sciences, vol. 6, no. 1, pp. 3-26.
In dit artikel betogen de auteurs dat gemeenschappelijke kennis het beste geanalyseerd kan worden met behulp van een dialoogmodel van argumentatie waarin deze kennis gedefinieerd wordt in verband met de gemeenschappelijke verbondenheden van de twee deelnemers. De auteurs stellen dat argumenten die premissen bevatten die gebaseerd zijn op gemeenschappelijke kennis bestudeerd kunnen worden met behulp van inzichten over argumentatieschema's.
| |
Walton, Douglas & Burkhard Schafer 2006
‘Arthur, George and the mystery of the missing motive: Towards a theory of evidentiary reasoning about motives’. In International Commentary on Evidence, vol. 4, no. 2, pp. 1-47.
In dit artikel gebruiken de auteurs concepten uit de argumentatietheorie en het kunstmatige | |
| |
intelligentieonderzoek om de structuur van redeneringen te analyseren die gebaseerd zijn op motieven in fictieve en echte misdaadonderzoeken en rechtszaken. De auteurs gaan in op de voordelen van hun analyse voor dit type redeneringen.
| |
Weigand, Edda 2006
‘Argumentation: The mixed game’. In ARGU, vol. 20, no. 1, pp. 59-87.
In dit artikel introduceert de auteur een nieuw model van argumentatie, het zogenoemde Mixed Game Model, waarin argumentatieve bekwaamheid en prestaties niet onderscheiden worden. De auteur beschrijft het model en laat aan de hand van voorbeelden zien hoe het werkt.
| |
Weinstein, Mark 2006
‘Three naturalistic accounts of the epistemology of argument’. In IL, vol. 26, no. 1, pp. 63-89.
In dit artikel bespreekt de auteur verschillende epistemische benaderingen van argumentatie: zijn eigen benadering en die van J. Freeman en R. Pinto. De auteur stelt dat alledrie de benaderingen naturalistisch van aard zijn maar dat elke benadering verschilt in de manier waarop de praktijk beschreven wordt en wat betreft het type praktijken dat gebruikt wordt als basis voor epistemologisch succes.
| |
Weinstock, Michael P. 2006
‘Psychological research and the epistemological approach to argumentation’. In IL, vol. 26, no. 1, pp. 103-120.
In dit artikel geeft de auteur een kritische analyse van empirisch onderzoek naar de relatie tussen epistemologisch begrip van drie aspecten van argumentatie: de opbouw van argumentatie, het vaststellen van informele drogredenen en de neiging tot verklaring en bewijs.
| |
Zarefsky, David 2006
‘Strategic maneuvering through persuasive definitions: Implications for dialectic and rhetoric’. In ARGU, vol. 20, no. 4, pp. 399-416.
In deze bijdrage aan dit themanummer bespreekt de auteur de manier waarop overtuigende definities functioneren door een analyse te geven van het gebruik van de term ‘oorlog’ in het Amerikaanse politieke discours na de terroristische aanvallen van 11 september, 2001. De auteur maakt hierbij onderscheid tussen strategisch manoeuvreren in een dialectische context en strategisch manoeuvreren in een retorische context en gaat vervolgens in op de gevolgen van beide analyses.
| |
Zompetti, J.P. 2006a
‘The value of topoi’. In ARGU, vol. 20, no. 1, pp. 15-28.
In dit artikel beweert de auteur dat ondanks Vancils stelling dat topoi verwaarloosd zijn in argumentatietheorie ze een belangrijke rol in hedendaagse argumentatietheorie moeten hebben. De auteur noemt vier belangrijke gebieden waar topoi essentiële middelen voor argumentatie (kunnen) zijn. Zowel leraren als studenten kunnen, volgens de auteur, profiteren van een herontdekking van topoi.
|
|