Tijdschrift voor Taalbeheersing. Jaargang 27
(2005)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Taalbeheersing– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 261]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Nummer 4]Anja Arts
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. InleidingIn dit onderzoek worden referentiële uitdrukkingen getypeerd als overgespecificeerd wanneer zij meer informatie bevatten dan strikt noodzakelijk is voor unieke identificatie van de referent waarnaar verwezen wordt. Referentiële uitdrukkingen die juist voldoende informatie bevatten voor unieke identificatie van de referent worden getypeerd als minimaal gespecificeerd en referentiële uitdrukkingen die onvoldoende informatie bevatten voor unieke identificatie van de referent worden getypeerd als ondergespecificeerd. De referentiële uitdrukking de rode bal in onderstaand voorbeeld is overgespecificeerd wanneer het in de taalsituatie gaat om één bal: de woordgroep bevat dan een attribuut (rode) dat voor correcte identificatie van de bedoelde referent niet nodig is. Dezelfde uitdrukking is echter minimaal gespecificeerd wanneer het gaat om de differentiatie tussen een rode en een blauwe bal. Er is sprake van onderspecificatie wanneer het gaat om twee rode ballen: de informatie in de woordgroep maakt dan niet duidelijk welke bal bedoeld wordt.
• Wil je de rode bal even geven?
Overspecificatie beïnvloedt de vorm van referentiële uitdrukkingen in teksten. Tekstreferentietheorieën doen voorspellingen over de vorm van referentiële uitdrukkingen en binnen deze theorieën wordt de mentale activatie of beschikbaarheid van een referent gezien als een belangrijke verklarende factor (Ariel, 1991; Gundel, Hedberg, & Zacharski, 1993). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 262]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Naarmate een referent mentaal actiever is, kan er met beperktere linguïstische middelen naar verwezen worden. Algemene tekstreferentietheorieën differentiëren echter niet naar tekstgenre. Het onderzoek waarover in dit artikel gerapporteerd wordt, plaatst de vorm van de referentiële uitdrukking in een relatie met (i) het type tekst (instructieve teksten) en (ii) het belang van de taak die de ontvanger op basis van de instructieve tekst uitvoert. De basis van het onderzoek ligt bij de analyseresultaten van een corpus instructieve teksten dat het resultaat was van een productie-experimentGa naar eind1: de referentiële uitdrukkingen die de proefpersonen gebruikten om naar de referenten (de voor de handeling relevante objecten) te verwijzen werden geanalyseerd en daarbij werd een hoge mate van overspecificatie vastgesteld. In het productie-experiment kregen de proefpersonen de opdracht een tekst te schrijven en daarin de functies van een technisch apparaat uit te leggen aan een gebruiker die het apparaat eenmalig zou gebruiken (laag belang van de taak) of aan een gebruiker die het apparaat dagelijks zou gaan gebruiken (hoog belang van de taak). Het aandeel overgespecificeerde referentiële uitdrukkingen was hoger in de teksten die geschreven werden in de ‘hoog belang’ conditie (Arts, 2004; Maes & Arts, 1999; Maes, Arts, & Noordman, 2004). De extra informatie in de referentiële uitdrukkingen had betrekking op de uiterlijke kenmerken van de te benoemen objecten (afmeting, vorm) en op de locationele kenmerken van de te benoemen objecten (aan de zijkant, bovenaan, links, etc.). Een typische instructieve taalgebruikssituatie wordt gekenmerkt door een dubbele referentiële taak: lezers van instructies moeten referenten identificeren, zoals dat voor het opbouwen van een mentale representatie van elke tekst het geval is, maar daarnaast moeten zij de voor de handeling relevante objecten ook lokaliseren in de fysieke taakomgeving (het apparaat waarop de instructie betrekking heeft). Het identificeren en lokaliseren van objecten is van essentieel belang om het doel van instructieve teksten (het uitvoeren van handelingen) te bereiken. De resultaten van het productie-experiment gaven aanleiding tot de ontwikkeling van een perceptie-experiment en een nieuw productie-experiment; in deze twee experimenten werd identiek experimenteel materiaal gebruikt. In het perceptie-experiment werd het effect van overspecificatie van referentiële uitdrukkingen op de identificatietijd (de tijd die nodig is voor het identificeren van het in de referentiële uitdrukking benoemde object) gemeten. In het nieuwe productie-experiment kon vastgesteld worden of referentiële uitdrukkingen die leiden tot snelle identificatietijden vaker worden geproduceerd, en of overspecificatie toeneemt wanneer de instructieve taak een hoog belang heeft. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Theoretische achtergrondReferentiële economie Een algemeen basisprincipe dat de formulering van referentiële uitdrukkingen beïnvloedt, is het principe van referentiële economie. Taalproducenten gebruiken in de regel niet meer taal dan wat zij in een bepaalde situatie nodig achten. Daarmee voldoen zij aan de twee maximes van Grice (1975) in de categorie kwantiteit: Make your contribution as informative as is required (for the current purposes of the exchange). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 263]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze maximes voorspellen voor referentiële uitdrukkingen dat deze voldoende informatie bevatten voor unieke identificatie van de referent, maar niet meer informatie.
Mentale beschikbaarheid Binnen tekstreferentietheorieën wordt mentale activatie of beschikbaarheid gezien als een belangrijke verklarende factor voor de vorm van referentiële uitdrukkingen. Zowel de Hierarchy of Accessibility Markers van Ariel (1991) als de Givenness Hierarchy van Gundel, Hedberg & Zacharski (1993) zijn op die gedachte gebaseerd. De hiërarchie van Ariel (1991, p.449) geeft een graduele ordening van de verschillende typen referentiële uitdrukkingen, uitgaande van de gedachte dat de linguïstische vorm van een referentiële uitdrukking een indicator is van de door de taalproducent ingeschatte mentale beschikbaarheid van de referent. Die mentale beschikbaarheid kan haar oorsprong vinden in de tekst (door een eerdere verwijzing naar dezelfde referent) of in de fysieke omgeving (door de meer of minder opvallende aanwezigheid van de referent in de fysieke omgeving). Naarmate de referent prominenter aanwezig is in de tekst of in de fysieke omgeving, kunnen verwijzingen minder specifiek zijn. Ook de givenness hiërarchie van Gundel e.a. (1993, p.275) gaat uit van deze basisgedachte: de vorm van een referentiële uitdrukking is een indicator van de graad van veronderstelde givenness van de referent waarnaar verwezen wordt. Het begrip givenness is gerelateerd aan de mate van mentale beschikbaarheid van een referent. Naarmate een referent meer given is, is die ook in hogere mate mentaal beschikbaar. In zowel analytisch als experimenteel onderzoek naar de vorm van referentiële uitdrukkingen zijn vele factoren benoemd die de mentale activatie van referenten, en daarmee het specificatieniveau van referentiële uitdrukkingen, beïnvloeden. Binnen die factoren is een onderscheid te maken naar verschillende niveaus: enerzijds factoren die de oppervlaktestructuur van teksten betreffen en anderzijds factoren die de conceptuele structuur van teksten betreffen. Tot de eerste groep behoren volgorde van vermelding (Gernsbacher & Hargreaves, 1988), plaats in de zin, syntactische functie (Gordon, Grosz, & Gilliom, 1993; Gordon, Hendrick, Ledoux, & Yang, 1999), mate van inbedding (Gordon & Hendrick, 1997; Ward, Sproat, & McKoon, 1991), en concurrerende referenten of referentiële afstand (Ariel, 1988). Tot de tweede groep behoren wisseling van episodes (Anderson, Garrod, & Sanford, 1983), hoofdpersoonstatus (Francik, 1985), thematische structuur (Vonk, Hustinx, & Simons, 1992), en topicaliteit (Morrow, 1985). Daarnaast zijn factoren onderzocht die zowel tot de oppervlaktestructuur als de conceptuele structuur van teksten behoren: morfologische vorm en conceptuele inhoud (Carreiras & Gernsbacher, 1992) en morfologische vorm en pragmatisch-conceptuele inferenties (Garrod, Freudenthal, & Boyle, 1994).
Feedbacksituatie versus non-feedbacksituatie Clark & Wilkes-Gibbs (1986) hebben op basis van het onderscheid feedback/non-feedback twee principes geïntroduceerd die een verklaring bieden voor de vorm van referentiële uitdrukkingen: het principe van gedeelde verantwoordelijkheid (van toepassing in een feedbacksituatie) en het principe van verantwoordelijkheid op afstand (van toepassing in een non-feedbacksituatie). Hun uitgangspunt is de gedachte dat in een feedbacksituatie de taalpartners de verantwoordelijkheid delen en, indien nodig, in een proces van samenwerking tot de correcte identificatie van referenten komen. In een feedbacksituatie kan het dan ook | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 264]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voorkomen dat een taalproducent een referent benoemt met een onvolledige omschrijving (onderspecificatie). HijGa naar eind2 gaat ervan uit dat zijn taalpartner wel om verduidelijking zal vragen wanneer een referentiële uitdrukking niet helder is (Clark & Wilkes-Gibbs, 1986, p.6). Het tegengestelde is echter het geval in een non-feedbacksituatie, waarin het principe van verantwoordelijkheid op afstand van toepassing is. Dit principe geldt vooral in geschreven taal, en in gesproken taalsituaties waarbij typisch sprake is van een grote afstand tussen de taalpartners (speeches, lezingen, etc.). De ontvanger kan in deze situaties niet om verduidelijking vragen, met het gevolg dat de zender alle ‘identificatieverantwoordelijkheid’ op zich moet nemen. Als gevolg daarvan dient de zender zeer specifiek te zijn bij het benoemen van referenten en is de kans dat een referentiële uitdrukking overspecificatie vertoont hoger in een non-feedbacksituatie. Beun en Cremers (1998) rapporteren overspecificatie in een feedbacksituatie die het gevolg is van het gebruik van fysieke wijsbewegingen naar het bedoelde object. Zij analyseerden 145 referentiële uitdrukkingen en constateerden dat in 69 uitdrukkingen (48 procent) een fysieke wijsbeweging gebruikt werd. Wanneer de taalpartners elkaar in een non-feedbacksituatie niet kunnen zien, dan is een fysieke wijsbeweging niet succesvol. Het is mogelijk dat taalpartners er dan voor kiezen de fysieke wijsbeweging te verbaliseren door het benoemen van de locatie van het bedoelde object. Dit kan leiden tot overspecificatie van de referentiële uitdrukking.
‘Gestalt’ principe Levelt (1989) verbindt het verschijnsel van overspecificatie aan het ‘gestalt’ principe wanneer hij een verklaring formuleert voor de productie van overgespecificeerde referentiële uitdrukkingen: Listeners apparently create a ‘gestalt’ of the object for which they have to search. It is harder to search for ‘something red’ than for ‘a big red bird’, even if the color would be sufficiently discriminating. Information about the kind of object to be looked for (e.g., a bird) is especially helpful for constructing such a gestalt. (Levelt, 1989, p.131) Deze verklaring is gebaseerd op de gedachte dat de identificatie van een referent gemakkelijker verloopt naarmate de ‘gestalt’ completer is. Taalproducenten formuleren wellicht overgespecificeerde referentiële uitdrukkingen omdat de extra informatie de ontvanger in staat stelt een ‘gestalt’ (een mentale voorstelling) te maken van het te identificeren object.
Overspecificatie in instructieve teksten De resultaten van verschillende productiestudies hebben aangetoond dat referentiële uitdrukkingen in instructieve teksten zelden ondergespecificeerd en in vele gevallen overgespecificeerd zijn, en dat overspecificatie de identificatie van de referent vergemakkelijkt (Beun & Cremers, 1998; Cremers, 1996; Deutsch, 1976; Deutsch & Pechmann, 1982; Mangold & Pobel, 1988; Pechmann, 1989). Deze resultaten bevestigen het gebruik van overspecificatiestrategieën in instructieve taalproductie maar het effect van het belang van de taak, of anders gezegd het belang van het achterliggende communicatieve doel, werd niet onderzocht. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 265]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Perceptie-experiment: onderzoeksopzetHet perceptie-experiment werd ontwikkeld om het effect op de identificatietijd te meten van minimaal gespecificeerde en overgespecificeerde referentiële uitdrukkingen. Overspecificatie lijkt een schending te zijn van het tweede conversationele maxime van Grice (1975) in de categorie kwantiteit: ‘do not make your contribution more informative than is required’. Er is echter geen sprake van een schending wanneer de identificatietijd gelijk blijft, of wanneer de identificatietijd versnelt. De basisgedachte in dit onderzoek is dat taalproducenten geen beslissingen nemen die nadelig zijn voor de ontvanger. De keuze van taalproducenten met betrekking tot de informativiteit van de referentiële uitdrukking weerspiegelt hun inschatting van wat de ontvanger nodig heeft en het is de verwachting dat deze inschatting correct is. De eerste hypothese betreft het contrast tussen overgespecificeerde en minimaal gespecificeerde referentiële uitdrukkingen. Hypothese 1: Overgespecificeerde referentiële uitdrukkingen leiden tot kortere identificatietijden dan minimaal gespecificeerde referentiële uitdrukkingen. De tweede en derde hypothese betreffen het type informatie dat wordt aangeboden in de referentiële uitdrukking. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen twee typen informatie: objectinformatie en locatie-informatie. Objectinformatie is attributieve informatie over de uiterlijke kenmerken van het object. Locatie-informatie is attributieve informatie over de positie van het object in het perceptuele beeld. Op basis van het ‘gestalt’ principe (Levelt, 1989) is het de verwachting dat aanvullende objectinformatie leidt tot snellere identificatietijden. De extra objectinformatie stelt de lezer in staat om een meer en meer complete mentale voorstelling te maken van het te identificeren object. Het is de verwachting dat dit het zoekproces versnelt. Hypothese 2: Overgespecificeerde uitdrukkingen die enkel objectinformatie bevatten leiden tot kortere identificatietijden dan minimaal gespecificeerde uitdrukkingen die enkel objectinformatie bevatten. Beun en Cremers (1998) rapporteren overspecificatie in een feedbacksituatie als gevolg van de keuze van proefpersonen om referentiële uitdrukkingen te complementeren met een fysieke wijsbeweging. Dit leidt tot de verwachting dat in een non-feedbacksituatie het verbaliseren van een fysieke wijsbeweging door het aanbieden van locatie-informatie in de referentiële uitdrukking een positief effect kan hebben op de identificatietijd. Hypothese 3: Overgespecificeerde uitdrukkingen die zowel locatie-informatie als objectinformatie bevatten leiden tot kortere identificatietijden dan minimaal gespecificeerde uitdrukkingen die enkel dezelfde objectinformatie bevatten. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.1 Methode.De proefpersonen in het experiment lazen een objectbeschrijving en identificeerden vervolgens het object in een paneel. De afname was individueel; het experimentele materiaal werd aangeboden op een computer. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 266]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.1.1 MateriaalEigenschappen van de te identificeren objecten In de experimentele taak werd één knop geïdentificeerd in een paneel met vier knoppen. Die knop was het referentieobject. Een eerste vereiste was dat het referentieobject verschillende eigenschappen zou bezitten die alle gebruikt zouden kunnen worden voor referentiële verwijzing naar het object. Dit creëert de mogelijkheid om minimaal gespecificeerde en overgespecificeerde referentiële uitdrukkingen te formuleren. Om die reden werd het paneel zodanig geconstrueerd dat naar elke knop verwezen kon worden door het noemen van drie typen objectinformatie en twee typen locatie-informatie (zie Figuur 1): objectinformatie
locatie-informatie
Figuur 1: Voorbeelden uit het experimentele materiaal
Minimaal gespecificeerde en overgespecificeerde referentiële uitdrukkingen Enkel het objectkenmerk ‘vorm’ kon zelfstandig leiden tot unieke identificatie van de knop. Alle andere kenmerken konden niet anders dan in combinaties van twee leiden tot unieke identificatie van de knop. De vier vormen werden in elk paneel gebruikt. Daarnaast werden in elk paneel twee grote knoppen gebruikt, een grijze en een witte, en twee kleine knoppen, eveneens een grijze en een witte. Deze keuzes hadden tot gevolg dat er zeven typen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 267]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
minimaal gespecificeerde uitdrukkingen geconstrueerd konden worden. Daarnaast konden nog twintig typen overgespecificeerde uitdrukkingen geconstrueerd worden door de minimaal gespecificeerde uitdrukkingen uit te breiden met een of meer van de nog beschikbare kenmerken. Zie Tabel 1 voor een overzicht van alle minimaal gespecificeerde en overgespecificeerde referentiële uitdrukkingen. Deze zevenentwintig uitdrukkingen werden getest in het experiment, in acht replicaties. Daarvoor werden 216 verschillende digitale panelen geconstrueerd. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.1.2 Proefpersonen en procedure.Zesenvijftig studenten (25 mannen en 31 vrouwen) van de Universiteit van Tilburg namen deel aan het experiment. Zij werden betaald voor hun deelname. De proefpersonen kregen mondelinge instructies. De 216 trials waaruit het experiment bestond, werden opgedeeld in 8 sets van 27 trials, met na elke set een onderbreking van ongeveer 45 seconden. De frequente onderbrekingen hadden tot doel een eventuele verslapping van de aandacht te voorkomen. Elk trial bestond uit drie schermen (zie Figuur 1 voor twee voorbeelden). Aan de proefpersonen werd gevraagd de beschrijving op het eerste scherm zorgvuldig te lezen en vervolgens de correcte knop in het tweede scherm zo snel mogelijk te identificeren, en het nummer te onthouden dat onder de knop stond (altijd een nummer tussen 0 en 10). Daarna moesten de proefpersonen beslissen of het nummer in het derde scherm correspondeerde met het onthouden nummer. Een trial bestond dus uit drie deeltaken: een leestaak, een identificatietaak, en een verificatietaak (zie Figuur 1). De proefpersonen bepaalden zelf de tijdsduur voor elke taak; door op de groene knop van een antwoordkastje te drukken konden zij ervoor zorgen dat het volgende computerscherm verscheen. De identificatietijd was de tijd tussen het verschijnen van het tweede computerscherm en de druk op de knop door de proefpersoon met het doel het derde computerscherm te laten verschijnen. Deze tijd werd geregistreerd en was de afhankelijke variabele in het onderzoek. Op deze manier kon vastgesteld worden wat de invloed was van het specificatieniveau van de beschrijving uit de leestaak op de snelheid van identificatie. De verificatietaak werd toegevoegd om de trial af te ronden. Wanneer het nummer in het derde scherm correspondeerde met het onthouden nummer in de identificatietaak drukten de proefpersonen op de groene knop van het antwoordkastje (een yes-trial) en wanneer dit niet het geval was op de rode knop van het antwoordkastje (een no-trial). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2 Resultaten.Tabel 1 toont de identificatietijden van de zevenentwintig verschillende referentiële uitdrukkingen die getest werden in het experiment. Daarnaast bevat Tabel 1 ook de resultaten van het productie-experiment dat als tweede experiment besproken wordt in Paragraaf 4. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 268]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tabel 1: Identificatietijden geregistreerd in het perceptie-experiment (Paragraaf 3), gerangschikt naar het identificatienummer van de uitdrukking; frequenties in het productie- experiment (Paragraaf 4) van referentiële uitdrukkingen die werden getest in het perceptie-experiment, als functie van de experimentele conditie
De volgende identificatietijden werden bepaald voor het testen van de hypotheses:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 269]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Minimaal gespecificeerde uitdrukkingen vs. overgespecificeerde uitdrukkingen (Hypothese 1) Tabel 2 toont de gemiddelde identificatietijden voor de minimaal gespecificeerde uitdrukkingen en de overgespecificeerde uitdrukkingen. Tabel 2: Identificatietijden in milliseconden voor minimaal gespecificeerde en overgespecificeerde uitdrukkingen
Er was geen verschil in de identificatietijden, F<1.
Minimaal gespecificeerd: objectinformatie vs. overgespecificeerd: objectinformatie (Hypothese 2) Tabel 3 toont de gemiddelde identificatietijden van de minimale beschrijvingen die enkel objectinformatie bevatten en de gerelateerde overgespecificeerde beschrijvingen die enkel objectinformatie bevatten. De objectkenmerken die tot minimale specificatie leidden zijn vetgedrukt. Om gelijkvormigheid van de presentatie in de tabellen te waarborgen wordt het resultaat met betrekking tot de overgespecificeerde uitdrukking vorm/afmeting/kleur (identificatienummer 12 in Tabel 1) twee keer vermeld in Tabel 3. Tabel 3: Identificatietijden in milliseconden voor minimaal gespecificeerde uitdrukkingen en overgespecificeerde uitdrukkingen die enkel objectinformatie bevatten
De verwijzing naar alle objectinformatie in de overgespecificeerde beschrijving leidde tot een kortere identificatietijd dan de minimaal gespecificeerde beschrijving: 1156 vs. 1214, F(1,55)=4.46, p<.05; 1156 vs. 1219, F(1,55)=3.27, p<.05 (eenzijdig). De verwijzing naar een deel van de objectinformatie in de overgespecificeerde beschrijving had geen effect op de identificatietijd.
Minimaal gespecificeerd: objectinformatie vs. overgespecificeerd: locatie-informatie (Hypothese 3) Tabel 4 toont de identificatietijden van de minimaal gespecificeerde beschrijvingen die enkel objectinformatie bevatten en de gerelateerde overgespecificeerde beschrijvingen met locatie-informatie. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 270]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tabel 4: Identificatietijden in milliseconden voor minimaal gespecificeerde beschrijvingen die objectinformatie bevatten en gerelateerde overgespecificeerde beschrijven met locatie-informatie
De verwijzing naar enkel de verticale as of naar beide assen in de overgespecificeerde beschrijving leidde tot een kortere identificatietijd dan de minimaal gespecificeerde beschrijvingen: 1119 vs. 1214, F(1,55)=12.60, p<.01 en 1030 vs. 1214, F(1,55)=41.02, p<.001; 1082 vs. 1219, F(1,55)=20.46, p<.001 en 1134 vs. 1219, F(1,55)=6.24, p<.05. Een verwijzing naar enkel de horizontale as had geen effect op de identificatietijd. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Productie-experiment: onderzoeksopzetHet productie-experiment werd ontwikkeld om het effect te meten van het belang van de instructieve taak op de mate van overspecificatie in de referentiële uitdrukking en op het type informatie (objectinformatie, locatie-informatie) in de referentiële uitdrukking. In het productie-experiment beschreven in deze paragraaf en in het perceptie-experiment beschreven in Paragraaf 3 werden dezelfde panelen gebruikt als onderdeel van het experimentele materiaal. Daardoor bood dit productie-experiment de mogelijkheid om te onderzoeken of de typen referentiële uitdrukkingen die leidden tot snelle identificatietijden in het perceptie-experiment ook vaker geproduceerd werden in het productie-experiment.
De analyse van het eerdere productie-experiment dat genoemd wordt in Paragraaf 1 (zie voor een volledige beschrijving van dit experiment Arts, 2004; Maes & Arts, 1999; Maes et al., 2004) toonde aan dat het aandeel overgespecificeerde referentiële uitdrukkingen hoger was in de experimentele conditie die getypeerd werd door een hoog belang van de taak voor de gebruiker van de instructieve tekst. Om die reden werd in dit nieuwe productie-experiment het belang van de taak als onafhankelijke variabele geïmplementeerd. Het was de verwachting dat het principe van verantwoordelijkheid op afstand (Clark & Wilkes-Gibbs, 1986) een sterker effect zou hebben op taalproductie wanneer de taalproducent een hoog belang toekent aan de taak die de gebruiker van de instructieve tekst moet gaan uitvoeren. De eerste hypothese betreft de relatie tussen het belang van de instructieve taak en de mate van overspecificatie. Hypothese 1: Referentiële uitdrukkingen bevatten meer overspecificatie in een ‘hoog belang’ conditie dan in een ‘laag belang’ conditie. De volgende twee hypotheses gaan in op de verwachtingen met betrekking tot de typen informatie in de referentiële uitdrukking: objectinformatie en locatie-informatie. Op basis van het ‘gestalt’ principe (Levelt, 1989) is het de verwachting dat een taalproducent vaker zal kiezen voor een referentiële uitdrukking die een volledige objectbeschrijving bevat | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 271]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wanneer hij een hoog belang toekent aan de instructieve taak die de gebruiker moet uitvoeren. Een volledige objectbeschrijving stelt de ontvanger in staat een complete objectvoorstelling te maken. Het is de verwachting dat de taalproducent ervan uitgaat dat een complete objectvoorstelling een positief effect heeft bij het uitvoeren van de instructieve taak. Dit leidt tot de formulering van Hypothese 2. Hypothese 2: Referentiële uitdrukkingen die een volledige objectbeschrijving bevatten komen vaker voor in de ‘hoog belang’ conditie dan in de ‘laag belang’ conditie. Beun en Cremers (1998) toonden aan dat bij taalproductie in een feedbacksituatie de referentiële uitdrukking vaak wordt aangevuld met een fysieke wijsbeweging. De non-feedbacksituatie van dit productie-experiment biedt de taalproducent niet de mogelijkheid om fysiek te wijzen. Het is de verwachting dat taalproducenten dit als een grotere tekortkoming ervaren in de ‘hoog belang’ conditie en dat zij als gevolg daarvan vaker de fysieke wijshandeling zullen verbaliseren door locatiekenmerken van objecten aan te bieden in de referentiële uitdrukking. Dit leidt tot de formulering van Hypothese 3. Hypothese 3: Referentiële uitdrukkingen die locatiekenmerken van objecten bevatten komen vaker voor in de ‘hoog belang’ conditie dan in de ‘laag’ belang conditie. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.1 MethodeDit experiment was gebaseerd op het experiment beschreven in Paragraaf 3. De proefpersonen hadden nu als taak een van de knoppen in het bedieningspaneel te beschrijven door onder aan het computerscherm een referentiële uitdrukking te typen die een van de knoppen in het paneel beschreef (de te beschrijven knop was gemarkeerd met een x; zie Figuur 2). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.1.1 MateriaalHet productie-experiment was gebaseerd op het perceptie-experiment en het experimentele materiaal (de panelen) was identiek. Er was een kleine aanpassing nodig voor dit nieuwe productie-experiment. De vier knoppen werden niet geïdentificeerd met een nummer; in plaats daarvan werd één knop geïdentificeerd met een x (Figuur 2). Er werden twee websites ontwikkeld voor de twee experimentele condities.
In de ‘laag belang’ conditie werd het paneel gepresenteerd als een configuratie met vier elementen. De proefpersonen kregen als productietaak om onder aan de websitepagina in te typen welk element gemarkeerd was met een x, en om dit op een dusdanige manier te doen dat het element niet verward kon worden met de andere drie elementen in de configuratie. In de ‘hoog belang’ conditie werd het paneel gepresenteerd als een bedieningspaneel met vier drukknoppen dat gebruikt werd voor ‘operaties op afstand’. De knoppen moesten worden ingedrukt om opeenvolgende chirurgische handelingen uit te voeren. De proefpersonen kregen de taak zich in te leven in een situatie waarin zij de chirurg moesten informeren betreffende de in te drukken knoppen. Contact met de chirurg was niet mogelijk omdat de operatie uitgevoerd werd in Zuid Afrika. De proefpersonen waren in Nederland en de chirurg was volledig van hen afhankelijk bij deze ‘operatie op afstand’. De proefpersonen kregen als productietaak om onder aan de websitepagina in te typen welke drukknop gemarkeerd was met een x. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 272]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Figuur 2: Experimenteel materiaal: het paneel in de ‘hoog belang’ conditie
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.1.2 Proefpersonen, design en procedureDrieënvijftig studenten van de Universiteit van Tilburg die de computercursus Practical Digital Media volgden namen deel aan het experiment: zevenentwintig studenten in de ‘laag belang’ conditie en zesentwintig studenten in de ‘hoog belang’ conditie. De proefpersonen bezochten de website die het experimentele materiaal (30 panelen) bevatte. Het experiment werd klassikaal afgenomen. De groep proefpersonen ontving een mondelinge uitleg van de experimentele taak en in aanvulling daarop was er een schriftelijke uitleg van de taak beschikbaar. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.2 Analyse van de referentiële uitdrukkingenHet aantal referentiële kenmerken dat werd gebruikt in de referentiële uitdrukking werd bepaald. Die referentiële kenmerken konden objectgeoriënteerd zijn (vorm, kleur, afmeting van het object) of locatiegeoriënteerd (positie van het object op de verticale as, de horizontale as, of beide). Per referentiële uitdrukking werd vastgesteld hoeveel kenmerken minimaal nodig waren voor unieke identificatie van het bedoelde object. De overige kenmerken behoorden tot de overgespecificeerde kenmerken. Zoals uiteengezet in Paragraaf 3.1.1 kon het objectkenmerk ‘vorm’ zelfstandig leiden tot unieke identificatie van het object; wanneer de vorm van het object voorkwam in de referentiële uitdrukking dan behoorden alle overige kenmerken tot de overgespecificeerde kenmerken. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.3 ResultatenTabel 1 bevat behalve de resultaten van het perceptie-experiment ook de frequenties van de verschillende typen referentiële uitdrukkingen in dit productie-experiment. De drieënvijftig proefpersonen produceerden in totaal 1590 referentiële uitdrukkingen (53*30), 27 proefpersonen in de ‘laag belang’ conditie en 26 proefpersonen in de ‘hoog belang’ conditie. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 273]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In het perceptie-experiment werden zevenentwintig referentiële uitdrukkingen getest. Tabel 1 toont aan dat slecht een beperkt deel hiervan werd gebruikt door de proefpersonen in dit productie-experiment. Veel referentiële uitdrukkingen die leidden tot snelle identificatietijden in het perceptie-experiment werden niet geproduceerd. Over het algemeen bevatten de uitdrukkingen die werden geproduceerd op zijn minst
Tabel 5 bevat het gemiddeld aantal overgespecificeerde kenmerken per referentiële uitdrukking dat gebruikt werd door de proefpersonen bij het produceren van de referentiële uitdrukkingen in de twee experimentele condities.
Tabel 5: Overgespecificeerde kenmerken per referentiële uitdrukking als functie van experimentele conditie
In de ‘hoog belang’ conditie werden meer overgespecificeerde referentiële kenmerken geproduceerd dan in de ‘laag belang’ conditie, t(51)=3.44, p<.01.
Tabel 6 toont het gemiddeld aantal referentiële uitdrukkingen per proefpersoon dat een volledige objectbeschrijving bevatte (vorm, kleur en afmeting) in absoluut aantal en percentage van het maximum van 30, in de twee experimentele condities.
Tabel 6: Referentiële uitdrukkingen per proefpersoon met volledige objectbeschrijving als functie van experimentele conditie (maximum 30)
Volledige objectbeschrijvingen kwamen vaker voor in de ‘hoog belang’ conditie dan in de ‘laag belang’ conditie, t(51)=1.86, p<.05 (eenzijdig).
Tabel 7 toont het gemiddeld aantal referentiële uitdrukkingen per proefpersoon dat een verwijzing naar zowel de verticale als de horizontale as bevatte in absoluut aantal en percentage van het maximum van 30, in de twee experimentele condities. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 274]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tabel 7: Referentiële uitdrukkingen per proefpersoon met verwijzing naar de verticale en de horizontale as, als functie van experimentele conditie (maximum 30)
Een verwijzing naar zowel de verticale als de horizontale as kwam vaker voor in de ‘hoog belang’ conditie dan in de ‘laag belang’ conditie, t(51)=3.60, p<.01. Referentiële uitdrukkingen die enkel een verwijzing naar de verticale as of enkel een verwijzing naar de horizontale as bevatten kwamen niet voor. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Discussie en conclusieEffect van overspecificatie op de identificatietijd De resultaten van het perceptie-experiment gerapporteerd in Tabel 2 tonen aan dat overgespecificeerde referentiële uitdrukkingen niet leiden tot kortere identificatietijden. De identificatietijden in de minimaal gespecificeerde en de overgespecificeerde conditie zijn gelijk. Dit leidt tot een eerste conclusie: overspecificatie heeft geen nadelig effect op de identificatietijd en kan daarom niet gezien worden als een schending van het tweede Griceaanse maxime in de categorie kwantiteit, ‘Do not make your contribution more informative than is required’ (Grice, 1975, p.45). Dit lijkt een eerste bevestiging van de basisgedachte in dit onderzoek: taalproducenten nemen geen beslissingen die nadelig zijn voor de ontvanger.
Effect van het belang van de taak op overspecificatie De resultaten van het productie-experiment gerapporteerd in Tabel 5 bevestigen dat het door de taalproducent ingeschatte belang van de taak een effect heeft op de productie van overgespecificeerde referentiële uitdrukkingen. Wanneer de taalproducent aan het achterliggende communicatieve doel van de tekst (de instructieve taak die de ontvanger gaat uitvoeren) een hoog belang toekent, neemt de productie van overgespecificeerde uitdrukkingen toe. Het principe van verantwoordelijkheid op afstand (Clark & Wilkes-Gibbs, 1986) heeft een sterker effect in taalproductie wanneer de instructieve taak van hoog belang is.
Overspecificatie en het ‘gestalt’ principe De resultaten van het perceptie-experiment (Tabel 3) en de resultaten van het productieexperiment (Tabel 6) tonen aan dat het ‘gestalt’ principe een effect heeft in instructieve taalproductie. Een volledige objectbeschrijving stelt de lezer in staat om een volledige objectvoorstelling te maken en leidt tot een significant verschil in de identificatietijd: de identificatie van het object verloopt sneller. De resultaten van het productie-experiment lijken te bevestigen dat taalproducenten zich bewust zijn van de snellere identificatie die het gevolg is van een volledige objectbeschrijving: wanneer zij aan de instructieve taak een hoog belang | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 275]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toekennen produceren zij vaker referentiële uitdrukkingen die een volledige objectbeschrijving bevatten dan wanneer zij aan de instructieve taak een laag belang toekennen. In het productie-experiment kozen de proefpersonen die objectkenmerken gebruikten in ieder geval voor het kenmerk ‘vorm’, ongeacht de experimentele conditie; referentiële uitdrukkingen zonder het kenmerk ‘vorm’ werden niet geproduceerd, hoewel deze uitdrukkingen in het perceptie-experiment vaak tot snelle identificatie leidden. De proefpersonen lijken van mening te zijn dat het gemakkelijker is te zoeken naar een object waarvan de vorm bekend is dan naar een object waarvan de kleur en/of de afmeting bekend is. Dit lijkt aan te geven dat vorm belangrijke informatie geeft bij het maken van een objectvoorstelling en bevestigt de verklaring van Levelt voor de productie van overgespecificeerde referentiële uitdrukkingen: ‘Listeners apparently create a ‘gestalt’ of the object for which they have to search.’ (Levelt, 1989, p.131). Daarnaast kan een inherent verschil tussen de objectkenmerken de identificatietijden in het perceptie-experiment beïnvloed hebben: kleur en vorm zijn absolute kenmerken (er is geen vergelijking nodig met andere objecten om de kleur en de vorm van een object vast te stellen) en afmeting is een relatief kenmerk (er is een vergelijking nodig met een ander object in het perceptuele beeld om de afmeting van een object vast te stellen).
Overspecificatie en fysiek wijzen De resultaten van het perceptie-experiment gerapporteerd in Tabel 4 en de resultaten van het productie-experiment gerapporteerd in Tabel 7 tonen aan dat het verbaliseren van fysiek wijzen (i) tot snellere identificatie van de bedoelde referent leidt, en (ii) frequenter voorkomt in instructieve taalproductie wanneer de taalproducent aan het communicatieve doel van de tekst een hoog belang toekent. Beun en Cremers (1998) rapporteren overspecificatie in een feedbacksituatie tengevolge van fysieke wijsbewegingen waarmee proefpersonen de referentiële uitdrukkingen complementeerden. De resultaten van deze experimenten tonen aan dat de verbalisering van een dergelijke wijsbeweging de identificatietijd versnelt (Tabel 4) en dat taalproducenten in een non-feedbacksituatie ervoor kiezen een fysieke wijsbeweging te verbaliseren; daarnaast wordt deze keuze vaker gemaakt wanneer de taalproducent een hoog belang toekent aan de instructieve taak die de ontvanger moet uitvoeren (Tabel 7).
De resultaten van de verschillende onderzoeken hebben aangetoond dat het specificatieniveau van de referentiële uitdrukkingen in deze instructieve teksten niet alleen verklaard kan worden op basis van de mentale activatie van referenten. In instructieve taalproductie gebruiken schrijvers in hoge mate overgespecificeerde referentiële uitdrukkingen voor de identificatie van referenten (productie van taal) en het belang van de instructieve taak verhoogt de productie van overgespecificeerde referentiële uitdrukkingen. Daarnaast heeft overspecificatie een positief effect in identificatietaken (perceptie van taal). Voorspellingen die gebaseerd zijn op bestaande referentietheorieën zijn niet onverminderd van toepassing voor alle teksten. Correcte voorspellingen kunnen alleen gedaan worden wanneer binnen bestaande referentietheorieën een differentiatie naar tekstgenre aangegeven kan worden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 276]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 277]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|