Tijdschrift voor Taalbeheersing. Jaargang 27
(2005)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Taalbeheersing– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 245]
| ||||||||||||||||||||
Francisca Snoeck Henkemans
| ||||||||||||||||||||
1. InleidingMetonymie, een ‘vorm van beeldspraak waarbij een woord of uitdrukking wordt vervangen door een woord of uitdrukking waarmee er een ander verband bestaat dan gelijkenis’ (Den Boon 2001:107), wordt van oudsher gerekend tot de tropen, de figuurlijk gebruikte uitdrukkingen waartoe ook de metafoor behoort. In de klassieke retorica werd metonymie als een minder belangrijk stijlmiddel beschouwd dan de metafoor. Quintilianus (2001: VIII.6.4) ziet de metafoor als de ‘troop die niet alleen het vaakst voorkomt, maar ook verreweg het mooist is’. Volgens hem is de metafoor meer algemeen toepasbaar dan de synecdoche, een van de subtypen van metonymie: De metafoor is voornamelijk uitgevonden om emoties op te roepen en zaken extra te markeren en voor ogen te stellen. De synecdoche kan variatie aanbrengen in het taalgebruik, op zo'n manier dat wij één als meer opvatten, een deel als het geheel, een soort als de klasse, de aanleiding als het gevolg, of omgekeerd, waarin dichters meer vrijheid hebben dan redenaars. [...] Voor redenaars zal vooral de vrijheid met betrekking tot het getal van belang zijn. (2001:VIII.6.19) Tot voor kort kreeg de metafoor ook in de (cognitieve) linguïstiek de meeste aandacht. In hun invloedrijke boek Metaphors we live by maken Lakoff en Johnson aannemelijk dat ons conceptuele systeem en daarmee onze alledaagse manier van denken en ons taalgebruik metaforisch van aard zijn: zo is het de metaforische vergelijking tussen argumentatie en oorlog die maakt dat we denken en praten over argumentatie in termen die geassocieerd zijn met het begrip oorlog. Lakoff en Johnson wijden ook een hoofdstuk aan metonymie en aan het | ||||||||||||||||||||
[pagina 246]
| ||||||||||||||||||||
onderscheid tussen een metafoor en metonymie. Deze twee tropen hebben volgens deze auteurs een verschillende functie in ons denken en communiceren: Metaphor is principally a way of conceiving of one thing in terms of another, and its primary function is understanding. Metonymy, on the other hand, has primarily a referential function, that is it allows us to use one entity to stand for another (1980:36). Een van Lakoff en Johnsons meest aangehaalde voorbeelden van metonymie is uitspraak (1) die gedaan wordt in de context van een restaurant:
Deze vorm van metonymie moet volgens Lakoff en Johnson niet verward worden met een personificatie, een metafoor waarin menselijke eigenschappen worden toegeschreven aan objecten: We do not understand ‘the ham sandwich’ by imputing human qualities to it. Instead, we are using one entity to refer to another that is related to it. This is a case of what we will call metonymy (1980: 35). Door het gebruik van metaforen worden bepaalde eigenschappen van een zaak die uit een bepaald domein afkomstig is overgedragen op een zaak afkomstig uit een ander domein. Deze overdracht van eigenschappen is mogelijk doordat de twee zaken in een bepaald opzicht met elkaar te vergelijken zijn. Bij metonymie daarentegen vindt er geen overdracht van eigenschappen plaats. Door naar een bepaalde zaak te verwijzen met een term die in principe naar iets anders verwijst, worden bepaalde associaties overgebracht van de ene zaak naar de andere. De relatie tussen de twee zaken in kwestie is er echter niet een van overeenkomst, maar van contiguïteit: The name of a referent (or thing referred to) is replaced by the name of an attribute, or entity related in some semantic way, or by spatial proximity, or another kind of link, i.e., the ground of the substitution is not similarity as it is in the case of metaphor, but association (Thornborrow en Wareing 1998: 109). In recente cognitief-linguïstische publicaties wordt het gebruik van metonymie als een basiskenmerk van ons denkproces gezien: zoals ook uit ons taalgebruik blijkt, is het een veel voorkomend verschijnsel dat een opvallend aspect van een bepaalde zaak gebruikt wordt om te verwijzen naar de zaak als geheel of naar een ander aspect van die zaak (Barcelona 2000: 4). Metonymie kan worden opgevat als een cognitief proces waarbij de ene conceptuele entiteit mentale toegang verschaft tot een andere conceptuele entiteit die deel uitmaakt van dezelfde mentale betekenisrepresentatie (of van hetzelfde geïdealiseerd cognitief model) (Radden en Kövecses 1999: 21). Lakoff en Johnson (1980: 36) hadden er al op gewezen dat metonymie niet louter een middel is om naar iets te verwijzen, maar ook de uitgedrukte betekenis verandert. Om dit duidelijk te maken, geven ze het volgende voorbeeld: | ||||||||||||||||||||
[pagina 247]
| ||||||||||||||||||||
Door metonymie te gebruiken, wordt het volgens Lakoff en Johnson mogelijk om op zo'n manier naar een bepaalde zaak te verwijzen dat bepaalde aspecten extra worden belicht of meer nadruk krijgen dan wanneer er op een directere manier naar die zaak zou worden verwezen. (1980: 37). Uitdrukkingen die op metonymie gebaseerd zijn geven een beeld van een object of zaak waarbij de relatie die dat object met iets anders heeft ook een rol speelt (Lakoff en Johnson 1980: 39). Radden en Kövecses zijn eveneens van mening dat metonymie niet simpelweg neerkomt op de vervanging van een entititeit door een andere, maar dat metonymie ervoor zorgt dat er de twee entititeiten in kwestie op een specifieke manier verbonden worden, met als gevolg dat er een nieuwe, complexe betekenis ontstaat (1999: 19). Een voorbeeld van Lakoff en Johnson kan verduidelijken wat men zich bij zo'n complexere betekenis als gevolg van het gebruik van metonymie moet voorstellen. Wanneer iemand het heeft over een Picasso in plaats van over een schilderij van Picasso, komt het accent minder op het kunstwerk in kwestie te liggen en meer op de relatie van dit kunstwerk tot de kunstenaar, diens kunstopvatting, techniek, enzovoort (1980: 39).
Uit deze korte karakterisering van metonymie blijkt dat deze troop weliswaar primair een referentiële functie vervult maar tegelijkertijd ook gebruikt wordt om speciale betekeniseffecten te bereiken. Door via een andere entititeit naar een bepaalde entititeit te verwijzen, kunnen zaken vanuit een specifiek perspectief worden belicht, met bijvoorbeeld als gevolg dat er extra nadruk komt te liggen op bepaalde aspecten of dat bepaalde aspecten juist naar de achtergrond gedrukt worden. In dit artikel zal ik inzicht proberen te verschaffen in de soorten effecten die in argumentatief taalgebruik met metonymische constructies kunnen worden nagestreefd. Om een preciezere analyse van dergelijke effecten te kunnen geven zal ik nagaan wat de mogelijke rol is van de troop metonymie bij het strategisch manoeuvreren van taalgebruikers, dat wil zeggen bij hun pogingen om hun retorische doelen in overeenstemming te brengen met hun dialectische doelen (Van Eemeren en Houtlosser 1998, 1999, 2000, 2001). Door strategisch te manoeuvreren proberen taalgebruikers volgens Van Eemeren en Houtlosser te bereiken dat de kans dat hun standpunt door de tegenpartij aanvaard wordt zo groot mogelijk wordt zonder daarbij openlijk onredelijke discussiezetten te doen (2002: 16). Van Eemeren en Houtlosser gaan ervan uit dat elk van de dialectische fasen van een kritische discussie zijn retorische tegenhanger heeft. Voor elke fase kan daarom niet alleen een dialectisch maar ook een retorisch doel gespecificeerd worden, dat discussianten zullen proberen te bereiken door hun (dialectische) discussiezetten op een voor hen voordelige manier uit te voeren. In dit artikel zal ik me concentreren op de mogelijkheden tot strategisch manoeuvreren in de confrontatie- en argumentatiefase van een discussie. De belangrijkste vragen die ik aan de orde stel zijn: (1) hoe kan metonymie een hulpmiddel zijn om standpunten in de confrontatiefase zo te formuleren dat ze gemakkelijker te verdedigen zijn?; (2) hoe kan in de argumentatiefase gebruik gemaakt worden van metonymie om argumenten zo te presen- | ||||||||||||||||||||
[pagina 248]
| ||||||||||||||||||||
teren dat ze zo sterk mogelijk lijken of de kans op een succesvolle aanval van de tegenpartij zoveel mogelijk wordt beperkt? Om te beginnen zal ik de belangrijkste typen metonymie bespreken die in de retorische en linguïstische literatuur worden genoemd en nagaan wat in algemene zin de mogelijke effecten van het gebruik van de verschillende typen metonymie zou kunnen zijn. Uitgaande van deze algemene analyse zal ik vervolgens trachten te specificeren wat de mogelijkheden zijn om met metonymie in de confrontatiefase en de argumentatiefase van een discussie strategisch te manoeuvreren. Op deze manier hoop ik beter te kunnen verantwoorden waarom metonymie een retorisch stijlmiddel kan worden genoemd. | ||||||||||||||||||||
2. Typen metonymie en mogelijke effectenPerelman en Olbrechts-Tyteca vermelden drie algemene effecten die tropen en stijlfiguren bij het presenteren van gegevens kunnen hebben: deze presentatiemiddelen kunnen een bepaalde keuze opleggen of suggereren, een band tussen de spreker of schrijver en zijn publiek tot stand brengen of ervoor zorgen dat iets meer nadruk krijgt of meer opvalt (1969: 172). Uit de voorbeelden die ze geven, blijkt dat metonymie in hun ogen in ieder geval de eerste twee van deze effecten kan hebben. Hoewel Perelman en Olbrechts-Tyteca van mening zijn dat het maken van een specifieke keuze niet de belangrijkste functie is van metonymie, kan deze troop deze functie volgens hen soms wel hebben: ‘The use of ‘mortals’ for instance, in place of ‘men’, is a way of drawing attention to a particular characteristic of men’ (1969:173-174). Het bewerkstelligen van een bepaalde keuze lijkt hier overeen te komen met wat Lakoff en Johnson bedoelen met het belichten van bepaalde aspecten. Veel metonymische relaties zijn symbolisch van aard. Zo is ‘het Witte Huis’ het symbool van de autoriteiten in Amerika en ‘de Kroon’ het symbool van de monarchie. De relaties tussen het symbool en datgene wat gesymboliseerd wordt zijn volgens Perelman en Olbrechts-Tyteca geen objectieve relaties maar relaties die alleen erkend worden door de leden van een bepaalde groep (1969: 332). Door gebruik te maken van vormen van metonymie die op symbolische verbanden berusten, wordt het volgens hen mogelijk om een band met het publiek te creëren of de gevoelens van gemeenschappelijkheid te versterken tussen de leden van het publiek. Afgezien van deze twee algemene effecten die aan het gebruik van metonymie worden toegeschreven, worden er in de vakliteratuur ook meer gedetailleerde observaties gerapporteerd met betrekking tot de mogelijke effecten van specifieke typen metonymie. Quintilianus noemt het type metonymie dat ook wel synecdoche genoemd wordt (en tegenwoordig algemeen als een subtype van metonymie wordt gezien). Hiervan is sprake wanneer een deel voor het geheel staat of een genus voor een species of andersom. Maar er zijn ook andere metonymische substituties mogelijk volgens Quintilianus: De metonymie duidt uitvindingen aan met de naam van de uitvinder en bezittingen met die van de bezitter [...] Ook staat wel eens het omvattende voor het omvatte [...] Zowel bij dichters als bij redenaars komt het ook veel voor, dat we de veroorzaker aanduiden met het veroorzaakte. (Quintilianus VIII.6.23-27). | ||||||||||||||||||||
[pagina 249]
| ||||||||||||||||||||
Het laatstgenoemde type substitutie waarin in plaats van naar de gevolgen naar de oorzaken verwezen wordt of andersom, wordt ook wel metalepsis genoemd. Een voorbeeld van metalepis is het gebruik van de uitdrukking ‘hij heeft zijn tong verloren’ (oorzaak) voor ‘hij zegt niets’ (gevolg). Lakoff en Johnson (1980: 37-38) geven een lijstje van in onze cultuur vigerende metonymische concepten dat de opsomming van Quintilianus gedeeltelijk overlapt: The part for the whole
Controller for controlled
Producer for product
Object used for user
Institution for people responsible
The place for the institution
The place for the event
Zoals we eerder zagen, was Quintilianus van mening dat metonymie van het type synecdoche, waarin er sprake is van getalsmatige relaties, het makkelijkst kan worden toegepast door redenaars (2001, VIII.VI. 20). Ook moderne retorici besteden veel aandacht aan het gebruik van synecdoches voor retorische doeleinden. Synecdoches kunnen specificerend (zoals het geval is bij pars pro toto en bij een generiek enkelvoud) of generaliserend (totum pro parte) van aard zijn. In hun studie over racistisch en antisemitisch taalgebruik vermelden Reisigl en Wodak specificerende synecdoches zoals ‘de buitenlander,’ ‘de jood’ en ‘de Oostenrijker’ als middelen die bij uitstek geschikt zijn om essentialistische en stereotyperende uitspraken te doen door de gemeenschappelijkheid van een groep personen te benadrukken en hun onderlinge verschillen te negeren (2001: 57). Een soortgelijk generaliserend effect kan bereikt worden door synecdoches van het type totum pro parte te gebruiken. Zo wordt in voorbeeld (3) verwezen naar de mening van een land als geheel, in plaats van naar de opinies van de inwoners:
Ook andere typen metonymie dan synecdoches kunnen volgens sommige auteurs gebruikt worden om retorische effecten te bereiken. Zo wijzen Lakoff en Johnson op de mogelijkheid iemands verantwoordelijkheid voor een bepaalde handeling te benadrukken met behulp van een type metonymie waarbij de opdrachtgever staat voor degenen die zijn opdrachten uitvoeren: Via the controller for controlled metonymy we not only say ‘Nixon bombed Hanoi’ but also think of him as doing the bombing and hold him responsible for it (1980: 39). Reisgl en Wodak noemen ook gevallen van metonymie waarbij juist geabstraheerd wordt van de persoon die iets doet om te verhullen wie er verantwoordelijk is voor een bepaalde handeling: ‘metonymies enable the speakers to conjure away responsible, involved or affected actors [...], or to keep them in the semantic background’ (2001: 58). Een voorbeeld van | ||||||||||||||||||||
[pagina 250]
| ||||||||||||||||||||
een dergelijk gebruik van metonymie zou (4) zijn, waarbij het product genoemd wordt in plaats van degenen die dit product geproduceerd hebben:
Prandi (1992: 235) wijst op de mogelijkheid om de belangrijkste informatie op een zeer kernachtige wijze weer te geven met behulp van metonymieën waarin de oorzaken in plaats van de gevolgen of de middelen in plaats van de doelen genoemd worden of precies het omgekeerde gebeurt. Door een dergelijke presentatiewijze kan een argument volgens haar een sterkere indruk maken. Ze geeft een (aan Bonhomme 1987 ontleend) voorbeeld van hoe in een regionale verkiezingscampagne de argumentatieve kracht van een langer betoog vergroot kan worden door de argumentatie als het ware samen te ballen in een kernachtige slogan:
Deze elliptische slogan is een kernachtige manier om de volgende uitspraak te doen: ‘dit potlood is het middel dat u kunt gebruiken om te stemmen op de kandidaat die belooft de snelweg aan te leggen wanneer hij de verkiezingen wint’. Er is in dit voorbeeld eigenlijk sprake van een combinatie van twee metoniemen: dit potlood staat voor de handeling van het stemmen en is dus een metonymie van het type waarin het middel genoemd wordt in plaats van het doel, maar met de snelweg wordt het doel aangeduid in plaats van het middel, dat wil zeggen de handeling van het stemmen op de juiste kandidaat. Zoals uit dit voorbeeld blijkt, kan metalepsis (het noemen van oorzaken in plaats van gevolgen of andersom) het mogelijk maken informatie op een bijzonder kernachtige wijze te verwoorden. Door het doel of resultaat van de handeling te noemen in plaats van het middel, komt de nadruk volgens Pauwels bovendien op de functie van de handeling te liggen (1999: 262). In combinatie met de mogelijkheid het accent op het resultaat of het doel van een bepaalde handeling (zoals het aanschaffen van een bepaald product) te leggen, zou de kernachtigheid kunnen verklaren waarom we dit type metonymie regelmatig in advertenties aantreffen. Ook de omgekeerde variant, waarin de oorzaak in plaats van het gevolg genoemd wordt, kan overigens in advertenties functioneel zijn, getuige het volgende voorbeeld van Leech (1966: 183) uit een advertentie voor shampoo:
Ook deze slogan is kernachtiger dan de niet - metonymische versie ‘Wash the dirt of the big city right out of your hair’. Minstens even belangrijk is echter dat de slogan eufemistischer en dus minder grof klinkt dan wanneer de metonymie zou ontbreken. Dit verzachtende effect achten verschillende auteurs een belangrijk kenmerk van metonymie. Pauwels (1999: 265) bijvoorbeeld, merkt op dat veel voorbeelden van metonymie die in zijn corpus voorkomen als eufemismen lijken te fungeren. Naast de twee genoemde effecten lijkt een derde effect van de in (6) gebruikte metalepsis te zijn dat allerlei associaties met een grote stad, zoals drukte, lawaai en spanning, er nog steeds in kunnen doorklinken en niet gedempt worden | ||||||||||||||||||||
[pagina 251]
| ||||||||||||||||||||
zoals bij de niet-metonymische versie het geval zou zijn. Deze associaties kunnen vervolgens weer worden overgedragen op de shampoo in kwestie, zodat er bij deze shampoo niet alleen sprake lijkt te zijn van een product om je haar mee te wassen maar ook van een middel om je van alle euvelen van het grote stadsleven te bevrijden. | ||||||||||||||||||||
3. Het strategisch gebruik van metonymie in de confrontatie- en argumentatiefaseIemand die argumentatie naar voren brengt mag er aan gehouden worden dat hij een verschil van mening tot een oplossing wil brengen en zich daarbij gebonden weet aan bepaalde redelijkheidsnormen. Volgens Van Eemeren en Houtlosser zal iemand die argumenteert in de regel tegelijkertijd een uitkomst van het verschil van mening nastreven die voor hemzelf zo gunstig mogelijk is. Argumentatief taalgebruik heeft daarom volgens hen zowel een dialectische als een retorische dimensie (1999: 143-144). Het met elkaar in overeenstemming moeten brengen van het dialectische doel van geschiloplossing en het retorische doel de eigen positie aanvaard te krijgen kan voor de discussianten aanleiding zijn om strategisch te manoeuvreren, dat wil zeggen ‘zo te werk gaan dat aan de dialectische verplichtingen wordt voldaan zonder dat de retorische aspiraties worden opgegeven en de mogelijkheden die de dialectische situatie biedt retorisch zo te exploiteren dat de discussie de kant op gestuurd wordt waarmee de eigen belangen het best gediend zijn’ (1999: 144). De vier dialectische discussiefasen vormen een goed uitgangspunt om vast te stellen welke retorische mogelijkheden een bepaalde dialectische situatie de bij een verschil van mening betrokken partijen biedt om een zo gunstig mogelijk resultaat te bereiken: Aangezien het van de fase waarin de discussie op een bepaald moment verkeert afhangt wat voor voordelen er precies te behalen zijn, moeten de retorische doelen van de participanten per fase worden gespecificeerd: het dialectische doel van elke discussiefase heeft altijd een retorisch analogon (Van Eemeren en Houtlosser 1999: 147). De dialectische functie van de confrontatiefase is het verschil van mening zo duidelijk mogelijk tot uitdrukking te laten komen. In deze fase is algemeen gesteld het retorisch doel van een aan de discussie deelnemende partij ‘het geschil in een voor de betreffende spreker of schrijver gunstige vorm ‘op tafel te krijgen’’ (Van Eemeren en Houtlosser 1999: 149). In hun pogingen om het verschil van mening zo te formuleren dat de kans op een voor hen gunstig resultaat zo groot mogelijk is, zullen de discussianten hun standpunt bijvoorbeeld zo proberen te presenteren dat het zo gemakkelijk mogelijk verdedigd kan worden of zo moeilijk mogelijk kan worden aangevallen. Deze vorm van strategisch manoeuvreren hoeft volgens Van Eemeren en Houtlosser niet noodzakelijk strijdig te zijn met het pragma-dialectische redelijkheidsideaal: There is nothing wrong with any attempts to shape the difference in a way that promotes a resolution in one's own favour, unless the difference is obscured, for instance by mystifying the mutual positions or by immunizing standpoints against criticism (2001: 152). | ||||||||||||||||||||
[pagina 252]
| ||||||||||||||||||||
De dialectische functie van de argumentatiefase is de houdbaarheid van een standpunt te testen door een wisselwerking van aanvallende en verdedigende zetten te laten plaatsvinden. Het retorische doel van de argumentatiefase is die toetsing zo te laten verlopen dat hij het gunstigst uitpakt voor de partij in kwestie, dat wil zeggen: ‘to make the strongest case and to launch the most effective attack’ (Van Eemeren en Houtlosser 2002: 139). Om de verdediging van zijn standpunt zo sterk mogelijk te laten lijken, kan een discussiant onder meer proberen om nuanceringen en onzekerheden die zijn verdediging zouden kunnen verzwakken minder prominent naar voren te laten komen, zijn argumenten zo te presenteren dat ze zoveel mogelijk lijken aan te sluiten bij de opvattingen en voorkeuren van de tegenstander en zijn argumenten zo formuleren dat bepaalde vormen van kritiek minder gauw bij de tegenstander zullen opkomen. Omdat metonymie een stijlmiddel blijkt te zijn waarmee het mogelijk is de nadruk op een bepaald aspect te leggen, een aspect juist naar de achtergrond te doen verdwijnen of de (argumentatieve) kracht van bepaalde uitspraken groter te doen lijken, lijkt deze troop bij uitstek geschikt om een bijdrage te leveren aan het bereiken van de met de confrontatie- en argumentatiefase geassocieerde retorische doelen. Aan de hand van voorbeelden van de eerder besproken soorten metonymie zal ik nader aangeven wat de rol is die metonymie kan spelen bij het strategisch manoeuvreren in de confrontatie- en argumentatiefase. Zoals we gezien hebben kunnen synecdoches gebruikt worden om generaliserende uitspraken te doen. Deze vorm van metonymie kan zowel gebruikt worden om een standpunt op een voor de spreker of schrijver gunstige manier naar voren te brengen (confrontatiefase) als om de argumentatie zo voordelig mogelijk te presenteren (argumentatiefase). (7) is een voorbeeld van hoe deze vorm van metonymie strategisch kan worden benut in de argumentatiefase. In reactie op het voorstel om in Irak massavernietigingswapens te gaan gebruiken om het terrorisme te bestrijden verdedigt William Flatt zijn standpunt dat dit geen goed idee is met behulp van een argument dat een totum pro parte-metonymie bevat:
Door het over Amerika te hebben in plaats van over ‘alle’ of ‘de meeste’ Amerikanen kan Flatt de indruk wekken dat hij de algemene opvatting van alle Amerikanen weergeeft zonder dat hij genoodzaakt is precies aan te geven hoeveel Amerikanen deze opvatting delen. Op die manier kan hij zijn argument sterker laten lijken of er in ieder geval voor zorgen dat het moeilijker aan te vallen is.Ga naar eind1 Metonymieën die op een symbolische relatie berusten kunnen gebruikt worden om een standpunt zo te presenteren dat het lijkt alsof het vanzelfsprekend is en geen verdere verdediging nodig heeft. Voorbeeld (8) kan ter illustratie dienen van dit gebruik van metonymie in de confrontatiefase. In de kop van een krantenartikel uit het NRC grijpt de auteur de symbolische relatie tussen witte jassen en artsen aan om zijn standpunt op een voor hem voordelige wijze te presenteren:
| ||||||||||||||||||||
[pagina 253]
| ||||||||||||||||||||
Dat de auteur afwijzend staat tegenover de stakingen van de huisartsen, wordt al meteen duidelijk uit de kop: de huisartsen hebben vuile handen, wat betekent dat ze zich met onoorbare zaken hebben beziggehouden. In het vervolg van het artikel werkt de auteur zijn positie verder uit door te betogen dat artsen niet het recht hebben om zich te gedragen als gewone werknemers die in dienst zijn van een bedrijf. Door de metonymie witte jassen te gebruiken en deze uitdrukking via een antithese te contrasteren met vuile handen wordt gesuggereerd dat het standpunt onbetwistbaar is en lijkt een verdere verdediging op het eerste gezicht overbodig: wit en vuil gaan immers niet samen. Vanwege de symbolische relatie tussen witte jassen en de medische stand, met alle associaties die bij die professie horen, suggereert de tegenstelling tussen wit en vuil in deze context een onverenigbaarheid tussen de ethisch hoogstaande medische wereld en de op winstbejag gerichte zakenwereld - tussen het ideaal (artsen met een roeping) en de realiteit (huisartsen die staken voor hogere vergoedingen). Metonymieën die naar de opdrachtgever verwijzen in plaats van naar degenen die de opdrachten uitvoeren (‘controller for controlled’) kunnen in de argumentatiefase gebruikt worden om de argumentatie een sterkere indruk te laten maken. In voorbeeld (9) wordt dit type metonymie voor dat retorische doel gebruikt:
Het standpunt dat hier verdedigd wordt is dat niemand die bij zijn volle verstand is op Bush zou moeten stemmen. Om dit negatieve oordeel over Bush te ondersteunen geeft de schrijver voorbeelden van tegenstrijdige en daardoor afkeurenswaardige handelingen die tijdens het bewind van Bush zijn uitgevoerd en presenteert hij die zo dat het lijkt alsof ze door Bush persoonlijk zijn uitgevoerd. Op die manier wordt de verantwoordelijkheid van Bush voor de handelingen in kwestie extra benadrukt en daarmee de negatieve indruk van Bush versterkt. In de praktijk kan het gebruik van deze techniek om iemand extra verantwoordelijk te laten lijken voor iets wat negatief gewaardeerd wordt soms op kritiek stuiten van de tegenstander. Zo beschuldigt een briefschrijver in voorbeeld (10) de Amerikaanse liberale pers van bevooroordeeldheid in zijn verslaggeving over de strijd tegen het terrorisme doordat deze pers in een artikel gebruik heeft gemaakt van een metonymie waarin de opdrachtgever voor de uitvoerders van de opdracht staat:
| ||||||||||||||||||||
[pagina 254]
| ||||||||||||||||||||
De briefschrijver is naar alle waarschijnlijkheid een aanhanger van Bush en vindt het onacceptabel dat de strijd tegen het terrorisme te omschreven wordt als ‘Bush's war on terror’. Hij vindt dit vermoedelijk niet acceptabel omdat deze woordkeuze suggereert dat de klap die het hooggerechtshof heeft uitgedeeld aan de strijd tegen het terrorisme een teken is van het persoonlijk falen van Bush, een klap in zijn gezicht. De briefschrijver betoogt dat de media, willen ze de schijn van objectiviteit ophouden, zich een dergelijke presentatie alleen kunnen veroorloven als ze ook bereid zijn de verantwoordelijkheid van Bush te benadrukken wanneer ze in positieve zin over zijn beleid berichten. Dit voorbeeld laat zien dat de effectiviteit van deze vorm van strategisch manoeuvreren voor een belangrijk deel zal afhangen van al bij het publiek aanwezige attitudes ten opzichte van de persoon wiens verantwoordelijkheid wordt benadrukt. Metonymieën die oorzaken noemen in plaats van gevolgen of middelen in plaats van doelen kunnen ook een effectieve manier zijn om iemands argumentatie een sterkere indruk te laten maken. We citeerden eerder al het voorbeeld ‘Dit potlood is de snelweg’, dat deel uitmaakte van een regionale verkiezingscampagne voor een partij die beloofde een nieuwe snelweg aan te leggen als hun kandidaat zou worden verkozen. De slagzin geeft de argumentatie weer om voor de partij in kwestie te stemmen en doet dit op een bijzonder krachtige en stellige manier: de presentatie van het argument suggereert dat succes verzekerd is. Als je deze metonymische slagzin vervangt door het niet-metonymische equivalent ‘Dit potlood is het middel dat u kunt gebruiken om te stemmen op de kandidaat die belooft de snelweg aan te leggen als hij de verkiezingen wint’, ontstaat er meteen ruimte voor allerlei vormen van twijfel. Relevante kritische vragen als ‘Is het wel echt gegarandeerd dat de kandidaat in kwestie de verkiezingen zal winnen als ik op hem stem?’ en ‘Hoe zeker is het dat de kandidaat als hij eenmaal aan de macht is werkelijk zal doen wat hij beloofd heeft?’ zullen zich nu vermoedelijk eerder opdringen, omdat de onzekerheid over het eindresultaat en de mogelijke obstakels die het bereiken van dat resultaat in de weg kunnen staan in de nietmetonymische slagzin explicieter zijn aangeduid. Uitdrukkingen als ‘als hij de verkiezingen wint’ en ‘die belooft een snelweg aan te leggen’ maken duidelijk dat bepaalde voorwaarden eerst nog vervuld zullen moeten worden en dat succes dus nog niet verzekerd is. In een Nederlandse advertentie voor het product suiker is een vergelijkbaar gebruik van metonymie te vinden. Ook hier wordt de metonymie gebruikt als een manier om mogelijke tegenstanders het zwijgen op te leggen. Daarnaast dient de metonymie er hier toe om het argument zo te presenteren dat het zo goed mogelijk aanslaat bij het publiek:
Dit is opnieuw een voorbeeld van metonymie waarbij het doel staat voor het middel: suiker is een bron van energie, maar wordt in deze slagzin gepresenteerd alsof het zelf energie is. Aangezien energie over het algemeen als iets positiefs wordt beschouwd en suiker energie is, en dan ook nog van nature, wordt met deze formulering een heel positief beeld van suiker geschetst. Tegelijkertijd wordt met deze presentatie naar de achtergrond gedrukt dat suiker slechts een van de vele bronnen van energie is en dan ook nog een bron van energie die | ||||||||||||||||||||
[pagina 255]
| ||||||||||||||||||||
de laatste jaren in gezondheidskringen bijzonder kritisch besproken is. Dat er ook andere en betere bronnen van energie zijn (de zogenaamde ‘goede koolhydraten’ in plaats van de ‘slechte koolhydraten’) is een relevante tegenwerping die wanneer de non-metonymische zinsnede ‘Suiker is een bron van energie’ gebruikt wordt waarschijnlijk eerder naar voren gebracht zal worden. | ||||||||||||||||||||
4. ConclusieDoor middel van de analyse van de hierboven gegeven voorbeelden hoop ik duidelijk te hebben gemaakt dat metonymie met recht een retorisch stijlmiddel genoemd kan worden. Deze troop blijkt een belangrijke rol te kunnen spelen in de strategische manoeuvres die taalgebruikers uitvoeren in de confrontatie- en argumentatiefase van een discussie. Door metonymieën te gebruiken kan een spreker of schrijver zijn standpunt zo presenteren dat het gemakkelijk te verdedigen wordt en kan hij zijn argumenten zo presenteren dat ze een sterkere indruk maken en minder snel zullen uitnodigen tot kritische reacties. In hoeverre dergelijke manoeuvres dialectisch gesproken toelaatbaar zijn of over de schreef gaan doordat de regels van een kritische discussie overtreden worden en de manoeuvres daardoor ‘ontsporen’ zoals Van Eemeren en Houtlosser (2002: 142) het noemen, kan niet goed in het algemeen worden aangegeven, maar moet van geval tot geval worden bekeken. Wanneer het gebruik van metonymie bijvoorbeeld neerkomt op het toepassen van een immuniseringsstrategie die het in de praktijk onmogelijk maakt om het standpunt aan te vallen omdat degene die het standpunt naar voren heeft gebracht zich er altijd onderuit kan draaien, is er sprake van een drogreden. Maar hoe zit het wanneer de metonymische presentatie van een argument ertoe bijdraagt dat bepaalde vormen van kritiek minder gauw naar voren zullen worden gebracht, terwijl de oplettende kritische lezer in principe nog wel steeds de mogelijkheid heeft om die kritiek te berde te brengen? Om dergelijke vragen te kunnen beantwoorden moet er eerst meer duidelijkheid worden verschaft over de dialectische deugdelijkheidscondities voor de vormen van manoeuvreren waartoe metonymische constructies de mogelijkheid bieden.Ga naar eind2 | ||||||||||||||||||||
[pagina 256]
| ||||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|