[Nummer 3]
Menno de Jong en Peter Jan Schellens
Methoden voor tekstevaluatie onder de loep
Ter inleiding
De begrijpelijkheid van een bijsluiter, de geschiktheid van een voorlichtingsfolder voor de doelgroep, de toegankelijkheid van een website: in diverse studies is aangetoond dat formatief evaluatieonderzoek gericht op dergelijke punten een belangrijke stap is op weg naar effectieve (papieren en digitale) teksten. De tekstontwerper staat inmiddels een groot scala aan evaluatiemethoden ter beschikking: van expertonderzoek aan de hand van het CCC-model tot doelgroeponderzoek met hardopdenkprotocollen of de plus-en-minmethode.
Tijdens het VIOT-congres in december 2002 in Antwerpen vond een symposium plaats over ‘Document design en methoden voor tekstevaluatie’. Daarin stonden diverse tekstevaluatiemethoden ter discussie. Een dergelijke discussie kan natuurlijk gevoerd worden op basis van praktijkervaringen. In vier bijdragen - nu in dit themanummer opgenomen - werd echter onderzoek gepresenteerd naar de waarde van een of meer methoden. Daarmee kreeg het symposium een soort Droste-effect, dat ook dit themanummer laat zien. Hier wordt onderzoek gepresenteerd naar de kwaliteit van een aantal teksten, maar het gaat de onderzoekers niet zozeer om die teksten maar om de methoden die gebruikt worden om tekstkwaliteit in een conceptfase vast te stellen - met het oog op revisie en verbetering.
Het onderzoek naar de waarde en beperkingen van tekstevaluatiemethoden is in de afgelopen 10 jaar een interessant en geschakeerd werkterrein geworden. In Met het oog op de lezer (De Jong & Schellens 1995) konden we nog niet veel meer doen dan een overzicht bieden over de verschillende beschikbare methoden. Die inventarisatie bracht ook aan het licht dat we van de meeste methoden nog heel weinig wisten: hoe makkelijk of lastig zijn ze in het gebruik in de praktijk, hoe betrouwbaar zijn ze, wat zeggen de resultaten ervan precies, hoe hanteerbaar zijn de resultaten als handvat voor revisie? Bij veel van de toen besproken methoden konden we dergelijke vragen alleen maar stellen en over de antwoorden speculeren. Zo werd de inventarisatie tegelijkertijd een onderzoeksagenda voor de toekomst. Uit dit themanummer blijkt dat inmiddels hard aan die agenda wordt gewerkt.
We signaleren hier enkele ontwikkelingen. Ten eerste is het terrein van onderzoek verbreed. Het ging ons destijds nog vooral om methoden die bij het ontwerp van voorlichtingsteksten konden worden gebruikt. In dit themanummer komen naast voorlichtingsteksten (brochures maar ook bijsluiters) nu ook websites aan de orde, hier vertegenwoordigd door een online catalogus en een wereldwijd gebruikt bibliografisch systeem.
Ten tweede is inmiddels een scala aan methoden in onderzoek: in de artikelen in dit themanummer gaat het niet alleen om vertrouwde instrumenten zoals de plus-en-minmethode, het daarvan afgeleide softwareprogramma Focus en het CCC-model van Renkema, maar ook