Tijdschrift voor Taalbeheersing. Jaargang 12
(1990)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Taalbeheersing– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||
Spreektaal, schrijftaal en hun tussenvormen
|
1 | er bestaat een zeer groot verschil tussen gesproken taal en geschreven taal, |
2 | er is geen reden spreektaal te prefereren boven schrijftaal, en |
3 | de stilistische verschillen tussen spreektaal en schrijftaal hangen nauw samen met de materiële verschillen tussen gesproken en geschreven taal. |
2 De linguïstische traditie
Binnen de linguistiek heeft men de neiging gesproken en geschreven taal over één kam te scheren. Dat hangt ongetwijfeld samen met het idee dat taal een vormenstelsel is, een verzameling structuren, waarvan de materiële component onbelangrijk is. De Saussure (1915, p. 169) noemt taal een vorm en geen substantie (noot Ga naar eindnoot1).
Gesproken en geschreven taal zouden dus wel verschillen, maar niet in hun essentie, de structuur. Deze De Saussuriaanse opvatting is bij mijn weten nooit vanuit de linguistiek bestreden. Vandaar dat bijvoorbeeld syntactici rustig spreken over de grammaticaliteit van zinnen zonder daarbij te vermelden of het gaat over de gesproken of de geschreven variëteit van een taal. Vandaar dat historisch taalkundigen klankwetten konden reconstrueren uit geschreven materiaal, zonder echt stil te staan bij de enorme interpretatieproblemen die daaraan vastzitten.
Van de beide materieel verschillende variëteiten wordt de gesproken variant door de linguisten beschouwd als primair, de geschreven variant als secundair. De Saussure (1915, p. 45) zegt zelfs dat de enige bestaansreden van de geschreven taal het weergeven van de
gesproken taal is (noot Ga naar eindnoot2). Bloomfield (1933, p. 21) stelt dat schrift geen taal is, maar slechts de vastlegging daarvan (noot Ga naar eindnoot3). Chomsky heeft zich bij mijn weten nooit meer over deze kwestie van gesproken versus geschreven taal uitgelaten, waarschijnlijk omdat er niemand meer van het primaat van de gesproken taal overtuigd hoefde te worden.
De achtergronden van dit standpunt omtrent het primaat van de gesproken taal zijn bekend. We nemen aan dat er een tijd geweest is dat er wel talen werden gesproken, maar niet geschreven. In het mensenleven herhaalt zich dit wereldhistorische fenomeen in het klein: de gesproken-taalverwerving gaat de alfabetisering vooraf. Ook nu nog worden niet alle talen die er op de wereld gesproken worden ook geschreven. Bovendien beheersen niet alle sprekers van talen die wel geschreven worden, de geschreven variant.
Zowel De Saussure (1915, p. 45) als Bloomfield (1933, p. 21) vergelijken de verhouding tussen gesproken en geschreven taal met die tussen een mens en zijn foto. Ook uit deze vergelijking blijkt dat men schrift niet beschouwt als taal, maar slechts ziet als een - min of meer arbitraire - weergave daarvan. Als je het schrift of de spelling verandert, verander je niet de taal.
Ik wil in de rest van dit artikel laten zien dat gesproken en geschreven taal gelijkwaardige taalvariëteiten zijn en dat er grote verschillen tussen beide bestaan in het gebruik dat men maakt van de aanwezige structuren: stilistische verschillen die samenhangen met de materiële verschillen.
3 Zes verschillen tussen gesproken en geschreven taal
3.0 Inleiding
Er vallen tussen gesproken en geschreven taal zes basisverschillen te onderkennen, die met elkaar samenhangen en die elk voor zich leiden tot stilistische verschillen: verschillen tussen spreektaal en schrijftaal. Die zes verschillen zijn de volgende:
1 | medium: geluid vs. beeld, |
2 | dimensie: tijd (ééndimensionaal) vs. ruimte (tweedimensionaal), |
3 | communicatiesituatie: aanwezigheid vs. afwezigheid ontvanger, |
4 | communicatiefunctie: persoonlijke vs. algemene boodschappen, |
5 | produktie- en receptie-orgaan: mond/oor vs. hand/oog, |
6 | produktie- en receptiesnelheid: 180 woorden per minuut vs. 20/300 woorden per minuut. |
De verschillen 1 tot en met 4 zijn te beschouwen als verschillen in het produkt, terwijl de verschillen 5 en 6 betrekking hebben op het proces. Het materiële verschil 2 volgt uit 1. De communicatieve verschillen 3 en 4 zijn beide het gevolg van 2. Bij de produktieverschillen is 6 het gevolg van 5. In schema 1 is dit uitgebeeld.
Ik zal nu elk van de zes verschillen bespreken en laten zien tot welke stilistische verschillen zij aanleiding geven. Daarbij zal tevens duidelijk worden hoe de materiële tussenvormen van gesproken en geschreven taal voorspelbaar zijn voor wat betreft hun stilistische kenmerken.
3.1 Medium
Het feit dat gesproken taal eerder bestond dan geschreven taal, wil niet zeggen dat in het schrift ook van meet af aan eigenschappen van het spraakgeluid werden weergegeven. Eerder werden in Egyptische en Sumerische hiëroglyfen en in het oude Chinese schrift elementen van de betekenis weergegeven. Pas later is het schrift, althans buiten China, zich meer en meer gaan aansluiten bij de klankvormelijke aspecten van taal. Dit impliceert echter niet dat geschreven taal erin slaagt de gehele klankvormelijke werkelijkheid recht te doen. Zo bestaan er schriften, zoals het klassieke Arabisch, waarin men alleen consonanten schrijft. Voor ons klinkt dat ietwat wonderlijk; velen vinden het raadselachtig dat een dergelijk schrift leesbaar is. Toch is het met ons schrift niet echt anders gesteld. Wij geven bijvoorbeeld geen lettergreepgrenzen weer (buiten afbrekingsposities en het gebruik van trema's) en geen woord- of zinsaccent. Dat impliceert dat iemand die wel het Latijnse alfabet kent en ook de principes van de Nederlandse spelling, maar geen Nederlands, een Nederlandse tekst niet op verstaanbare wijze kan voorlezen.
Met name het verschijnsel zinsaccent leidt tot mogelijkheden in de gesproken taal die in de geschreven taal niet bestaan. Zo kan men in de volgende zin elk woord, behalve van een accent geven:
(1) Ik houd niet van kip met kerriesaus.
In de geschreven taal is het, buiten impressionistisch proza en vooroorlogse meisjesboeken, uiterst ongebruikelijk dergelijke accenten te schrijven. Eerder zal men zijn toevlucht nemen tot omschrijvingen als de volgende:
(2a) Ikzelf houd niet van kip met kerriesaus.
(2b) Met kerriesaus vind ik kip niet lekker. etc.
Dit eenvoudige voorbeeld maakt duidelijk dat de geschreven taal zich zal moeten bedienen van andere constructies dan de gesproken taal. Weliswaar zijn de in (2a) en (2b) gegeven omschrijvingen ook mogelijk in gesproken taal, maar in geschreven taal zijn ze noodzakelijk. Hier zien we dus een eerste stilistisch verschil tussen spreektaal en schrijftaal dat voorspelbaar is vanuit het materiële verschil beeld versus geluid.
3.2 Dimensie
Spreken verloopt in de tijd en is ook tijdelijk: ‘Semel emissum volat irrevocabile verbum’ (letterlijk: Eenmaal geuit, vliegt het woord onherroepelijk). Schrijven verloopt in de ruimte en blijft: ‘Scripta manent’ (het geschrevene blijft).
Dit verschil tussen (weg)vliegen en blijven, leidt ertoe dat spreker en luisteraar aan elkaar gekoppeld zijn in de tijd, terwijl dat voor schrijver en lezer niet geldt. De luisteraar kan niet vooruit- of terugblikken, kan niet pauzeren, tenzij de spreker hem daartoe dwingt. Schrijver en lezer kunnen daarentegen al deze dingen wel. Zij bewegen zich vrij door de ruimte van de tekst.
Dat heeft als gevolg dat er in de geschreven taal constructies mogelijk zijn die in de gesproken taal minder gauw zullen voorkomen. Vergelijk de volgende zin:
(3) De reeds in de middeleeuwen tot bloei gekomen Noorditaliaanse stadstaten zijn pas in de negentiende eeuw, na de strijd om de Italiaanse eenwording, die door Garibaldi, Mazzini en Cavour werd geleid, verenigd.
In de geschreven taal is zo'n zin heel gewoon. De afstand tussen het lidwoord de en het erbijbehorende substantief stadstaten is weliswaar groot, evenals de afstand tussen de persoonsvorm zijn en het participium verenigd, maar toch zijn dergelijke niet zeer grote tangconstructies voor de lezer geen serieus probleem, omdat hij kan terugkijken. Voor een luisteraar zou een dergelijke zin wel problemen geven. Bovendien heeft de spreker meestal onvoldoende overzicht om meteen dergelijke zinnen te kunnen formuleren. Hij kan niet, zoals de schrijver, eraan knutselen.
Als we zin (3) zouden transponeren naar een mondelinge situatie, zouden we bijvoorbeeld (4) kunnen verwachten:
(4) De stadstaten in Noord-Italië, die zijn al in de middeleeuwen tot bloei gekomen. Maar verenigd, dat zijn ze pas in de negentiende eeuw. In de strijd om de Italiaanse eenwording is dat gebeurd. Daar had Garibaldi de leiding van, met Mazzini en Cavour.
Het aantal woorden is vergeleken met versie (3) gestegen van 32 naar 43. We zien dus dat de geschreven taal economischer is; in de gesproken taal moet meer herhaald worden. De tangconstructies zijn verdwenen en ook een attributief adjectief als Noorditaliaanse.
We kunnen dus constateren dat ook hier het materiële verschil tijd versus ruimte leidt tot stilistische verschillen: andere constructies worden gebruikt. Naar dit type verschillen is vrij veel onderzoek gedaan. Vergelijk bijvoorbeeld Gibson (1966), Chafe (1982) en Geissner (1988).
3.3 De communicatiesituatie
In de gewone spreektaalsituatie is de ontvanger aanwezig, terwijl hij in de normale geschreven situatie afwezig is. Dit heeft twee consequenties:
1 | De spreker moet doorpraten, terwijl de schrijver rustig kan pauzeren en denken, |
2 | De spreker kan dingen aanwijzen, terwijl die mogelijkheid voor de schrijver niet bestaat. |
Ik wil het hier hebben over de eerste consequentie. Deze betekent dat de schrijver in het voordeel is. Hij kan rustig nadenken over formuleringen, die trefzeker en bondig zijn. De
spreker echter komt vaak denktijd tekort. Dan zal hij zijn toevlucht moeten nemen tot stoplappen, om denktijd te winnen.
De gevolgen van dit verschil voor de stijlverschillen tussen spreektaal en schrijftaal zijn vergelijkbaar met die uit de vorige subparagraaf. De schrijver heeft de tijd om aan zijn zinnen te knutselen. Hij kan die tijd gebruiken om met behulp van onder andere bepaalde tangen beknoptere zinnen te maken. Zijn lezer heeft ook de tijd om te pauzeren of terug te lezen, immers hij bepaalt zijn eigen tempo. De spreker echter zal noodgedwongen veel redundanter zijn, wat gelukkig voor de luisteraar, die hem moet zien bij te houden, een voordeel is.
3.4 De communicatiefunctie
Als gevolg van het blijvende karakter van schrift, wordt geschreven taal vanouds gebruikt voor literatuur, recht, bestuur en wetenschap. Gesproken taal is het normale voertuig van alledaags intermenselijk contact. Slechts wanneer dat laatste onmogelijk is, zal men zijn toevlucht nemen tot brieven.
Die scheiding van gebruikssferen kan zo groot zijn dat er voor beide typen functies totaal verschillende taalsystemen gebruikt worden. Deze situatie is bepaald niet uitzonderlijk. Denk aan het middeleeuwse Europa, waar het Latijn de meeste ‘schriftelijke’ functies vervulde, terwijl de ‘mondelinge’ functies vervuld werden door Provençaals, Middelhoogduits, Oudsaksisch, etcetera. Ook in de Arabische wereld en China bestaan vergelijkbare situaties. Zelfs in het hedendaagse Nederland is voor veel mensen nog steeds het dialect de taal voor de gesproken, het ABN die voor de geschreven functies.
Gezien deze feiten, mag het niet verwonderlijk heten dat er tussen gesproken en geschreven taal tal van verschillen bestaan die niet het gevolg zijn van de eerder besproken materiële verschillen of van de aan- of afwezigheid van de ontvanger, maar van dit verschil in gebruikssfeer. Op zowel lexicaal als syntactisch gebied, bestaan er grote verschillen. Een lexicaal voorbeeld ter verduidelijking.
(5) Men mag de V.S. bezoeken, mits men beschikt over een visum.
Een gesproken variant hiervan is:
(6) Je mag Amerika in, als je tenminste een visum hebt.
We zien hier een groot aantal lexicale verschillen: men vs.je, V.S. vs. Amerika, beschikt vs. hebt en mits vs. als tenminste. Veel taalgebruikers beseffen dat een woord als men, een afkorting als V.S., typische schrijftaalvormen zijn, terwijl je en Amerika in de spreektaal gangbaarder zijn. Van sommige van die verschillen echter, zoals van dat tussen mits en als tenminste lijken de meeste taalgebruikers zich niet bewust.
De traditie van de geschreven code heeft gezorgd voor een aantal beknopte varianten: afkortingen, zoals V.S., die in mondeling taalgebruik nauwelijks voorkomen, woorden als mits, waar de gesproken taal omslachtiger formuleringen kent. Sommige verschillen, zoals men vs.je hangen samen met de ‘onpersoonlijke’ traditie van de geschreven code. Weer andere verschillen tenslotte, zoals beschikt vs. hebt zijn willekeurig en functieloos.
3.5 Het produktie- en receptie-orgaan/produktie- en receptiesnelheid
Het verschil oor/mond vs. oog/hand leidt op zich niet tot stilistische verschillen tussen gesproken en geschreven taal. Wel leidt dit verschil tot een zesde materieel verschil: verschil in snelheid. Spreken en dus ook luisteren vinden plaats met een gemiddelde snelheid van ca. 180 woorden per minuut. Schrijven met een pen levert ca. 20 woorden per minuut op. Met een typemachine of tekstverwerker kan dat stijgen tot 60 woorden per minuut. Lezen vindt plaats met een gemiddelde van ongeveer 300 woorden per minuut. Let wel dat het hier ‘Engelse’ snelheden betreft. De Nederlandse woordlengte verschilt echter niet sterk van de Engelse, zodat deze cijfers in grote lijnen ook van toepassing zijn op het Nederlands. De crux is dat spreken veel sneller gaat dan schrijven en dat omgekeerd lezen veel sneller gaat dan luisteren.
In de subparagrafen 3.2 en 3.3 hebben we al gezien dat de schrijver meer overzicht en - vanwege de afwezige ontvanger - meer denktijd heeft dan de spreker. Dat kan hij omzetten in een voordeel. Hij kan namelijk meer tijd besteden aan het construeren van zijn boodschap. De hier beschreven snelheidsverschillen tussen praten en schrijven versterken die tendens nog. De schrijver heeft, vergeleken met de spreker zeeën van tijd. We hadden ook al gezien dat de lezer in het voordeel is boven de luisteraar: hij kan terugkijken en wordt in het algemeen geconfronteerd met een beknopter geformuleerde boodschap. Dat voordeel wordt nu nog sterker: lezen gaat bijna tweemaal zo snel als luisteren. We kunnen, samenvattend, constateren dat de lezer veel meer informatie tot zich neemt dan de luisteraar in dezelfde tijdseenheid. De richting van de stilistische verschillen die in 3.2 en 3.3 tussen spreektaal en schrijftaal werd geconstateerd wordt door het geconstateerde snelheidsverschil tussen spreken en schrijven nog versterkt.
3.6 Samenvatting
In schema II treft u een overzicht aan van de verschillen tussen gesproken en geschreven taal (cf. schema I), aangevuld met de verschillen tussen spreektaal en schrijftaal die daar het gevolg van zijn.
Extreme spreektaal kan dus omschreven worden als taalgebruik dat de stilistische keuzen A + C + E + G + I kent. Extreme schrijftaal kenmerkt zich door de keuzen B + D + F + H + J.
Ter toelichting zal ik hieronder een overzicht geven van enkele stilistische kenmerken, die men ‘achter’ A tot en met J moet zoeken. De meeste daarvan zijn al eerder aan bod geweest.
A: | wijdlopige stijl, veel redundante herhalingen |
B: | beknopte stijl, geen loze herhalingen |
C: | veelvuldig gebruik van accenten |
D: | nauwelijks gebruik van accenten, veel vooropplaatsingen en andere grammaticale emfaseaanduidingen |
E: | geen lange tangconstructies, weinig nominaliseringen, geen lange attributieve adjectiva, veel wijdlopige formuleringen |
F: | veel tangconstructies, nominaliseringen, attributieve adjectiva, veel beknopte formuleringen |
G: | wijdlopige stijl, veel redundante herhalingen, veel deictische woorden |
H: | beknopte stijl, weinig redundante herhalingen, parafrases in plaats van eenvoudige deixis |
I: | bepaalde lexicale keuzen (zie 3.4), geen sterke inbeddingen |
J: | bepaalde lexicale keuzen (zie 3.4), veel inbeddingen |
Sommige opposities (met name beknopt vs. wijdlopig) komen op verschillende plaatsen terug, andere zijn gebonden aan één materieel verschil.
4 Tussenvormen van gesproken en geschreven taal
Vooral door recente technische innovatie zijn er een aantal tussenvormen ontstaan tussen spreektaal en schrijftaal. Deze tussenvormen kennen vaak een opheffing van een van de besproken verschillen. Een paar gevallen wil ik de revue laten passeren.
a Mondelinge communicatie met behulp van een band- of cassetterecorder
Een belangrijk kenmerk van mondeling taalgebruik, namelijk het tijdelijke karakter ervan, met als gevolg het niet kunnen terugkijken, is hier opgeheven. In plaats van de normale stilistische keuze E, verwacht je hier tendenzen in de richting van F. Een ander belangrijk verschil is dat de ontvanger afwezig is: de spreker kan pauzeren. Dit zal ertoe leiden dat de stijlkeuzen G zullen tenderen in de richting H.
b Ondertiteling bij films
Hier is in zekere zin het omgekeerde aan de gang. Het normale tweedimensionale karakter van geschreven taal, inclusief het blijvende aspect, zijn afwezig. In plaats daarvan wordt de lezer, net als de luisteraar, ‘meegesleurd’ met de boodschap, zonder dat hij kan terugkijken of vooruitkijken. Hier verwacht je dus dat de stilistische keuzen F zullen gaan tenderen in de richting E.
c Het telefoongesprek
Bij het telefoongesprek is de ontvanger niet zichtbaar aanwezig, maar hij volgt de
boodschap wel onmiddellijk. Dat betekent dus dat de spreker wel moet doorpraten, maar geen dingen kan aanwijzen. Sommige stijlkenmerken van G zullen dus vervangen worden door H.
Het lijkt mij interessant om op basis van het hier geschetste stramien, de verschillen tussen ‘extreme’ spreektaal en ‘extreme’ schrijftaal te inventariseren en van daaruit voorspellingen te doen over de te verwachten stilistische kenmerken van tussenvormen van gesproken en geschreven taal.
5 Uitleiding
In het voorafgaande heb ik laten zien dat de verschillen tussen gesproken en geschreven taal niet alleen materieel maar ook qua communicatieve situatie en functie, aanzienlijk zijn. Het zal duidelijk zijn geworden dat het voor de hedendaagse gealfabetiseerde weinig zinvol is om te spreken over het primaat van de gesproken boven de geschreven taal. Beide kennen hun eigen toepassingsdomein. Maar vooral hoop ik te hebben gedemonstreerd dat de stilistische verschillen tussen spreektaal en schrijftaal geen culturele artefacten zijn, maar de logische consequentie van de materiële en communicatieve verschillen tussen beide taalvariëteiten. Derhalve zijn aanwijzingen in stijladviesboeken als ‘Write like you talk’ (Guning, 1971)of ‘Hanteer een leesbare, verzorgde spreektaal’ (Looijmans & Palm-Hoebé, 1986) uit den boze. Zulke adviezen miskennen de functionele achtergrond van de stijlverschillen tussen spreektaal en schrijftaal.
De enige uitzondering op deze functionaliteit vormen bepaalde conventies uit de geschreven taal onder J, zoals het gebruik van beschikken in plaats van hebben, die misschien in schriftelijk taalgebruik niet gewenst zijn. Maar alle andere adviezen met betrekking tot lexicon en grammatica (tangconstructies en dergelijke) lijken vooralsnog ten onrechte geen rekening te houden met de verschillende eisen die geschreven en gesproken taal aan hun gebruikers stellen en met de verschillende mogelijkheden die ze bieden.Ga naar eindnoot4Ga naar eindnoot5
Bibliografie
Bloomfield, L., Language. Allen & Unwin, London, 1967 (le dr. 1933) |
Chafe, W., Integration and involvement in speaking, writing and oral literature. In: D. Tannen (ed.), Spoken and written language: Exploring orality and literacy. Ablex, Norwood (N.J.), 1982 |
Geissner, H., Mündlich: Schriftlich; Sprechwissenschaftliche Analysen ‘freigesprochener’ und ‘vorgelesener’ Berichte. Scriptor, Frankfurt a. M., 1988 |
Gibson, J.W., A quantitative examination of differences and similarities in written and spoken messages. In: Speech Monographs 33, 1966, p. 444-451 |
Gunning, R., The technique of clear writing. McGraw-Hill, New York, 1971 |
Looijmans, P. & M. Palm-Hoebé, Effectieve zakenbrieven. Wolters-Noordhoff, Groningen, 1986 |
Saussure, F. de, Cours de linguistique générale. Crit. ed. T. de Mauro. Payot, Paris, 1976 (le dr. 1915) |
- eindnoot1
- La langue est une forme et non une substance.
- eindnoot2
- Langue et écriture sont deux systèmes de signes distincts; l'unique raison d’être du second est de représenter le premier; (...).
- eindnoot3
- Writing is not language, but merely a way of recording language by means of visible marks.
- eindnoot4
- (dat men gesproken taal belangrijker vindt dan geschreven taal, GV). C'est comme si 1’on croyait que, pour connaître quelqu'un, il vaut mieux regarder sa photographie que son visage.
- eindnoot5
- A language is the same no matter what system of writing may be used to record it, just as a person is the same no matter how you take his picture.