| |
| |
| |
Onderwijs in taalvaardigheid voor juristen T. van Haaften en W. den Harder
Samenvatting
Sinds het najaar van 1986 wordt aan de juridische faculteit van de Erasmus Universiteit Rotterdam gewerkt aan het ontwikkelen en verzorgen van een taalvaardigheidscursus voor juristen. In dit artikel wordt verslag gedaan van de uitgangspunten, opzet en uitwerking van deze cursus. Omdat in de Rotterdamse cursus met name aandacht wordt besteed aan het analyseren en schrijven van juridische betogen, wordt eerst kort ingegaan op een aantal facetten van de argumentatietheorie die in deze cursus wordt behandeld. Daarna wordt uiteengezet hoe de structuur van bepaalde juridische betogen kan worden ontleed in termen van die argumentatietheorie. Tenslotte wordt aan de hand van enkele voorbeelden geïllustreerd hoe de cursus didactisch is uitgewerkt.
| |
1 Inleiding
Dat een goede beheersing van de taal van bijzonder groot belang is voor de beroepsuitoefening van juristen is bijna een gemeenplaats. Toch roept deze gemeenplaats een aantal vragen op. Eén van die vragen is of in het curriculum van de juridische faculteit een aparte plaats ingeruimd moet worden voor taalvaardigheidsonderwijs.
De juridische faculteit van de Erasmus Universiteit Rotterdam heeft deze vraag positief beantwoord. Sinds het najaar van 1986 wordt daar - bij wijze van experiment - gewerkt aan het ontwikkelen en verzorgen van een taalvaardigheidscursus voor juristen. In dit artikel doen we verslag van de uitgangspunten, opzet en uitwerking van deze Rotterdamse cursus.
Taalvaardigheidsonderwijs binnen een juridisch curriculum moet voorbereiden op de juridische beroepspraktijk. Van belang is dan ook de vraag vanuit welke juridische invalshoek zo'n taalvaardigheidscursus opgezet moet worden en welke benadering van taalvaardigheidsonderwijs daar het beste bij past.
Juristen vervullen uiteenlopende beroepen. Als zij enigermate juridisch werk doen, dan zullen zij vaak moeten adviseren of beslissen over een (potentieel) juridisch conflict tussen twee partijen. Hierbij zullen zij vaak betogen van anderen moeten analyseren en samenvatten en hun advies of beslissing helder aan anderen moeten presenteren in de vorm van een betoog.
Naar onze mening dient in een cursus taalvaardigheid voor juristen dan ook met name aandacht te worden besteed aan het analyseren, samenvatten en schrijven van juridische betogen. Juridische betogen kunnen qua vorm sterk van elkaar verschillen (pleidooien, vonnissen, arresten, rapporten, nota's, maar ook brieven en tijdschriftartikelen etcetera) maar wat ze gemeen hebben is dat in alle gevallen een of meer standpunten naar voren worden gebracht die met argumenten worden ondersteund.
Bij het analyseren van betogen gaat het erom dat de lezer mede op grond van de opbouw en de formulering achterhaalt welk standpunt in het te analyseren betoog verdedigd wordt, | |
| |
welke argumenten ervoor gegeven worden en hoe argumenten en standpunt precies samenhangen. Een samenvatting van een betoog behoort een goed beeld te geven van de standpunten, de argumenten en hun onderlinge samenhang. Wil men een betoog goed kunnen samenvatten, dan zal men het dus eerst moeten analyseren. Bij het schrijven van een betoog gaat het erom hoe standpunten, argumenten en hun onderlinge samenhang begrijpelijk en aanvaardbaar tot uitdrukking kunnen worden gebracht door middel van opbouw en formulering. Door in een cursus taalvaardigheid voor juristen de aandacht te richten op juridische betogen kunnen verschillende aspecten van taalvaardigheid, zoals de logische analyse van taal, het argumenteren, het formuleren en de keuze van een adequate opbouw voor een tekst op een zinvolle wijze geïntegreerd worden. Deze integratie wordt in de Rotterdamse cursus dan ook bewust nagestreefd. Een geïsoleerde behandeling van de te onderscheiden vaardigheden is onzes inziens veel minder effectief.
Voor een verbetering van de taalvaardigheid is het noodzakelijk dat studenten een taalbeschouwelijke houding ontwikkelen: ze moeten leren nadenken over regels voor taalgebruik. Door middel van theorie en oefeningen moet geprobeerd worden studenten inzicht bij te brengen in de problemen die zich bij het analyseren en schrijven van een betoog kunnen voordoen. Het perspectief van de Rotterdamse cursus is dus niet dat van een taalverzorgingscursus, waarin men alleen correct leert formuleren en spellen, hoewel daaraan uiteraard ook aandacht wordt besteed.
Zoals gezegd is het uiteindelijke doel van het analyseren van een betoog de onderlinge samenhang van standpunt en argumenten, de argumentatiestructuur, te reconstrueren. En bij het schrijven van een betoog zal men, voordat men tot formuleren overgaat, eerst een goed beeld moeten hebben van de argumentatiestructuur van het eigen betoog. Daarom wordt in de Rotterdamse cursus veel aandacht besteed aan de structuur van juridische betogen. In dit artikel zullen we met name dit aspect van de cursus belichten. In paragraaf 3 laten we zien hoe in algemene zin de structuur van bepaalde juridische betogen eruit zou kunnen zien. In paragraaf 4 illustreren we hoe dit aspect van de cursus didactisch is uitgewerkt. Voor een goed begrip van deze paragrafen is het noodzakelijk dat we eerst kort ingaan op een aantal facetten van de argumentatieleer.
| |
2 Argumenteren voor juristen
In de Rotterdamse cursus staan het analyseren, samenvatten en schrijven van juridische betogen centraal. De behandeling hiervan vindt mede plaats aan de hand van het boek Argumenteren voor juristen van Van Eemeren, Feteris, Grootendorst en Kruiger (verder: Van Eemeren e.a. 1987). In dit boek zetten de auteurs hun benadering van argumentatie uiteen aan de hand van juridische betogen, waarbij veel aandacht besteed wordt aan de verbale presentatie van standpunten en argumentatie. In deze paragraaf gaan we kort in op een aantal facetten van hun benadering van argumentatie.
Deze benadering van argumentatie is zowel dialectisch als pragmatisch. Dialectisch wil in dit verband zeggen dat argumentatie als een onderdeel van een kritische discussie opgevat wordt. Een betoog maakt deelt uit van een poging om een verschil van mening op te lossen. In principe zijn er bij argumentatie altijd twee partijen: één partij die iets vindt en een andere partij die dat niet vindt of twijfelt. Degene die een standpunt inneemt tracht dit door middel van argumentatie zo goed mogelijk te verdedigen tegen de mogelijke kritiek van degene die hij of zij wil overtuigen en zal proberen het standpunt aanvaardbaar te maken | |
| |
door er een discussie over aan te gaan, ook al doet de bekende of onbekende opponent er vooralsnog het zwijgen toe. Kenmerkend voor de dialectische benadering van argumentatie is dat ervan wordt uitgegaan dat achter argumentatie zo'n kritische discussie schuilgaat. Pragmatisch betekent in de taalwetenschap dat taalgebruik geanalyseerd wordt in de context (situatie) waarin het plaatsvindt en dat er niet alleen op de autonome structurele eigenschappen ervan wordt gelet. Elke vorm van taalgebruik wordt dan beoordeeld in het licht van de doelen die hij in dat specifieke geval moet dienen. Adequaat taalgebruik is functioneel taalgebruik. Het pragmatisch uitgangspunt heeft tot gevolg dat het taalgebruik in een betoog niet op grond van allerlei min of meer toevallige criteria beoordeeld wordt, zoals in de traditionele taalverzorging gebeurde, maar op zijn geschiktheid voor de functie die het moet vervullen. Een pleidooi bijvoorbeeld moet voldoen aan de maatstaven die daarvoor gesteld worden in het institutionele kader waarin het een rol speelt. Dit betekent dat steeds moet worden nagegaan wat voor presentatie in een bepaalde gebruikscontext begrijpelijk en aanvaardbaar is. Begrijpelijkheid en aanvaardbaarheid, de hoofdnormen waaraan taalgebruik moet worden afgemeten, zijn dus relatieve begrippen. Teksten zijn begrijpelijk en aanvaardbaar voor bepaalde luisteraars of lezers in een bepaalde context.
Bij het analyseren van een betoog is het van belang om vast te stellen over welk standpunt of welke standpunten precies verschil van mening bestaat en op welke manier er voor of tegen dat standpunt geargumenteerd wordt. Dit betekent dat de structuur van het betoog gereconstrueerd moet worden. Het reconstrueren van die structuur is niet altijd eenvoudig. Niet alleen kan die structuur vrij ingewikkeld zijn, ook is het mogelijk dat een schrijver de onderlinge samenhang van argumenten en standpunten gebrekkig presenteert in zijn tekst. Ook bij het schrijven van een betoog moet eerst vastgesteld worden over welk standpunt of welke standpunten precies verschil van mening bestaat. Maar nu moet juist bedacht worden op welke manier men voor of tegen dat standpunt zal argumenteren. De structuur van het betoog moet dus bedacht worden en er dient gezorgd te worden voor een goede verbale presentatie ervan.
Een standpunt kan verdedigd worden met het naar voren brengen van een enkelvoudige argumentatie, waarin één redenering tot uiting wordt gebracht. Maar meestal zal een betoog ingewikkelder in elkaar zitten en zal er gebruik gemaakt worden van een combinatie van enkelvoudige argumentaties. Die enkelvoudige argumentaties kunnen op verschillende manieren met elkaar samenhangen. Er is den sprake van complexe argumentatie. De manier waarop enkelvoudige argumentaties in het betoog zijn gerangschikt, vormt de argumentatiestructuur van het betoog.
Met betrekking tot de structuur van een betoog met complexe argumentatie spelen drie concepten een cruciale rol. Argumentatie kan meervoudig, nevenschikkend of onderschikkend zijn.
Meervoudige argumentatie bestaat uit een aantal alternatieve verdedigingen van hetzelfde standpunt. De afzonderlijke verdedigingen zijn in principe gelijkwaardig.
Nevenschikkende argumentatie bestaat uit een reeks argumentaties voor een standpunt die samen één afgeronde verdediging moeten vormen voor dat standpunt. De afzonderlijke argumenten worden niet als een zelfstandige en afdoende verdediging van het standpunt beschouwd.
Onderschikkende argumentatie bestaat uit argumentatie voor argumentatie. Als de argumentatie die ter verdediging van een standpunt wordt aangevoerd zelf weer verdediging behoeft, ontstaat er een keten van elkaar ondersteunende argumentaties.
| |
| |
In betogen kunnen natuurlijk alle drie de typen van argumentatie samen voorkomen. In het volgende betoogje is dat het geval.
(1) |
Ik vind dat in de krant namen van slachtoffers van misdrijven voluit moeten worden genoemd. Het gebruik van initialen is in de praktijk immers gemonopoliseerd voor de aanduidingen van verdachten en slachtoffers mogen niet met hen verward worden, want daar kunnen ze hinder van ondervinden. Los hiervan doet het niet voluit noemen van namen van slachtoffers afbreuk aan de publiciteitswaarde. |
Voor het (hoofd) standpunt Ik vind dat in de krant de namen van slachtoffers voluit moeten worden genoemd worden drie argumenten gegeven: l) het gebruik van initialen is in de praktijk gemonopoliseerd voor de aanduiding van verdachten, 2) slachtoffers mogen niet met verdachten verward worden, 3) het niet voluit noemen van namen van slachtoffers doet afbreuk aan de publiciteitswaarde. De eerste twee van deze argumenten zijn alleen samen een afgeronde verdediging van het standpunt; hier is dus sprake van nevenschikkende argumentatie. Het derde argument staat hier los van en is dus een afzonderlijke verdediging van het standpunt. De eerste twee argumenten aan de ene kant en het derde argument aan de andere kant zijn dus alternatieve verdedigingen van hetzelfde standpunt; in dit betoogje komt dus ook meervoudige argumentatie voor. Het tweede argument wordt zelf weer ondersteund door een argument, namelijk daar kunnen ze hinder van ondervinden. Dit is onderschikkende argumentatie. Het tweede argument is in die zin een substandpunt in het betoogje.
Als de structuur van het betoog vrij complex is, is het inzichtgevend een schematische weergave van die structuur te maken. In Van Eemeren e.a. (1987) wordt een notatiesysteem voorgesteld om de samenhang tussen de argumenten onderling schematisch te representeren. De structuur van het betoogje onder (1) bijvoorbeeld kan als volgt in schema worden gezet:
(2) |
1 In de kraut moeten namen van slachtoffers van misdrijven voluit genoemd worden. |
1.1a |
Het gebruik van initialen is in de praktijk gemonopoliseerd voor de aanduiding van verdachten. |
1.1b |
Slachtoffers mogen niet met verdachten verward worden |
1.2 |
Het niet voluit noemen van namen van slachtoffers doer of breuk aan de publiciteitswaarde. |
|
|
1.1b1 |
Daar kunnen ze hinder van ondervinden. |
|
|
In de schematische weergave wordt door middel van een pijl aangegeven voor welk standpunt een bepaalde argumentatie een ondersteuning is. De argumenten die als nevenschikkende argumentatie moeten worden opgevat, worden door middel van een accolade met elkaar verbonden om hun onderlinge afhankelijkheid te representeren. Meervoudige | |
| |
argumentatie wordt gepresenteerd door de verschillende argumenten juist niet door middel van een accolade te verbinden. Zoals gezegd is het schematisch weergeven van de argumentatiestructuur slechts een hulpmiddel; niet het notatiesysteem is van belang, maar de concepten die eraan ten grondslag liggen.
Kennis van de behandelde concepten en van het notatiesysteem zijn van groot belang vanuit het oogpunt van taalvaardigheidsonderwijs. Als men een betoog moet analyseren, dwingt het maken van zo'n schematische weergave ertoe heel precies de samenhang tussen het standpunt en de argumenten vast te stellen. Bij het schrijven van een betoog is zo'n schematische weergave van het eigen standpunt en de daarvoor aangevoerde argumenten een goede basis voor een begrijpelijke en aanvaardbare formulering, opbouw en indeling van het betoog. En uiteraard is zo'n schematische weergave van de argumentatiestructuur ook een goede basis voor het maken van een samenvatting van een betoog.
Voordat men een argumentatiestructuur van een te analyseren betoog kan opstellen, zal men het betoog nauwgezet moeten interpreteren. Zo zal men eerst moeten vaststellen wat precies het hoofdverschil van mening is en hoe dat precies in elkaar zit. Daarna moet vastgesteld worden welke uitspraken precies als argumenten voor het standpunt of de standpunten kunnen worden opgevat. Dit zijn immers de uitspraken die de schrijver (of spreker) heeft aangevoerd ter ondersteuning van zijn standpunt. De argumentatie voor een standpunt wordt in een betoog veelal niet nadrukkelijk als zodanig aangeduid. Wel kunnen standpunten en argumenten vaak geïdentificeerd worden op grond van aanwijzingen in de verbale presentatie. Uitdrukkingen als bijvoorbeeld naar mijn mening, ik vind, volgens mij duiden een standpunt aan. En woorden als bijvoorbeeld immers, want, omdat, overwegende, wijzen op argumentatie. Ook zijn er uitdrukkingen met behulp waarvan men duidelijk kan maken of er sprake is van nevenschikkende of meervoudige argumentatie. In het betoogje onder (1) bijvoorbeeld duidt de uitdrukking los hiervan erop dat het derde argument opgevat moet worden als een alternatieve verdediging van het standpunt.
Ook komt het regelmatig voor dat standpunten en argumenten verzwegen worden, niet expliciet verwoord worden. Zo ontbreekt in het volgende tekstje een argument.
(3) |
Naar mijn mening heeft mevrouw Struik recht op een benedenwoning, want zij is ouder dan 65 jaar. |
De argumentatie voor het standpunt bestaat in (3) slechts uit één uitspraak, want zij is ouder dan 65 jaar. Een minimale argumentatie voor een standpunt moet echter uit twee uitspraken bestaan. Immers, wil hier sprake zijn van een geslaagde verdedigingspoging dan moet als aparte uitspraak worden toegevoegd: iedereen die ouder is dan 65 jaar, heeft recht op een benedenwoning. Pas dan ontstaat er een logisch geldige redenering. Verzwegen argumenten in een betoog kunnen geëxpliciteerd worden met behulp van regels van de logica en de talige en niet-talige context. Zo is het bijvoorbeeld aannemelijk dat in het geval van voorbeeld (3) impliciet een beroep gedaan wordt op een bestaande regeling waarin vermeld staat wie op grond waarvan recht heeft op een benedenwoning.
Bij de interpretatie van een betoog zal men ook moeten vaststellen wat voor relatie er precies gelegd wordt tussen standpunt en argumentatie. Zo wordt er bijvoorbeeld in het betoogje onder (1) een vergelijking gemaakt tussen verdachten en slachtoffers van misdrijven om aannemelijk te maken dat slachtoffers wel voluit met hun naam in de krant | |
| |
moeten. En ook wordt er beweerd dat het niet noemen van de volledige namen van slachtoffers veroorzaakt dat er afbreuk wordt gedaan aan de publiciteitswaarde en dat daarom die namen wel voluit genoemd moeten worden. De aard van de relatie tussen standpunt en argumentatie is uiteraard van belang bij de uiteindelijke beoordeling van het betoog. Men kan zich immers afvragen of de gemaakte vergelijking of het gelegde oorzakelijke verband terecht is.
Wie een zo helder mogelijk betoog wil schrijven (wat om redenen van tactiek niet altijd voor juristen hoeft te gelden) moet er voor zorgen dat het hoofdverschil van mening, het te verdedigen standpunt, de argumenten en hun onderlinge samenhang duideìijk gepresenteerd worden. Daarbij kan men onder andere gebruik maken van de eerder genoemde uitdrukkingen en woorden. Daarnaast zal men zich moeten afvragen welke standpunten en argumenten in het betoog verzwegen kunnen worden, gegeven de talige en niet-talige context. Bovendien zal men erop moeten toezien dat relaties tussen standpunten en argumenten, zoals vergelijkingen en oorzakelijke verbanden, duidelijk uitgedrukt worden.
In deze paragraaf hebben we kort laten zien wat het belang is van een goede kennis van de algemene argumentatieleer, zoals uiteengezet door Van Eemeren e.a. (1987), voor het analyseren, het samenvatten en het schrijven van juridische betogen. In de volgende paragraaf willen we laten zien hoe een en ander in juridische zin toegespitst kan worden.
| |
3 De structuur van juridische betogen
De Rotterdamse cursus is een taalvaardigheidscursus die is toegesneden op de juridische beroepspraktijk. De verbale presentatie van juridische teksten staat centraal. De doelstellingen en de omvang van de cursus bepalen de manier waarop we de verbale presentatie benaderen: bij het analyseren en beoordelen van juridische betogen gaat het erom alle argumenten expliciet te maken. De traditionele juridische interpretatiemethoden (grammaticaal, historisch, systematisch, enzovoort) komen slechts aan de orde ter illustratie van argumentatietypen die ook buiten de juridische discussie worden gehanteerd, zoals de vergelijkingsrelatie en de causale relatie die we in paragraaf 2 noemden.
Een belangrijk doel van de cursus is studenten te laten zien hoe in algemene zin het materiële recht de structuur van een juridisch betoog beïnvloedt. De invloed van formele regels komt niet uitdrukkelijk aan de orde. (Zie voor een specifieke behandeling van de invloed van materiële en formele rechtsregels op de structuur van juridische betogen Bax 1986.)
Een ander doel is studenten inzicht te geven in de functies van verschillende juridische teksten: een proces-verbaal heeft een andere functie dan een dagvaarding, een pleitnotitie, een vonnis of een brief tussen rechtshulpverlener en cliënt. Om dit inzicht te krijgen moet taalgebruik worden geanalyseerd in de context waarin het plaatsvindt. Het is daarbij van groot belang dat de studenten gaan inzien wat het betekent dat de maatstaven waarmee taalgebruik wordt beoordeeld, begrijpelijkheid en aanvaardbaarheid, relatief zijn. In de volgende paragraaf zal een en ander aan de hand van voorbeelden worden geïllustreerd.
Een dialectische benadering van argumentatie is bruikbaar voor het analyseren van juridische betogen, omdat juist bij een juridisch verschil van mening vaak meer dan één partij actief aan de discussie deelneemt.
| |
| |
De dialectische benadering van argumentatie komt in de cursus aan de orde door een verband te leggen tussen het analyseren en schrijven van juridische betogen en het zogenaamde toewijzingskader, een begrip dat we ontlenen aan Hes en Van Ringen (1986). Hes en Van Ringen houden zich onder meer bezig met de problemen die het slachtoffer van sexueel geweld ondervindt. Ze bezien welke mogelijkheden derden ter beschikking staan om door een zekere afstand te scheppen tussen de partijen de zelfstandigheid van beiden te bevorderen.
Voor dit artikel is hun behandeling van de wettelijke grondslag van een vordering tot een straatverbod (de onrechtmatige daad, art. 1401 BW) en van de grenzen die daaraan in de rechtspraak tot op heden zijn gesteld van belang. Dat geldt ook voor de aandacht die zij schenken aan de positie die de gedaagde partij in het kort geding kan innemen en aan de mogelijke effecten van zijn verweer op de uitslag van de procedure. Onder het kopje toewijzingskader bespreken Hes en Van Ringen enerzijds de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om de eis tot een straatverbod toegewezen te krijgen, terwijl zij anderzijds ingaan op de positie van de gedaagde partij, dat wil zeggen op de voorwaarden waaraan voldaan moet zijn opdat de eis afgewezen wordt. Zij illustreren aan de hand van voorbeelden het door de Hoge Raad gehonoreerde criterium voor de toewijzing van een straatverbod: de reële dreiging van onrechtmatig handelen. Het ‘straatverbod’, een verschijningsvorm van het leerstuk ‘onrechtmatige daad’, is in de rechtspraak ontwikkeld. In de meeste gevallen zijn de voorwaarden voor een eis - en dientengevolge de mogelijkheden tot verweer - in de wet, de jurisprudentie en de literatuur te vinden.
In aansluiting hierop kan het ‘toewijzingskader’ worden omschreven als: de richtlijnen voor (eventuele) procespartijen en de rechter, die worden gevormd door de wet, de jurisprudentie en de doctrine en die een kader scheppen voor de voorwaarden waaraan voldaan moet zijn om een bepaalde vordering toegewezen te krijgen en voor de mogelijkheden tot verweer. Omdat met de positie van beide partijen rekening wordt gehouden, sluit het begrip toewijzingskader goed aan bij een benadering van argumentatie die uitgaat van een kritische discussie.
De argumenten in een juridisch betoog worden mede ontleend aan het toewijzingskader. Hieronder gaan we na wat de structuur van een juridisch betoog kan zijn als alle argumenten die aan het materiële recht zijn ontleend, worden geëxpliciteerd. Het uitgangspunt is de structuur van een betoog waarin iets wordt geëist. De volgorde waarin we de onderdelen van de structuur van een juridisch betoog behandelen komt overeen met de schematische weergave van de structuur van een betoog in het algemeen, die in paragraaf 2 is gegeven. We beginnen daarom met het hoofdstandpunt, dat wil zeggen de beslissing die wordt beoogd. Dan volgen substandpunt en argumentatie.
De onderdelen van de structuur zijn ontleend aan Crombag e.a. (1977), Abas e.a. (1985) en het Practicum casusoplossen van de Rijksuniversiteit Limburg (1986/1987). In deze publikaties wordt een model voor het oplossen van casusposities uitgewerkt. Zoals gezegd gaat het ons om de presentatie van argumentatie in een juridische tekst, waarbij we abstraheren van concrete gevallen.
| |
De rechtsvordering
De rechtsvordering (het petitum) is de gevraagde beslissing, bijvoorbeeld de verplichting tot schadevergoeding, of de vernietiging van een beschikking. Wat kan worden geëist is dikwijls in de wet te vinden, maar mogelijke rechtsvorderingen worden ook in de rechtspraktijk ontwikkeld. Een voorbeeld van dat laatste is het straatverbod. Er hoeft niet slechts | |
| |
één vordering te zijn. De rechter kan bijvoorbeeld worden gevraagd gedaagde te gelasten zijn woning te verlaten en hem een straatverbod op te leggen (zie ook paragraaf 4.1).
In termen van de argumentatieleer is de vordering het hoofdstandpunt. In een juridisch betoog kunnen meer hoofdstandpunten voor komen. Zo zijn bijvoorbeeld een straftoemetingsbeslissing, een oordeel over de omvang van een schadevergoeding, of een beslissing over de duur van een straatverbod afzonderlijke hoofdstandpunten die elk met argumenten ondersteund moeten worden.
| |
Kwalificatie, rechtsregel, rechtsgevolg
Een rechtsvordering wordt afgewezen wanneer het probleem niet in juridische termen, met andere woorden in termen van de toepasselijke rechtsregel(s), kan worden gek walificeerd. Een juridische kwalificatie - diefstal, wanprestatie, onrechtmatige daad enzovoort - opent de weg naar selectie van mogelijk toepasbare rechtsregels. Zo'n kwalificatie abstraheert van het concrete geval. Vaak zijn meerdere kwalificaties mogelijk en dus meerdere rechtsregels (potentieel) van toepassing. In rechtsregels worden één of meer voorwaarden omschreven, die tot een rechtsgevolg leiden wanneer er aan wordt voldaan. Een rechtsgevolg kan zijn dat iemand strafbaar is, benoembaar is in een bepaald ambt, of verplicht wordt tot betaling van schadevergoeding. De voorwaarden en het rechtsgevolg zijn niet altijd in één regel te vinden. De complete regel moet vaak worden geconstrueerd met behulp van de wet en de jurisprudentie.
In termen van de argumentatieleer heeft de argumentatie dat er voldaan is aan de voorwaarden van een rechtsregel (en dus ook aan de kwalificatie) de functie van een substandpunt bij de eis. Het verzwegen argument is in zo'n geval de rechtsregel als geheel, dus de voorwaarden en het rechtsgevolg. Rechtsvordering, kwalificatie en rechtsregel vormen samen een complete redenering.
De argumentatielijn is als volgt: de vordering moet worden toegewezen, want het gedrag van gedaagde (verdachte, enzovoort) is juridisch op deze manier te kwalificeren. Het verzwegen argument is: ‘wanneer aan de voorwaarden die in de rechtsregel worden genoemd is voldaan, treedt het geëiste rechtsgevolg op’.
| |
Voorwaarden en nadere voorwaarden
De voorwaarden die in een rechtsregel worden gesteld kunnen cumulatief of alternatief zijn. Wanneer er sprake is van cumulatieve voorwaarden, moet aan alle voorwaarden zijn voldaan voordat de consequentie, het rechtsgevolg, kan intreden. Er moet in dat geval nevenschikkend worden geargumenteerd (zie paragraaf 2) om de conclusie te mogen trekken dat een bepaalde rechtsregel van toepassing is, zodat het rechtsgevolg intreedt. Bevat een rechtsregel alternatieve voorwaarden, dan kan er meervoudig geargumenteerd worden: het is voldoende als aan één van de voorwaarden wordt voldaan.
Het komt echter ook voor, dat niet duidelijk is of en wanneer aan een voorwaarde is voldaan. Er moeten dan ‘voorwaarden voor voorwaarden’ worden gezocht om nauwkeuriger vast te stellen welke betekenis aan een voorwaarde kan worden toegekend. Het kan hierbij zowel gaan om het stellen van een extra voorwaarde voor het intreden van het rechtsgevolg, als om het verduidelijken van een voorwaarde. Een voorbeeld van dat laatste is psychische schade. Om te kunnen beslissen of ‘psychische schade’ onder ‘schade’ valt, moet de voorwaarde ‘schade’ nader worden geanalyseerd. Ook mogelijke vorderingen worden in de rechtspraktijk ontwikkeld. Dat betekent dat ook voor het rechtsgevolg moet worden nagegaan wat met de formulering wordt bedoeld en waar het rechtsgevolg uit kan bestaan.
| |
| |
Vanuit de argumentatieleer bezien heeft een ‘voorwaarde voor toepasselijkheid van de rechtsregel’ de plaats van een onderschikkend argument, dat de kwalificatie ondersteunt. Weliswaar was het substandpunt al dat aan de voorwaarden is voldaan, door te stellen dat de rechtsregel van toepassing is. Dat substandpunt moet echter voor het concrete geval met argumenten worden ondersteund. De nadere voorwaarde die andere voorwaarden verduidelijken, ondersteunen die voorwaarden en zijn dus als onderschikkende argumentatie te beschouwen.
| |
Feiten
Met behulp van feitelijke omstandigheden wordt de toedracht van de zaak beschreven, maar tegelijkertijd vormen de feiten een onderdeel van de argumentatie. De rechter moet waarderen of de feitelijke omstandigheden de kwalificatie in zich dragen. De argumentatieve functie van feiten is vooral duidelijk wanneer ‘de omstandigheden van het geval’ in aanmerking genomen moeten worden om tot een beslissing te komen. Dat is met name het geval, wanneer er sprake is van wat Wiarda (1980) ‘vage normen’ noemt. Hij verstaat daaronder maatstaven als ‘redelijk,’ ‘billijk’, ‘behoorlijk’, ‘betamelijk’ enzovoort. Maar in alle gevallen zullen de feiten uiteindelijk de vordering moeten ondersteunen: er zijn zowel juridische als feitelijke argumenten die voor of tegen toewijzing van een vordering pleiten. Bovendien kunnen juridische geschillen zowel over een rechtsvraag gaan als over de (interpretatie van) feiten: de feitelijke omstandigheden kunnen gecompliceerd zijn. Hier is niet aan de orde hoe feiten worden geselecteerd, maar wat hun positie is in de structuur van het betoog. Feitelijke uitspraken ondersteunen de (voorwaarden van) voorwaarden en vormen dus het sluitstuk (of de basis) van de argumentatiestructuur.
De onderstaande schematische weergave van een juridisch betoog waarin iets wordt geëist is een poging om te laten zien hoe de structuur van een juridisch betoog eruit zou kunnen zien, als alle argumenten expliciet worden gemaakt. De verdeling tussen meervoudige en nevenschikkende argumentatie is willekeurig en dient slechts ter illustratie.
1 de vordering |
1.1 de kwalificatie |
& |
(1.1') de rechtsregel |
1.1a_____1.1b enzovoort cumulatieve voorwaarden nevenschikkende argumentatie |
1.2 alternatieve voorwaarden meervoudige argumentatie |
1.3 |
enzovoort |
1.1a1 |
1.1b1 |
1.2.1. |
1.3.1 |
voorwaarden voor voorwaarden |
voorwaarden voor voorwaarden |
1.1a.1 feiten |
1.1a1.2 feiten |
enzovoort feiten |
1.2.1.1 feiten |
| |
| |
Een verweer kan zich op alle niveau's van argumentatie - ook op het hoofdstandpunt, de vordering - richten. De feiten kunnen worden betwist, de (voorwaarden van) voorwaarden kunnen worden bestreden, de kwalificatie kan worden aangevallen, het rechtsgevolg kan worden betwist en als dat alles niets zou opleveren kunnen grenzen aan de vordering worden voorgesteld. (Er kan ook een verweer naar voren worden gebracht dat betrekking heeft op de ontvankelijkheid van de eis of de bevoegdheid van de rechter, maar dan ontstaat een ander type discussie.)
| |
4 Enkele didactische illustraties
In de vorige paragrafen van dit artikel hebben we met name aandacht besteed aan de algemene aspecten van de Rotterdamse cursus. In deze paragraaf zullen we illustreren welke didactische consequenties een en ander heeft.
| |
4.1 Het analyseren van betogen: het werken met een dossier
Om de studenten te laten inzien wat de problemen zijn die zich bij het analyseren van een betoog kunnen voordoen, is het uiteraard noodzakelijk om hen de verschillende aspecten ervan eerst te laten oefenen aan de hand van geïsoleerde zinnen of teksten. In Van Eemeren e.a. (1987) wordt vrij veel van dit soort oefenmateriaal gegeven.
Naar onze mening is het echter ook noodzakelijk om de studenten te laten oefenen aan de hand van een min of meer compleet dossier van een juridische zaak. In de Rotterdamse cursus wordt o.a. gewerkt met een dossier van de casus ‘De handtastelijke huisgenoot’.
Deze zaak gaat over twee in onmin levende buren, eiseres die een benedenwoning bewoont, en gedaagde die inwoont bij zijn moeder op de etage boven eiseres. Uit de processen-verbaal kan worden opgemaakt dat gedaagde eiseres meerdere malen heeft lastig gevallen en op een gegeven moment is de zaak zo geëscaleerd dat gedaagde eiseres met geweld van de trap heeft geduwd, waarbij zij dusdanig lichamelijk letsel heeft opgelopen dat zij zich onder doktersbehandeling moest stellen. Over deze zaak is een kort geding gevoerd. In de civielrechtelijke procedure is het procesverbaal van politie, opgenomen in het kader van een strafzaak, gebruikt om de kort-gedingrechter een goed idee te geven van hetgeen tussen partijen is voorgevallen.
Het dossier bevat de volgende stukken:
a | Het proces-verbaal van de politie en het proces-verbaal van het voorlopig getuigenverhoor door de rechter-commissaris |
b | de dagvaarding |
c | de pleitnotities van de procureur van eiseres |
d | de pleitnotities van de procureur van gedaagde |
e | het tussenvonnis |
f | het eindvonnis |
In de dagvaarding wordt het volgende geëist (namen, plaatsen, data enzovoort zijn verzonnen):
| |
| |
MITSDIEN:
1 | C. Chan te gelasten, met ingang van twee dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis, de woning aan de Maasstraat, een hoog, te Utrecht te verlaten en daarin niet meer terug te keren, met machtiging op eiseres om zodanig de hulp van de sterke arm in te roepen teneinde zulks te realiseren. |
2 | C. Chan te gelasten, met ingang van twee dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis zich niet meer op te houden te Utrecht binnen het gebied begrensd door Amstelstraat, Rijnlaan, Moezelstraat en de Lekstraat, zulks op straffe van een direct opeisbare dwangsom van f 2000, - te betalen voor iedere keer of dag dat C. Chan in strijd met het gevraagde gebod handelt. |
3 | C. Chan te veroordelen in de kosten van deze procedure. |
Aan de hand van de casus wordt systematisch ingegaan op een aantal belangrijke onderdelen van het analyseren van betogen.
In de eerste plaats kan de dialectisch-pragmatische benadering van argumentatie duidelijk uiteengezet worden. Immers, met het dossier is de discussiecontext duidelijk gegeven. De processen-verbaal geven een min of meer feitelijke beschrijving van de zaak waar de discussie over gevoerd wordt en aan de hand van de dagvaarding, pleitnotities en vonnissen kan nagegaan worden hoe partijen en rechter met elkaar discussiëren over deze zaak.
In de tweede plaats kan aan de hand van het dossier ingegaan worden op de verschillende typen teksten die onderscheiden kunnen worden en hun functie binnen een juridische discussie. Zo kunnen bijvoorbeeld dagvaardingen, pleitnotities en vonnissen gekarakteriseerd worden als teksten waarin een betoog voorkomt. Daarnaast kan gewezen worden op de bijzondere juridische functie van bijvoorbeeld een procesverbaal.
Een proces-verbaal kan worden gekarakteriseerd als een beschrijving, maar in een strafzaak wordt de officier van justitie door middel van het proces-verbaal geïnformeerd over de zaak en op basis daarvan moet hij of zij beslissen of de zaak vervolgd wordt of niet. Processen-verbaal zijn dan ook niet zomaar beschrijvingen: vaak wordt de zaak al naar een delictsomschrijving toegeschreven. Of zoals Van den Bergh (1979) schrijft: ‘Het proces-verbaal begint al gebeurtenissen tot strafbare feiten te juridiseren en laat verdachten of getuigen vaak een taal schrijven die niemand gebruikt.’ Ter illustratie een voorbeeld uit het proces-verbaal uit de casus De handtastelijke huisgenoot:
...toen pakte hij mij beet en duwde mij agressief de trap af. Ik kwam door de duw van Chan te vallen en rolde de trap af. Door deze val kwam ik op mijn hoofd terecht waardoor ik veel pijn heb. (...) Ik heb mij onder behandeling gesteld van de huisarts. Ik heb aan niemand toestemming gegeven mij van de trap te duwen en Chan heeft dit dan ook moedwillig gedaan.
Zoals gezegd zijn pleitnotities en vonnissen teksten waarin een betoog voorkomt. Het zijn dus meestal teksten waarin geargumenteerd wordt, waarin beweringen voorkomen. Maar binnen de juridische context hebben deze teksten ook nog andere functies. Pleitnotities hebben tot doel om de lezer of luisteraar ertoe te brengen iets te doen of te laten. Hiermee zijn vaak taalhandelingen verbonden die sturende taalhandelingen of stuurders worden genoemd. Het uitvoeren van een sturende taalhandeling is een poging om de wereld in overeenstemming te brengen met de woorden: de luisteraar of lezer moet doen wat er | |
| |
gezegd wordt. Eisen is bijvoorbeeld zo'n sturende taalhandeling. Andere voorbeelden zijn verzoeken of adviseren. (Zie Van Eemeren e.a., 1983).
Het belangrijkste doel van een vonnis is uiteraard het geven van een beslissing (het dictum). De taalhandelingen die vaak met dit onderdeel van het vonnis verbonden zijn worden verklaren taalhandelingen of verklaarders genoemd. Dit zijn communicatieve taalhandelingen door middel waarvan de spreker of schrijver een bepaalde stand van zaken in het leven roept. Dit houdt in dat hij louter en alleen door het uitvoeren van de taalhandelingen een werkelijkheid creëert die samenvalt met hetgeen in de propositionele inhoud van de taalhandeling wordt uitgedrukt. De woorden creëren hier een werkelijkheid. Verklaarders worden uitgevoerd in geïnstitutionaliseerde contexten waarin precies duidelijk is wie wanneer bevoegd is een bepaalde verklaarder uit te voeren. Eenvoudige voorbeelden van verklarende taalhandelingen zijn Hierbij open ik de vergadering en Hierbij verklaar ik u man en vrouw.
In de derde plaats is een didactisch voordeel van het werken met een dossier dat aan de hand daarvan ook kan worden ingegaan op de vraag op welke manier het toewijzingskader de keuze en de samenhang van de argumenten kan beïnvloeden, wat de structuur is van bepaalde juridische betogen (zie paragraaf 3). In de casus De handtastelijke huisgenoot bijvoorbeeld wordt er o.a. een straatverbod geëist. Een straatverbod is te kwalificeren als een verbod van toekomstig onrechtmatig handelen. De vraag of deze maatregel gerechtvaardigd is, hangt af van de reële dreiging van onrechtmatig handelen op grond van de feitelijke omstandigheden. De rechter moet waarderen of de feitelijke omstandigheden zo'n reële dreiging van onrechtmatig handelen in zich dragen.
Als studenten deze achtergrondkennis hebben, kunnen ze vervolgens nagaan hoe het toewijzingskader terugkomt in de verschillende betogen in het dossier. Ter illustratie een voorbeeld van een oefening.
Oefening
|
a | Geef in de vorm van een argumentatiestructuur aan, aan welke voorwaarden moet zijn voldaan voor de toewijzing van een straatverbod. |
b | Ga na of deze argumentatiestructuur is terug te vinden in de dagvaarding en in de pleitnotities van de procureur van de eiseres. |
c | Ga na welke tegengestelde standpunten gedaagde kan innemen tegenover de vordering van eiseres, en welke argumenten hij daarvoor kan aandragen. |
d | Ga na op welke wijze de procureur van de gedaagde argumenteert tegen de vordering tot een straatverbod. |
e | Welk standpunt neemt de rechter in zijn vonnis ten aanzien van het straatverbod en op welke wijze argumenteert hij voor zijn standpunt? |
Het didactische voordeel van het werken met een dossier is dat daarmee een context beschikbaar is waardoor het belang van een grondige analyse van juridische betogen, met alle interpretatieaspecten die daarbij aan bod moeten komen, duidelijk kunnen worden.
| |
4.2 Het schrijven van betogen: de kritische reactie
In de Rotterdamse cursus wordt bij het onderdeel schrijven de nadruk gelegd op de systematiek van de opbouw en de formulering van een betoog. Studenten leren dus niet | |
| |
specifieke teksten als dagvaardingen, pleidooien, vonnissen en dergelijke schrijven. Dit gebeurt in keuzevakken die op een specifieke juridische beroepsgroep zijn gericht. In Rotterdam zijn dat bijvoorbeeld de keuzevakken ‘Advocaat en strafzaken’, ‘Bestuursrechtelijk Practicum’ en ‘Rechtspraktijk in civiele zaken’.
Bij het schrijven van een betoog met complexe argumentaties moet de schrijver eerst zelf een goed beeld hebben van de structuur van het betoog. De verschillende stappen die onderscheiden kunnen worden bij het analyseren van een betoog komen bij het schrijven van een betoog als het ware in spiegelbeeld voor. Eerst moet het standpunt bepaald worden en moeten de argumenten bijeengebracht worden. Ook moet worden nagedacht over de meest geschikte presentatie van standpunten en argumenten in de context waarin ze functioneren. Bovendien moet gelet worden op de kwaliteit van de aangevoerde argumenten en op de duidelijkheid van presentatie. Het onderdeel schrijven kan dus op deze manier op zinvolle wijze geïntegreerd worden met het onderdeel tekstanalyse. Kennis die men opgedaan heeft bij tekstanalyse kan ook toegepast worden bij het zelf opzetten en schrijven van een betoog.
Een tekst waarin expliciet wordt ingegaan op het betoog van een ander, waarin kritisch wordt gereageerd op het betoog van een ander, is een speciale vorm van een betoog. Een goede kritische reactie bevat in ieder geval de volgende onderdelen:
- | een beschrijving van de zaak waarom het gaat; |
- | een probleemstelling naar aanleiding van die zaak; |
- | een samenvatting van het betoog of de betogen van anderen waarop gereageerd wordt; |
- | een beoordeling van de argumenten van anderen; |
- | het eigen standpunt en de daarbij behorende argumenten. |
Een kritische reactie kan op verschillende wijzen worden opgebouwd en ingedeeld, maar hij moet wel aan de volgende eisen voldoen:
- | de lezer moet een goed inzicht krijgen in het punt van discussie, in wat de zaak is; |
- | het betoog van de ander moet zo objectief en helder mogelijk worden weergegeven; dat wil zeggen: de argumentatiestructuur van het betoog van de ander moet duidelijk worden weergegeven; |
- | steeds moet duidelijk zijn wat in de tekst opgevat moet worden als een weergave van het betoog van een ander en wat de auteur van de kritische reactie zelf beweert; |
- | het eigen betoog moet zo zijn ingedeeld dat de argumentatiestructuur duidelijk tot uitdrukking komt. |
In de Rotterdamse cursus wordt veel aandacht besteed aan het schrijven van een kritische reactie. Aan de hand van oefeningen wordt systematisch ingegaan op de opbouw en de formulering van dit type tekst. Ter illustratie geven we een voorbeeld van een oefening.
Oefening
Enige tijd geleden heeft de Reclameraad beslist dat bepaalde reclameboodschappen van de Postbank waarin Koos Postema optreedt, niet meer mogen worden uitgezonden. In het tijdschrift Intellectuele eigendom & reclamerecht (Afl.5 1987 (jrg. 3) is het grootste deel van die uitspraak | |
| |
gepubliceerd. In de paragraaf Het aanvankelijk oordeel van de Raad staan het hoofdstandpunt en de argumenten van de Raad. De redactie van een landelijk dagblad vraagt je, over deze beslissing een kort opiniërend artikel te schrijven voor een algemeen publiek. In dat artikel moet je o.a. de vraag aan de orde stellen of de aangevoerde argumenten het hoofdstandpunt van de Reclameraad voldoende ondersteunen. Daarnaast moet je een eigen standpunt over de zaak innemen en dat met eigen argumenten ondersteunen. Om deze opdracht te kunnen uitvoeren, moet je uiteraard het betoog van de Raad analyseren en beoordelen. Vervolgens moet je, voordat je het artikel gaat schrijven, een argumentatiestructuur maken van je eigen betoog en je afvragen hoe je de gehele tekst zult opbouwen en indelen.
Deze opdracht omvat de volgende drie onderdelen.
1 | Lever een publiceerbaar artikel in van twee à drie bladzijden (A4) waarin je:
- | duidelijk maakt wat je probleemstelling is; |
- | kort uiteenzet wat de casus is; |
- | het standpunt en de argumenten van de Reclameraad samenvat; |
- | het betoog van de raad beoordeelt; |
- | een eigen standpunt verdedigt met behulp van argumenten. |
|
2 | Lever een schematische weergave in van de argumentatiestructuur van het betoog van de Raad. |
3 | Lever een schematische weergave in van de argumentatiestructuur van je eigen betoog. |
Zoals gezegd wordt bij dit cursusonderdeel de nadruk gelegd op de systematiek van het schrijven van juridische betogen. De zaken naar aanleiding waarvan studenten een kritische reactie moeten schrijven mogen daarom in formeel juridisch opzicht niet te complex zijn. Zaken die voorgelegd worden aan bijvoorbeeld de Reclameraad of de Raad voor de journalistiek zijn in formeel opzicht over het algemeen vrij simpel, en bieden daarom didactische voordelen.
Deze schrijfoefeningen zijn zo opgezet dat er een duidelijke relatie gelegd wordt met het analyseren en het samenvatten van een betoog. Op deze wijze kan duidelijk worden gemaakt hoe het analyseren en samenvatten van betogen van anderen ook van nut kan zijn bij het schrijven van een eigen betoog.
Doordat studenten ook een schematische weergave in moeten leveren van de argumentatiestructuur van hun eigen betoog, kan beoordeeld worden of ze de argumentatieve verbanden die ze daarin leggen, in hun uiteindelijke tekst begrijpelijk en aanvaardbaar presenteren.
In dit verslag van de Rotterdamse cursus is veel buiten beschouwing gelaten. Bovendien is het een momentopname; de cursus is nog steeds in ontwikkeling. Wat we vooral hebben willen laten zien is hoe een cursus taalvaardigheid voor juristen zo opgezet en uitgewerkt kan worden dat hij op een zinvolle wijze ingepast kan worden in een juridisch curriculum.
Bibliografie
|
Abas, P. & A. Broekers-Knol c.s., Een methode voor het oplossen van casusposities. Een juridisch practicum. Gouda Quint B.V., Arnhem, 1985 |
Bax, C.J., De geslotenheid van het recht. Een onderzoek naar de structuur van het juridisch discours |
| |
| |
aan de hand van konversie van rechtshandelingen. Acco (dissertatie Rijksuniversiteit van Leiden) Leuven/Amersfoort 1986 |
Bergh, G.C.J.J. van den, Recht en taal (preadv.). Kluwer Deventer, 1979 |
Crombag, H.F.M., J.L. de Wijkerslooth & M.J. Cohen, Een theorie over rechterlijke beslissingen, Alphen aan de Rijn, 1977 |
Eemeren, F.H. van, R. Grootendorst & T. Kruiger, Argumentatieleer 1. Het analyseren van een betoog. Wolters-Noordhoff, Groningen, 1983 |
Eemeren, F.H. van, E.T. Feteris, R. Grootendorst & T. Kruiger, Argumenteren voor juristen. Het analyseren en schrijven van juridische betogen en beleidsteksten. Wolters-Noordhoff, Groningen, 1987 |
Hes, J. & K. van Ringen, Blijf uit mijn huurt. Het straatverbod in kort geding: achtergronden en rechtspraktijk. Vuga (serie Recht, gezin en samenleving). 's-Gravenhage, 1986 |
Practicum casusoplossen, Faculteit der Rechtsgeleerdheid, interne publikatie, Rijksuniversiteit Limburg, 1986/1987 |
Wiarda G.J. (1980) Drie typen van rechtsvinding. Tweede, herziene druk, Tjeenk Willink, Zwolle, 1980 (1e druk 1963) |
|
|