De Tijdspiegel. Jaargang 71(1914)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 214] [p. 214] Gedichten. Laurens van der Waals. In de eenzaamheid. Op het rustig schâuwig wegje heb ik lang op u gewacht...; door de heesters en het hegje suizelde de wind zóó zacht, dat de takjes rustig bleven, slechts de blaadjes trilden even in het teer en teeder beven van de brooze eenzaamheid. Bij de bocht waar gij kunt komen vangt het korenveldje aan - zie, de schaduw van de boomen geeft er iets zeer innigs aan -; in het zachte licht daar ginder drijft een weifelende vlinder en dat alles maakt beminder 't wachten in de eenzaamheid. Als ge om de bocht zoudt komen, zoù uw schred voorzichtig zijn? - zie, de schaduw van de boomen is als schemering van schijn; zie, de lichtjes en de kleuren zijn vol van vervaagd gebeuren -; zoù uw stem wel zachtjes neuren in den zang der eenzaamheid? [pagina 215] [p. 215] Lentewind. Op de zachtbezonde weide, - aan het einde van de laan waar de witte berkeboompjes in elkanders schaduw staan - heeft de schaduw zich verscholen in de lage dorenhaag en schijnt schemer bij de schaduw van de haag op 't gras omlaag. Waar de grasjes zijig glanzen in het prille zonnelicht en de bleeke pinksterbloemen schuw en rank staan opgericht, is met weifelende rukjes wind gekomen uit het woud, bracht de warme rijpe geuren mee van dennenloof en hout. Grazen bosjes deinden even, halmpjes wankelden opzij, de verraste pinksterbloemen trilden er vereenzaamd bij. In het rustig berkenlaantje - waar hij eensklaps in verscheen - werden alle zilvren blaadjes luid en schichtig om hem heen...; En ook mij heeft hij gevonden, - mij van verre iets gezegd - en een onvermoede zoetheid heeft hij om mijn mond gelegd. Toen heeft weifelend verlangen mij een wijle stil doen staan; en ik ben met zachte schreden met hem naar mijn huis gegaan. Vorige Volgende