orde te laten varen. Wij zouden aan meer naar tijdorde gerangschikte tafereelen, gelijk b.v. de Historische Darstellungen van Wachsmuth, de voorkeur geven. - Zulke overwegende reden meenden wij te vinden in de keuze van den Christelijken Volksvriend, die Hieronymus van Praag en Wilberforce - Geloofsonderdrukking en Slavenkwestie, zijnen lezers gaf.
Van de strekking welke Tholuck's naam aan het hoofd ons deed verwachten, dachten wij bij het behandelen der geschiedenis van Monica meer sporen te zullen vinden, vooral toen wij Augustinus reeds in den aanvang genoemd vonden als den man, die het eerst de grondleerstellingen des Christendoms, die van de zonde, de vrijheid, de verlossing en de genade vaststelde. - Het is zeker ééne zijde des Christendoms, doch die door Augustinus contra Pelagius zoo sterk is doorgedreven, dat het wel overdrijving werd. - Aangenaam is het ons, te mogen betuigen, dat de geschiedenis zelve onpartijdig is voorgesteld. En dan achten wij 't een goeden greep. Het vindicamus haereditatem in de kerk, zoo lang deze niet van Katholiek tot Roomsch werd, mag door den Protestant, ook op het gebied der Kerkelijke geschiedenis, wel worden behartigd. En dan is Augustinus voorzeker een der Kerkvaders, op wien de Protestanten grooter regt hebben dan Rome, al kanonizeren wij niet. Patricius, de vader van Augustinus, is op blz. 13 en verv., wat verbrokkeld geschetst. Waardig, eenvoudig is daarentegen de voorstelling der hoofdpersone, eene niet slechte kopij van het beeld, dat haar zoon, met ingenomenheid en liefde maar die zoo wèl verdiend, van de edele vrouw in zijne werken teekende. Natuurlijk moest hare geschiedenis grootendeels ook die worden van Augustinus in diens vroeger leeftijd. Meer bekend nog dan dat van eenig Kerkvader, is het leven van den Bisschop Hippo, een sleutel tevens voor zijn wij zeggen niet te hoog, maar eenzijdig gevoel van zijne behoefte aan Gods genade in Christus en daarmede voor onderscheidene zijner stellingen. - Overigens mag Monica ten duidelijk bewijs strekken van wat eene moeder vermag. Onze zedelijke indrukken, onze godsdienstige rigting, ons diepst inwendig leven, kan door den moederlijken invloed zoo zeer worden gewijzigd, bevorderd of verhinderd. Wie niet in zijne jeugd indrukken van vroomheid ontving
- schier mogt ik vragen: wat baten zij in lateren leeftijd? - Alles bijna laat zich nog aanleeren, veel nog eenigermate inhalen en gedeeltelijk vergoeden - pieteit, echte, edele pieteit wel bezwaarlijk. Daarom vereenigden wij ons met den wensch des Schrijvers: - ‘Moge het aandenken aan Monica rijke vruchten dragen bij de vrouwen van onzen veelbewogen tijd, waarin zulke schitterende voorbeelden meer dan ooit noodig zijn.’ - Wij vragen met een ander schrijver: - ‘Geef ons goede moeders, opdat onze natie een wakker, nobel, godsdienstig volk worde!’
Wel geschikt om althans de meer geestelijke zijde van het leven der menschheid in die dagen te schetsen, en zoo leermeesteres van onzen tijd te worden, is de geschiedenis van Johannes Wessel Hermansz. van Gansfoort. Het werkje is een uittreksel uit de monographie van Ullmann, in der tijd ook in het Hollandsch vertaald door Ds. Munting. - Vinden wij hier de voorstelling van een tijdperk van overgang, het mag van die zijde een spiegel wezen voor onze dagen, waarin andermaal veel