Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 130
(2014)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Simon Smith
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 InleidingDe versie van de laat dertiende-eeuwse Vlaamse Roman van den Riddere metter Mouwen (RRmM) die is ingelast in de Brabantse Lancelotcompilatie (1320 à 1330),Ga naar voetnoot1 vormt een tweeluik waarvan het eerste deel draait om de liefde tussen de titelheld en de heldin, Clarette. Het tweede deel laat de protagonist, goed en wel getrouwd en gekroond, zijn voordien uit het oog verloren Vatersuche hervatten en volbrengen. Opmerkelijk in met name het eerste part van de roman is het grote aandeel van vrouwen: de top-6 van meest genoemde personages na de held bestaat uit drie heren en drie dames (zie bijlage 1). Dat Clarette als geliefde van de Ridder met de Mouw (RmM) een belangrijke plaats inneemt, ligt in de lijn der verwachting. Verrassender is, dat naast de vader van de held ook zijn moeder een rol van betekenis speelt. Doch werkelijk in het oog springt, dat niet alleen koning Artur maar ook zijn gemalin, Guenièvre, frequent genoemd en handelend opgevoerd wordt. Waar in menige Arturroman de inbreng van de koningin bescheiden is, komt zij in de RRmM uit de verf als vrouw met een functie. Doel van dit artikel is, te laten zien hoe de Vlaamse auteur Guenièvre van twee kanten belicht, maar niet van beide kanten even sterk. Daar waar de dichter het volle licht laat schijnen op de vorstin, presenteert hij haar als patrones van voorbeeldige liefde. Maar tegelijk laat hij aan de schaduwzijde soms contouren doorschemeren van een overspelige koningin, wier liefdesrelatie met een ridder van de Ronde Tafel in de Lancelot-Graalcyclus zal uitlopen op een Arturiaanse apocalyps. Willen we komen tot een scherp beeld van Guenièvre in de RRmM, dan is het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zaak haar optreden te bezien tegen de achtergrond van eerdere teksten waarin zij figureert. Om die reden volgt nu eerst een schets van de gedaanten waarin de vorstin zich vertoont in Oudfranse Arturromans. Daarna staan we wat langer stil bij de rol van Guenièvre in Middelnederlandse vertegenwoordigers van het genre. Gewapend met deze kennis zullen we vervolgens bekijken, hoe de koningin gestalte krijgt in de RRmM en er bijdraagt tot de thematiek. Naar ik aannemelijk hoop te maken heeft de dichter, door recipiënten indirect te herinneren aan de roemruchte affaire van Lancelot en Guenièvre, zijn nieuwe held en heldin willen profileren als een superieur minneduo. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 Guenièvres vele gezichtenTwee recente studies over het profiel van Arturs echtgenote in middeleeuwse teksten tonen de vorstin als een ongrijpbare figuur met vele gezichten. ‘There is a multitude of Guineveres, and yet there is none’, concludeert Ulrike Bethlehem, die het personage typeert als ‘a vessel to be filled at random’ en ‘a medieval puzzle’ (2005: 411, 325 en boektitel). Ook Dietmar Rieger beschrijft de koningin als ‘hétérogène, polymorphe et protéiforme’, en als een ‘personnage énigmatique’ (2009: 15, 21). Afwachtend of ondernemend, ingetogen of spontaan, trouw of overspelig: Guenièvres eigenschappen kunnen hemelsbreed verschillen. Veel middeleeuwse auteurs presenteren de koningin, conform haar representatieve rol, als ‘an exemplum of queenly benevolence and grace’ (Bethlehem 2005: 130). Meteen al een modelvorstin is zij in Erec et Enide, de eerste van vijf romans waarmee Chrétien de Troyes tussen 1170 en 1190 naam heeft gemaakt als schepper van het Arturgenre. Opnieuw prijzenswaardig komt Guenièvre voor de dag in Chrétiens volgende roman, Cligés, waar zij zich onderscheidt als ‘an intermediary in matters of the heart’ en ‘a defender of love and marriage’ (ibid.: 138, 141). Eerbetuigingen door verhaalfiguren dragen bij aan een positief beeld, zoals in Le Conte du Graal, het finale meesterwerk van Chrétien, waar Gauvain de vrouw van zijn oom bewierookt als toonbeeld van deugd en lerares van al wat goed is. Eerder in het verhaal had Perceval de koningin al begroet als ‘de schoonste en de beste van alle dames’ (Stuip 1979: 122, 72). Worden heldinnen in hoofse romans dikwijls geportretteerd als beauties met blonde lokken, auteurs geven vrijwel nooit een descriptie van Guenièvre, ‘queen with more character than face’ (Bethlehem 2005: 163). Wel wordt haar schoonheid vaak genoemd en geroemd,Ga naar voetnoot2 zoals in een aantal handschriften van La Mort le Roi Artu, waar de vorstin als reeds vijftigplusser nog altijd een prachtvrouw zonder gelijke heet te zijn (Lacy 1995: 92). Ook in Ferguut mag de koningin er wezen, maar de eer van allermooiste moet zij hier laten aan Galiene, wier schoonheid tevoren omstandig beschreven was, terwijl Guenièvre het wederom moet stellen zonder descriptio.Ga naar voetnoot3 Een zeldzame uitzondering treffen we aan in de Suite-Vulgate du Merlin, waar de introductie van Arturs toekomstige vrouw wordt opgeluisterd | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met een complimenteus portret (Pickens 1993: 253). Opvallend: goudblonde lokken schitteren hier door afwezigheid. Zo'n halve eeuw eerder, in Chrétiens Le Chevalier de la Charrette, was het juist een pluk goudglanzend haar uit Guenièvres kam geweest die Lancelot in vervoering had gebracht (Berg 2001: 30-32). Dat deze voordien weinig bekende ridder in extase kon raken bij het zien van een paar blonde haren, was een gevolg van zijn amoureuze dispositie. Mateloos verliefd op de ontvoerde vorstin, poseert de held van Chrétiens grensverleggende roman in de kam-passage als aanbidder, en wel vanaf het moment dat hij de herkomst heeft vernomen van het prompt door hem als heilig gekoesterde haar. Zijn devote liefde vindt weldra weerklank, want tijdens een geheim rendez-vous in de andere wereld van Gorre zal Guenièvre haar minnaar en verlosser meevoeren naar haar bed (ibid.: 82). Waar Chrétien de koningin eerder voorstelde als waardig, wijs, welbespraakt, tactvol en in algemene zin hoofs, maar als ‘de vrouw van’ wel steeds beperkt tot een rol in de periferie, laat hij haar in de Charrette op de voorgrond treden als nota bene overspelige heldin. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 Guenièvres liefde voor LancelotAl rond het midden van de twaalfde eeuw wordt Arturs bekoorlijke eega door haar eerste biografen beschreven als flexibel in de huwelijkstrouw. Hoewel in de Historia Regum Britanniae van Geoffrey of Monmouth op de keper beschouwd alleen Arturs neef Mo(r)dred blaam treft wanneer hij zich meester maakt van koninkrijk én koningin, laat Wace in zijn Roman de Brut, bewerking van de Historia in Oudfranse verzen, geen twijfel bestaan over Guenièvres schuld aan echtbreuk (Bethlehem 2005: 41-58; Rieger 2009: 35-54). Na de Brut doet dichteres Marie de France er nog een schepje bovenop in haar lai Lanval, waar zij vertelt hoe de (ditmaal anonieme) vorstin op een hofdag van Artur een poging doet tot verleiding van de held, die haar evenwel vierkant afwijst (Verhuyck & Kisling 2009: 52-53). Ofschoon Guenièvre dikwijls wordt getoond als object van begeerte,Ga naar voetnoot4 beperkt haar rol in de liefde - naar Lanval bewijst en de uitkomst van menige kuisheidsproef aan het Arturhof suggereert - zich niet tot een van passiviteit. Dat zagen we net al in de Charrette, waar Chrétien de vorstin stileert als op het moment suprême gewillige domna van Lancelot. Juist van die opzienbarende liefde, met fin'amor als bron van ongeëvenaard ridderschap een geweldige literaire innovatie, zou men invloed verwachten op Arturverhalen nadien. Maar we komen aanvankelijk bedrogen uit, want jarenlang ketst het onderwerp af op het vertelprincipe dat personages niet gebonden zijn aan hun voorgeschiedenis. ‘Die bekannten Figuren haben in der Regel keine individuelle Geschichte, sie spielen ihre jeweilige Rolle so, als sei ihnen bei Chrestien oder in anderen Romanen nicht schon Prägendes, Irreversibles zugestossen’, constateert Beate Schmolke-Hasselmann. Vandaar ‘dass Yvain und Erec im Bewusstsein mancher Autoren nicht eigentlich als verheiratete Männer weiterleben. Sie gehören als unwandelbare Gestalten zur Table Ronde; auf ihre persönliche literarische Vergangenheit wird nur noch selten einmal verwiesen’ (1980a: 131, 171).Ga naar voetnoot5 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Reeds in Le Chevalier au Lion, door verwijzingen verbonden met de Charrette en rond dezelfde tijd geconcipieerd, zorgt Chrétien ervoor ‘not to leave any marks in the untainted image of Guinevere’ (Bethlehem 2005: 145). Naamloos en lowprofile verschijnt de koningin in Le Conte du Graal, waar Lancelot van de aardbodem verdwenen lijkt. Voortzettingen van Chrétiens graalroman tonen ‘a queen who resumes her wonted role in courtly ceremony from before the Charrete’, en zij doet dat ‘entirely unimpressed by the presence of Lancelot’ (ibid.: 202, 203).Ga naar voetnoot6 Andere verhalen en romans uit de jaren na Le Conte du Graal bevestigen dat ‘the queen's enterprises are now strictly within bounds’ (ibid.: 214). Dichter Raoul mag dan in La Vengeance Raguidel onverhuld de overspelige natuur van vrouwen aan het licht brengen via een kuisheidstest aan het hof, de vorstin daarbij associeren met Lancelot doet hij niet (Hériché-Pradeau 2009: 110-112; vgl. Gerritsen 1963, dl. 1: 250-253). En hoewel de auteur van prozaroman Perlesvaus Lancelots gevoelens voor de koningin niet onder stoelen of banken steekt, reduceert hij deze wel tot wat nu platonische eenrichtingsliefde is: ‘Guenièvre est objet de l'amour de Lancelot, jamais sujet’ (Rieger 2009: 176). De vorstin, ‘l'image de la courtoisie parfaite et de la spiritualité chrétienne’ (ibid.: 175), fungeert voor haar minnaar in Perlesvaus als een werkelijk sublieme bron van inspiratie.
Lijkt na Chrétiens waagstuk met Le Chevalier de la Charrette het liefdesverhaal van Lancelot en Guenièvre dus op te lossen in de mist van het literaire verleden, aan deze situatie komt een einde met de Lancelot en prose. In die letterlijk kolossale bestseller vormt Lancelots liefde voor Guenièvre opnieuw de rode draad: het is hier de koningin die de ridderwijding van Fair Unknown Lancelot completeert door hem het zwaard ter hand te stellen, en het is minne voor en weldra ook van zijn vorstin die de jonge debutant doet uitgroeien tot beste ridder en menigmaal redder van Arturs rijk. Voortbouwend op Chrétiens Charrette - waarvan een prozabewerking werd geïncorporeerd - beschrijft de Lancelot en prose samen met La Queste del Saint Graal en La Mort le Roi Artu, in wat nu een complete biografie is van Lancelot, de geschiedenis van een grote passie: van 's ridders ‘innamoramento’ in de Lancelot en prose, via het tijdelijk afzweren door de held van zijn liefde in de Queste (waar hem de maat wordt genomen van religieus ridderschap), tot aan de hervatting en het uitkomen van zijn verhouding met Guenièvre in de Mort Artu, resulterend in de teloorgang van de Tafelronde en de ondergang van het ganse koninkrijk. De impact van de Lancelot-Graaltrilogie was enorm, maar toch in één opzicht bijna non-existent. Enorm: handschriften, vertalingen en bewerkingen, alsook | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verwijzingen en reminiscenties in andere teksten,Ga naar voetnoot7 getuigen massaal van de populariteit die het liefdesverhaal, verweven in een omvattende historie van Arturs heerschappij, al snel moet hebben genoten. Enorm bovendien, omdat auteurs de cyclus zouden benutten als bron van personages, verhaalmotieven en verteltechnieken. Echter, de faam waarmee het opus magnum zich heeft geschaard naast het oeuvre van Chrétien, dat gemeten naar omvang en overlevering zelfs totaal werd overschaduwd, heeft dichters van Oudfranse episodische Arturromans er (bijna) niet toe bewogen, alsnog aandacht te schenken aan de liefde tussen Lancelot en de koningin.Ga naar voetnoot8 Beperkt inzetbaar vanwege zijn reputatie ‘as the knight whose extraordinary prowess is inextricably linked to his love for Arthur's Queen’ (Bruckner 2003: 95), blijft Lancelot in niet-historische verhalen geschreven na Chrétien en na de prozacyclus een figuur van het tweede, zo niet derde plan.Ga naar voetnoot9 Slechts één maal keert de ridder tijdelijk terug als protagonist en aanbidder van Guenièvre, en wel om dan te zwichten voor ander vrouwelijk schoon. ‘In one of the last Arthurian verse romances, the Merveilles de Rigomer [...], his fidelity to the queen is compromised by an affair with another woman’, schrijft Lori Walters over Lancelot als chronologisch eerste held van dit verhaal, dat invloeden vertoont van de Lancelot-Graalcyclus (1996: xxiii).Ga naar voetnoot10 Ondertussen blijft Guenièvre, in late romans als Claris et Laris en Floriant et Florete, ‘an impeccable queen, removed from the incriminations of adultery that lend the cycles much of their fascination’ (Bethlehem 2005: 307).Ga naar voetnoot11 In Escanor ziet de vorstin zich zelfs uitdrukkelijk vrijgepleit van dwaze - lees: overspelige - liefde. Een korte laudatie bij haar introductie volstaat naar het oordeel van de dichter, Girart d'Amiens, blijkbaar niet om de onberispelijkheid te benadrukken van de voorbeeldige koningin: ‘insistence on the “lifelong” absence of “foolish” and “outrageous” love puts an early end | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
to speculations, purging her of any lapse brought up in past Arthuriana’ (ibid.: 313).Ga naar voetnoot12 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4 Guenièvre in de Lage LandenOok Dietse dichters van niet-historische Arturverhalen lijken, in het voetspoor van hun Franstalige collega's, de liefde van Lancelot en Guenièvre als thema en motief uit de weg te zijn gegaan. Ferguut bijvoorbeeld, net als brontekst Fergus, voert de ridder en de vorstin op als figuranten, zonder enige suggestie van een verhouding. En de Roman van Walewein toont de koningin slechts kort aan het begin,Ga naar voetnoot13 terwijl Lancelot, niet meer dan incidenteel genoemd, na Waleweins vertrek van het hof geprezen wordt als de meest eerzame van alle achtergebleven ridders: Daer ne was niemen zijn ghenoot / Van duechden.Ga naar voetnoot14 In een bijdrage over Lancelot en Guenièvre als liefdespaar in de Lancelotcompilatie, schenkt Bart Besamusca ook aandacht aan beider beeld in de zeven episodische Arturromans die, meer of minder bewerkt, zijn opgenomen tussen Lanceloet, de Queeste van den Grale (qg) en Arturs Doet (ad), Vlaamse versies van de Oudfranse Lancelot-Graaltrilogie. In de compilatie-Perchevael, als eerste van twee romans geïnterpoleerd tussen Lanceloet en qg, valt de naam van de vorstin maar één keer, terwijl het optreden van Lancelot zich beperkt tot een krachtmeting met achtereenvolgens Keye, Dodineel en Tristan.Ga naar voetnoot15 In deze episode uit de koker van de compilator is de held van de cyclus - die hier incognito opereert - uiteindelijk zelfs Tristan de baas, zijn evenknie als minnaar in het genre, wat bij toehoorders gedachten kan hebben opgeroepen aan Lancelots liefde voor Guenièvre, bron van inspiratie voor zijn formidabel ridderschap (Besamusca 1996: 112). Van een directe toespeling op de minnerelatie van ridder en koningin is echter geen sprake. Anders ligt dit in Moriaen, ingelast tussen de compilatie-Perchevael en qg. In deze roman laat de vorstin, belaagd door de koning van Ierland nadat Artur tijdens een jachtpartij is ontvoerd door Saksen, Gariet de hulp inroepen van Walewein en Lancelot. Hierop komt de laatstgenoemde, zware verwondingen ten spijt, dadelijk en vastberaden in actie om bijstand te verlenen aan zijn vrouwe in nood:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook zonder met zo veel woorden te refereren aan Lancelots liefde voor de koningin, laat de compilator - voor wiens rekening deze verzen lijken te komenGa naar voetnoot18 - weinig ruimte voor twijfel over wat de gewonde ridder drijft. ‘Lancelot's exploits are inspired by his love for Guinevere’, oordeelt Besamusca (ibid.: 113).Ga naar voetnoot19 Van de vijf Arturteksten die zijn ingevoegd tussen qg en ad, kunnen de derde en de laatste in het kader van dit artikel buiten beschouwing blijven. In Walewein ende Keye (wk) is geen spoor te bekennen van Lancelot, terwijl de naamloze koningin er niet veel meer is dan een meldpunt voor overwonnen en naar het hof gestuurde tegenstanders van Walewein (vgl. Hogenbirk 2011: 227, Coninginne). Ook Torec heeft een anonieme vorstin, die alleen verschijnt als toeschouwster van een juridisch duel tussen de titelheld en Ywein.Ga naar voetnoot20 Lancelots naam valt slechts twee keer, in vs. 3383 en vs. 3689. Niets wijst hier op een liefdesaffaire. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.1 Die Wrake van RagiselGeen geheim van deze affaire maakt het slot van Die Wrake van Ragisel (wr), door de compilator ingelast na qg. Zoals gezegd onthult de dichter van de Vengeance Raguidel via een kuisheidsproef aan het hof de overspelige aard van vrouwen, evenwel zonder de schande van Guenièvre in verband te brengen met Lancelot. De oorspronkelijke Middelnederlandse vertaling/bewerking van de Vengeance, fragmentarisch bewaard gebleven, legt deze link evenmin, en datzelfde lijkt te gelden voor de versie die is opgenomen in de Lancelotcompilatie. Ook hier wordt Walewein door een knecht geïnformeerd over wat bij zijn afwezigheid aan het Arturhof was voorgevallen. Een mantel die krimpt wanneer de draagster loser minne pleecht had er te denken gegeven over vrouwelijk fatsoen, allereerst dat van de koningin. Het testobject, zo was open en bloot gebleken, ontcramp Geneveren vor waer / Tote recht in midden bene.Ga naar voetnoot21 Een soortgelijke schande had hierna de andere dames getroffen, het meest nog de vriendin van Keye. Alleen Carados' geliefde had haar blijkbaar unieke trouw beloond gezien met een tovermantel op maat. In het vervolg van de compilatieroman lijkt het publiekelijk falen van de vorstin geen consequenties te hebben,Ga naar voetnoot22 doch het motief duikt plotseling weer op in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
twee hoofdstukken waarmee de compilator het verhaal heeft verlengd (Gerritsen 1963, dl. 1: 250-259). In het eerste van deze kapittels, getiteld ‘Hoe Lancelot tegen Ydier vocht’, gaat de lang buiten beeld gebleven Lancelot, na te hebben gehoord welke vernedering Guenièvre ten deel was gevallen, compleet door het lint: hi nigerent sint ne quam / Daer hi mantele dragende vernam, / Hine wilder om vechten.Ga naar voetnoot23 Nauwelijks ziet de ridder een jonkvrouw met een mantel, of hij gaat haar begeleider Ydier te lijf, om pas na hevige strijd tot bezinning te worden gebracht door zijn neef Bohord, die net komt aanrijden. In het naadloos gemonteerde vervolgkapittel vraagt Lancelot de ander het hemd van het lijf: hoe het nu ging met de vorstin, ook in haar relatie met Artur; of Bohord getuige was geweest van het mantelincident; hoe de proef nu precies was afgelopen voor Guenièvre; en hoe de koning op de uitkomst had gereageerd. Tot zijn geruststelling krijgt Lancelot te horen dat de opschudding rond Keyes vriendin alles had overstemd, en dat daarna de terugkeer van Walewein met Gariet vreugde had gebracht aan het hof. Over de mantel was niet meer gesproken, verzekert Bohord. Opgelucht begrijpt Lancelot dat repercussies voor de koningin dus uitgebleven zijn. Wie nog mocht twijfelen of we hier inderdaad te maken hebben met de minnaar van Guenièvre, en niet slechts met een overbezorgde Tafelronderidder, vindt zekerheid aan het slot van de tweede toegevoegde episode. De impulsieve wijze waarop de vorstin Lancelot daar begroet bij zijn retour aan het hof,Ga naar voetnoot24 laat aan duidelijkheid niets te wensen over (vs. 3408-11): Die coninginne quam vorward saen
Ende ontfinc Lancelote met bliden sinne;
Want die over starke minne
Deetse spreken buten monde.
De koningin kwam al spoedig tevoorschijn
en verwelkomde Lanceloot met grote
vreugde. Zonder te spreken gaf ze blijk
van haar grote liefde voor hem.Ga naar voetnoot25
In de eerste aan wr gekoppelde episode zet de compilator Lancelot te kijk als een minnedwaas, wiens in qg afgezworen liefde voor Guenièvre kennelijk weer in alle hevigheid is opgelaaid en zich manifesteert in destructief gedrag. Daarna, met het roekeloos onthaal van de ridder door de vorstin, anticipeert de samensteller van de Lancelotcompilatie al vroeg op ad, waar het liefdespaar alle discretie uit het oog zal verliezen en zo tot katalysator wordt van catastrofale gebeurtenissen. Met zijn opvallend kritische typering van Lancelot heeft de compilator zijn grote favoriet, Walewein, willen profileren als ware kopman van de Ronde Tafel (Zemel 1992: 95-97; Besamusca 2003: 166-169; Hogenbirk 2004: 148 vlg.). De hier besproken episoden zijn dus dienstbaar aan een literaire competitie tussen wapenbroeders, die kameraadschap echter geenszins in de weg staat. Verderop in de cyclus gaan kameraadschap en competitie zelfs hand in hand, en wel in een tekst waar we Lancelot het voortouw, doch Walewein de teugels in handen zien nemen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.2 Lanceloet en het Hert met de Witte VoetMoeilijker te doorgronden dan in wr is het aandeel van de compilator in Lanceloet en het Hert met de Witte Voet (lhwv), een Arturnovelle die in de Lancelotcompilatie te vinden is tussen wk en Torec. In dit verhaal van zo'n 850 verzen, waar ‘het welhaast lijkt of de dichter een persiflage wilde presenteren van een Artursprookje’ (Zemel & Besamusca 1999: 205), neemt de minnaar van Guenièvre een queeste op zich die hij beter had kunnen overlaten aan een ander. Wetend dat hem als beloning een trouwlustige koningin wacht, begint Lancelot als di wilde varen / Bejagen prijs ende lof aan het avontuur.Ga naar voetnoot26 Na in een omsloten foreest zeven leeuwen te hebben gedood die daar een wonderhert bewaken, velt Lancelot ook dit dier en snijdt het een witte voet af, de trofee die de huwbare dame verlangt van haar aanstaande. Waar het de held met deze daad nu eigenlijk om te doen is, het prestige of de prijs, laat de tekst nog even in het midden. Zwaar toegetakeld in zijn gevecht met de leeuwen, wil Lancelot een ridder - die zich zal ontpoppen als bedriegernaar de wachtende vorstin sturen met het volgende bericht, dat voor tweeërlei uitleg vatbaar is (vs. 266-273): [...] Hi soude comen so hi irst mochte [...]
Ende si nembermer man ne name
Vor dat hi tote hare quame.
‘Segt hare dat si wel doe
Altoes beide spade ende vroe.
Ic heb mi gepient so sere
Om die doget ende om die ere
Die ic van hare hebbe gehort’.
Zo gauw hij kon zou hij naar haar toe
komen, maar in de tussentijd moest zij
absoluut niemand anders tot man nemen.
‘Zeg haar dat ik hoop dat het haar altijd
goed zal gaan en dat ik mij veel inspanning
heb getroost omwille van haar eer en
deugd, waarvan ik zo veel gehoord heb’.Ga naar voetnoot27
‘Lancelot is not prepared to rule out a marriage’, meent Besamusca (1996: 117) op grond van deze verzen. In zijn latere studie over de Lancelotcompilatie sluit de auteur niet uit, dat Lancelot, voordat het verhaal onder handen werd genomen door de compilator, op pad ging met een huwelijk voor ogen: ‘Perhaps the relationship between Lanceloet and Genevre did not feature in the older version of Lanceloet en het hert met de witte voet. This would explain why Lanceloet leaves the court to win a rich bride, as well as his fear after his fight with the lions that the lady will marry someone else’ (2003: 127). Een stap verder gaat Geert Claassens, die het eerst voorzichtig alleen nog ‘by no means impossible’ acht dat Lancelot ‘ultimately married the queen’ (2000: 183), maar bij nader inzien deze mogelijkheid tot zekerheid verheft. Door zijn brontekst, stelt de mediëvist nu, ‘sah sich der Kompilator [...] zu einer bedeutenden Änderung gezwungen: Lanceloet heiratet die anonyme Königin nicht’ (2010: 297).Ga naar voetnoot28 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Beide onderzoekers gaan met hun uitspraken voorbij aan een analyse door Roel Zemel, die heeft betoogd dat Lancelots ontsnapping aan een huwelijk en het ontgoocheld achterblijven van een bijna-bruid de amusante, intertekstuele pointe vormen van het verhaal (1992: 90-91; Zemel & Besamusca 1999: 205-206). Over de geciteerde verzen zegt Zemel: ‘Het is alsof Lanceloet [...] beheerst wordt door amour de loin voor de vrouw naar wie hij op weg is’ (1992: 87). Inderdaad alsof, want weldra blijkt dat Lancelot uitsluitend wordt gedreven door ‘wat maar goed lijkt te zijn voor zijn reputatie als ridder’ (Zemel & Besamusca 1999: 206). In zijn amoureuze oriëntatie is geen plaats voor een huwelijk, zo wordt wel duidelijk wanneer Walewein, de eigenlijke protagonist in deze novelle,Ga naar voetnoot29 van de hunkerende vorstin gedaan krijgt dat zijn gezel de door haar begeerde bruiloft verdagen mag voor onbepaalde tijd. Dit tot teleurstelling natuurlijk van de terstond superfluous lady,Ga naar voetnoot30 maar méér nog tot opluchting van Lancelot. Want, zo beklemtoont de verteller met een anafoor (vs. 824-831): [...] in nereste no in spel,
Noch oec om lief no om leet,
Noch om gene dinc di hem over geet,
Noch om al die werelt oec mede
En haddise niet genomen ter stede -
Ende al omder coninginnen wille
Die hi minde lude ende stille;
Dit was hem die meeste sake.
hij wilde in geen geval, onder geen enkele
voorwaarde, nee, absoluut niet, wat er ook
gebeurde, met haar trouwen. En dat alles
omwille van koningin Guinevere, die hij
immers in stilte beminde. Zij was voor hem
de allerbelangrijkste.Ga naar voetnoot31
Voor Lancelot is er maar één koningin naar zijn hart, en dat is uiteraard - al wordt zij niet bij naam genoemd - Guenièvre, ook in lhwv lid van de Arturiaanse cast. In de openingsepisode gebruikt de compilator haar personage om de terugkeer aan het hof te verklaren van Keye, die kort daarvoor in wk door Artur verbannen was (vs. 79-87). Verderop lezen we dat Walewein, ongerust wanneer nieuws van Lancelot uitblijft, zich bevindt te Kardole binnen / Met Arturs wive, der coninginnen, / Ende die coninc hine was daer niet.Ga naar voetnoot32 En in de finale van het verhaal vertel- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
len Lancelot en Walewein, met vreugde onthaald in Karmeloet, hoe si hadden gevaren / Den coninc ende der coninginnen.Ga naar voetnoot33 Opmerkelijk in lhwv is, dat de taak om Lancelot te behoeden voor een huwelijk toevalt aan Walewein. Want hoe weet Arturs neef, die zonder overleg optreedt als woordvoerder van zijn kameraad, dat deze niet trouwen wil met de mooie beloning voor zijn beproeving? Dat de compilator een verzoek om hulp door Lancelot kan hebben gecoupeerd, vormt een voor de hand liggende maar weinig bevredigende verklaring, aangezien Waleweins komst aan het hof van de koningin, zijn duel met de bedrieger en zijn aansluitend logies nog in geuren en kleuren beschreven waren. Zou in het oorspronkelijke verhaal Walewein dan misschien op de hoogte zijn geweest van de liefde die zijn wapenbroeder en de vrouw van zijn oom heimelijk koesteren? Deze alleszins speculatieve gedachte kwam net al op, toen de beroemde ridder zich in Kardoel ongestoord bleek te kunnen onderhouden met Arturs wive, der coninginnen.
De bijzondere intertekstuele dimensie van lhwv lijkt, samen met Waleweins positionering als topridder van de Ronde Tafel, te zijn ontsproten aan het brein van ‘een Dietse auteur die bekend was met de cyclus Lancelot-Queste-Mort Artu, [maar] moeite had met de rol van Lancelot als superieur aan Gauvain. Dit vanwege de omstandigheid dat Lancelot een liefdesverhouding heeft met de vrouw van Artur, zijn heer, wat uiteindelijk zal leiden tot de ondergang van de ridderwereld’ (Zemel 1992: 97). Groeit de grote held van de Lancelot en prose door zijn passie voor Guenièvre uit tot ‘the ultimate paragon of knighthood’ (Besamusca 2003: 168), in de Middelnederlandse Arturnovelle ‘brengt deze liefdesband de lezer op de gedachte dat Lanceloet beter thuis had kunnen blijven’ (Zemel 1992: 88). De Vlaamse dichter, contra een vaak kritische kijk op Gauvain in Oudfranse Arturromans, wilde blijkbaar ‘een verhaal vertellen over Lanceloet om te laten zien hoe voortreffelijk Walewein is’ (Zemel & Besamusca 1999: 210). Het resultaat was een avontuur ‘dat [...] uitstekend in de compilatie past. De intrige van het verhaal wat betreft Lanceloet is gebaseerd op zijn rol, minnaar van Genevre, in de Lancelottrilogie, wat gevolgen heeft voor Walewein, een andere held in die romancyclus’ (Zemel 1992: 92). Mede met het oog op de excellerende Walewein zal de samensteller van de Lancelotcompilatie, uit op een lovende typering van Arturs neef, hebben besloten tot incorporatie van de novelle in zijn cyclus. ‘Het is alsof de auteur die dit verhaal in de compilatie opnam, daarmee wilde laten zien waaróm teksten met een hoofdrol voor Walewein werden ingevoegd’, geeft Zemel te denken (ibid.: 97). Want: ‘in de compilatieversie is Witte Voet een verhaal dat op komische wijze een kritisch geluid laat horen over de grote held van de romancyclus waaraan het is toegevoegd’ (Zemel & Besamusca 1999: 208).
Hoewel een communis opinio over het aandeel van de compilator in lhwv nog ver weg lijkt,Ga naar voetnoot34 mag het aannemelijk heten dat ook de oorspronkelijke novelle be- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stemd is geweest voor recipiënten bekend met de liefde van Lancelot en Guenièvre, rode draad in de Lancelot-Graalcyclus.Ga naar voetnoot35 Dit maakt de vertelling in die zin uitzonderlijk, dat we hiermee een episodische tekst in handen hebben die ironisch verwijst naar een delicaat onderwerp: het overspel van de koningin met Lancelot, in de meeste niet-historische Arturromans vermeden als bij afspraak. Hetgeen de vraag oproept: hoe zit dit in de RRmM? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 Guenièvre in Die Riddere metter MouwenBij een analyse van Guenièvres rol in de RRmM stuiten we andermaal op de vraag, waar het aandeel van de dichter eindigt en de inbreng begint van de compilator, die zijn brontekst niet alleen heeft ingekort maar ook inhoudelijk bewerkt. In het eerste part van de roman, waar de vorstin een bijdrage levert aan het liefdesthema, lijkt haar typering grotendeels voor rekening te komen van de Vlaamse auteur. Voor Lancelot, contrastfiguur ter meerdere eer en glorie van de held, geldt hetzelfde. In wat volgt zal onze aandacht mede uitgaan naar deze ridder, ook al lijkt dit - maar schijn bedriegt - nauwelijks gerechtvaardigd door zijn ondermaats optreden in het verhaal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.1 Representatie, regie en Keye-kritiekHadden auteurs bij het typeren van Guenièvre te beslissen of zij dit personage zouden presenteren als toegewijde eega van Artur of als geliefde van Lancelot, een andere keuze betrof die tussen een nooit uit 's konings schaduw tredende vrouw met representatieve functie dan wel een handelende figuur met invloed op het verhaalgebeuren. De RRmM introduceert Guenièvre op een hofdag in Kardoel als echtgenote en onderdeel van het vorstelijk protocol: Die coninc hi droech crone doe / Entie coninginne mede alsoe.Ga naar voetnoot36 De vorstin stelt zich hier nog volgzaam op: Doe ginc die co- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ninc messe horen [...] / Die coninginne dire gelike / Volgede na met sconen joncfrouwen.Ga naar voetnoot37 De dichter lijkt dan een attentiesignaal af te geven: hij laat Guenièvre escorteren door Walewein en ... Perceval.Ga naar voetnoot38 Lancelot en figurant Ductalas mogen Clarette begeleiden, een ogenschijnlijk willekeurige hofdame voor wie - als enige hier met name genoemde vrouw - een rol van betekenis in het verhaal lijkt te zijn weggelegd. De maaltijd volgt, door Artur onderbroken in afwachting van opmerkelijk nieuws. Prompt komt een bode berichten dat Tristan en Iseut gestorven zijn, waarna het verrassend de vorstin is die het initiatief en het woord neemt: Die coninginne sprac met rouwen: / ‘Here, gereit u, vaert ten like!’Ga naar voetnoot39 Dadelijk geeft Artur gehoor aan haar oproep. Hij vertrekt spoorslags met zijn ridders richting uitvaart, zodat nadien de held arriveert aan een hof vol achtergebleven dames. Amper heeft de knaap, die later Miraudijs blijkt te heten, hier zijn opwachting gemaakt en Guenièvre gegroet, of zijn wens om aan Arturs hof tot ridder te promoveren gaat al in vervulling. Hulpgeroep van een jonkvrouw, buiten de vesting mishandeld door een rode ridder,Ga naar voetnoot40 dwingt de vorstin om, op advies van de ziek achtergebleven hofmaarschalk Keye, haar bezoeker te vragen terstond ridder te worden en de dame in nood bij te staan. De knaap gaat grif akkoord, met als onconventioneel gevolg dat hij, naast een zwarte wapenrusting, ook zijn zwaard ontvangt uit handen van Guenièvre: Die coninginne, sijt seker das, / Gordet hem.Ga naar voetnoot41 Op de intertekstuele duiding van deze gebeurtenis kom ik nog terug. Voor dit moment volstaat de vaststelling, dat koning Artur aan het begin van de RRmM buitenspel wordt gezet door zijn vrouw, die met haar initiatief de regie aan het hof van hem overneemt.
Dient Keye de koningin in eerste instantie constructief van advies, zijn ware aard toont hij door de held bij diens vertrek spottend uit te maken voor boerenpummel. Dit komt de drossaard te staan op een reprimande van Guenièvre: Her Keye, u tale / Es quaet; ic rade u wale / Dat gijs meer gewaget vor mi!Ga naar voetnoot42 Maar de hofmaarschalk is hardleers: wanneer de belaagde jonkvrouw en haar kwelgeest, de een verlost en de ander verslagen, zich in opdracht van de RmM melden bij de koningin, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en Keye verneemt dat de held zich wreken wil voor de smaad hem aangedaan, reageert hij uiterst grof. Opnieuw laakt Guenièvre zijn gedrag: ‘U quade tonge’, sprac die coninginne, / ‘Sal u vele quaets noch bringen inne; / Gi segter selden hovescheit mede!’Ga naar voetnoot43 Later komt deze voorspelling uit, en krijgt Keye wat hem toekomt. Buiten Kardoel, waar Artur en bijna al zijn ridders zijn weergekeerd, wordt de drossaard in een gewapende confrontatie op zijn nummer gezet door de held. Deze gaat daarbij zo hardhandig te werk, dat de hofmaarschalk anders dan gebruikelijk in het genre niet licht-, maar werkelijk zwaargewond raakt. Minstens even ongewoon is hierna de hardvochtige reactie van de vorstin: ‘Laet den dorper licgen daer, / Hi heves dicke verdient, vor waer!’Ga naar voetnoot44 Toch komt haar gebrek aan compassie niet onverwacht, want voorafgaand aan de afrekening had de verteller al onthuld, dat Guenièvre haar oom reeds meermalen een gedenkwaardige les had toebedacht (vs. 1578-82):Ga naar voetnoot45
Haar onverbiddelijke houding in de RRmM is Guenièvre niet ingegeven door de dichter, maar door de compilator, die Keye graag kritisch belichtte (Hogenbirk 2004: 145-161; Smith 2010: 70-72, 83-84). In dit streven past een bijgesteld, onbuigzaam optreden van de koningin jegens haar verwant. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.2 Advies, abbreviatie en rentreeVerderop in de RRmM zet de compilator rigoureus het mes in een actie van Guenièvre. Zoals blijkt uit RRmM-frm vs. 248-283 proclameert Artur, bedroefd omdat de gezochte held spoorloos verdwenen is, oorspronkelijk op advies van zijn vrouw een loktoernooi met Clarette als prijs. De RmM, zo verwacht de vorstin (RRmM-frm vs. 269-277),
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de corresponderende tekst van de compilatie-RRmM blijft Guenièvre buiten beeld. De passage waarin het toernooi wordt afgekondigd is drastisch ingekort, waarbij de compilator het initiatief van de koningin heeft overgedragen aan Artur,Ga naar voetnoot48 terwijl de liefde van Miraudijs voor Clarette - oorspronkelijk, naar het voorbeeld van Cligés (Stuip 2003: 37-38, 45-46), uitsluitend bekend aan de vorstin - uitlekt tot publiek geheim: si wisten wel ant horen / Dat hi Claretten hadde vercoren.Ga naar voetnoot49 Ook verder wordt Guenièvre in het eerste part van het verhaal in de compilatieversie volledig genegeerd. Of de Vlaamse roman haar genoemd heeft als toeschouwster van het toernooi, en later als present op het huwelijksfeest van Miraudijs en Clarette, zullen we waarschijnlijk nooit weten.
In het tweede deel van de compilatie-RRmM maakt de koningin kort haar rentree in vs. 2326-30, waar zij borg staat voor een Arturridder die met de protagonist een vete wil uitvechten. In vs. 3109-12 en 3274-97 verschijnt de vorstin opnieuw, nu als voorspraak voor deze ridder, die in de strijd het onderspit heeft gedolven. Ten slotte wordt Guenièvre nog één keer genoemd aan het einde van de roman, als Coninc, ridders ende coninginne de RmM en anderen, terugkerend van avontuur, blide van sinne onthalen in Karlioen.Ga naar voetnoot50 Uitgezonderd de laatstgenoemde vermelding om reden van representatie en rijm, vloeit de aanwezigheid van de koningin in het tweede part van de roman dus voort uit het optreden van de uitdager, een zekere Galyas. Deze neef van Keye en Guenièvre acteert als dubbelganger van de drossaard, in een rol die stellig is ingelast door de samensteller van de Lancelotcompilatie (Smith 2010: 178-180). Het ligt daarom voor de hand, ook de inzet van de koningin als borg en zorg voor Galyas op het conto van de compilator te schrijven. Om deze reden zal onze aandacht zich nu toespitsen op het optreden van Guenièvre in het eerste deel van de RRmM, waarbij we bedacht blijven op compilatorische ingrepen. Maar nu eerst: Lancelot. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.3 Lancelot, Miraudijs en minneIn de compilatie-RRmM, en ongetwijfeld ook reeds in het Vlaamse origineel,Ga naar voetnoot51 is Lancelot een ridder van het tweede garnituur. Met negentien naamsvermeldingen mag hij zijn collega's Walewein, Ywein en Perceval dan nipt de baas zijn (zie bijlage 1), een ster die schittert is hij allerminst. Hoewel door Le Chevalier de la Charrette en de Lancelot en prose tot roem gebracht als minnaar van Guenièvre, messiaans verlosser en exponent van ridderschap, laat de elders onverslaanbare held het in de RRmM plotseling lelijk afweten: ontluisterend toont de dichter hem als een man gespeend van allure. In het gevreesde Woud zonder Genade, aan de terreur waarvan Miraudijs op geheel eigen kracht een einde maakt, blijkt Lancelot ooit met vier kameraden (onder wie Walewein en Perceval), de steun van een gewapend ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
volg ten spijt, roemloos in de pan te zijn gehakt, wat beeldend wordt beschreven door een bijfiguur: Si liten haer helme ende haer swerde daer, / Ende worden gewont oec, dats waer; / Met pine mochten si ontgaen, / Sine waren doet ofte gevaen.Ga naar voetnoot52 Later, wanneer een horde reuzen Kardoel belegert, weet Lancelot - die de hulp van zijn gezellen ditmaal ontberen moet: Walewain was daer nu niet, / Noch Percheval; dies haddense verdrietGa naar voetnoot53 - een eerste aanval ternauwernood af te slaan. Het is de slotgracht die het offensief tot staan, en uiteindelijk de RmM die redding moet brengen. Na de aftocht van de reuzen krijgt Lancelot opdracht om de gevierde held, buiten Kardoel verzonken in minnegepeins, een groet te brengen namens de koning, de koningin en Clarette, en hem te inviteren aan het hof. De illustere Tafelronderidder, in Le Chevalier de la Charrette en de Lancelot en prose onbetwist nummer één in de ridderhiërarchie, ziet na zijn falen als krijgsman in de RRmM zijn rol gereduceerd tot die van besteller,Ga naar voetnoot54 een motif transfer vanuit Le Conte du Graal die hem weinig siert.Ga naar voetnoot55 Werd Lancelot voordien nog door een hulpbehoevende jonkvrouw gezocht als kandidaat-beschermer (vs. 635-639), dit in een kwestie die zal worden opgelost door alweer de protagonist, het verhaal laat er onderhand geen twijfel over bestaan dat de ooit onovertroffen ridder - juist hij - op het martiale vlak voorbijgestreefd is door de RmM.
Ook andere leden van Arturs elitecorps zien zich op de ranglijst van ridderschap gepasseerd door Miraudijs,Ga naar voetnoot56 maar in de RRmM neemt Lancelot wel een zeer speciale plaats in, en dat niet alleen vanwege zijn status als onttroonde aanvoerder van het klassement. Wat meerwaarde verleent aan de vergelijking tussen de oude en de nieuwe kampioen waartoe het verhaal uitnodigt, is dat onder Miraudijs' intratekstuele superioriteit volgens normen van ridderschap een intertekstueel, thematisch complementair substraat valt waar te nemen op het gebied van de liefde. Is Lancelot in de Vlaamse roman al geen schim meer van de grote ridder en redder uit Chrétiens Charrette en de Lancelot en prose, zodat de RmM alle ruimte krijgt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
om zijn voorganger op dit terrein achter zich te laten, toehoorders met oor voor de akoestiek van het genre kunnen naar mijn oordeel ook hebben beluisterd dat Lancelot als minnaar de eerste viool moet afstaan aan Miraudijs, een held die in de liefde een heel andere koers vaart. Wat betreft zijn herkomst en optreden vertoont de RmM enige gelijkenis met Lancelot in Le Chevalier de la Charrette,Ga naar voetnoot57 en meer nog met de held van de Lancelot en prose (Smith 1991: 161, 164-165; 2007: 24-27; 2011: 20 vlg.). De voornaamste overeenkomsten én verschillen heb ik schematisch weergegeven in bijlage 2. Hoewel sommige gevallen van analogie kunnen worden uitgelegd als manifestaties van ‘generische intertekstualiteit’ (gedefinieerd in Besamusca 1993: 16-17), wijst het totaalbeeld eerder op een specifieke samenhang. Die indruk is vooral terug te voeren op een dubbele motiefoverdracht met signaalfunctie. Voor Lancelot noch Miraudijs vindt de zwaardreiking plaats door koning Artur, zoals in diens bedoeling lag: deze masculiene taak wordt verrassend volbracht door een vrouw, door niemand minder dan Guenièvre. En na de ene wordt ook de andere held vergund zich de ridder en de vriend te mogen noemen van zijn geliefde in spe: voor Lancelot de koningin, voor de RmM Clarette.Ga naar voetnoot58 Deze en meer parallellen tussen de gelauwerde ridder van de Ronde Tafel en nieuwkomer Miraudijs geven lading aan wat hen doet verschillen als minnaars. Een fundamenteel contrast tussen de fin'amant van Guenièvre en de voorbeeldige liefhebber van Clarette kan het publiek hebben aangezet tot kritische reflectie op de liefde van Lancelot, dit ten gunste van de debutant, op wiens kwaliteiten in amoris de dichter een voordelig licht laat schijnen. Weinig recipiënten zal zijn ontgaan hoe Miraudijs de ontluisterde Lancelot als ridder intratekstueel naar de kroon steekt. Maar kenners van het genre, de vergelijking tussen Lancelot en de nieuwe held doortrekkend van ridderwijding en ridderschap naar ware liefde als bron van inspiratie, zullen naar ik meen bovendien hebben begrepen dat Lancelot intertekstueel en impliciet,Ga naar voetnoot59 en gemeten naar de normen van het verhaal, ook als minnaar door de mand valt. Zij konden, zo luidt mijn stelling, bedenken dat Lancelots liefde voor Guenièvre dan wel ten grondslag mag liggen aan zijn wijdverbreide faam, maar tevens mateloos is van aard, rede en ridderschap overheerst, onrecht doet aan Artur, een huwelijk als happy end uitsluit, en in het slotdeel van de Lancelot-Graalcyclus mede oorzaak is van een regelrechte ramp. Miraudijs en Clarette daarentegen, zo wordt in de RRmM benadrukt, koesteren een constructieve liefde die, enkel geheim gehouden omwille van de vereiste hoofse discretie,Ga naar voetnoot60 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
als gerechter minnen rekenen kan op goedkeuring door het hof,Ga naar voetnoot61 waar men zelfs initiatief neemt om het stel verenigd te zien in de echt.
In bovenstaande redenering doet zich een complicatie voor. Net zo min als in andere episodische Arturromans, de atypische Perlesvaus uitgezonderd, wordt Lancelot in de RRmM uitdrukkelijk gepresenteerd als minnaar van de koningin. Integendeel, zo lijkt het wel, want in de openingsepisode begeleidt de ridder niet Guenièvre naar de mis maar Clarette, een detail waarmee de verteller anticipeert op wat hij later over het duo meedeelt: Men seit datse Lanceloet van Lac / Minde!Ga naar voetnoot62 Maar ... heeft de dichter met die wonderlijke bewering de aandacht niet des te sterker gericht op Lancelots liefde voor Guenièvre, overbekend aan zijn publiek (Smith 2011: 17-18)? Dat nu juist de vermaarde held - voor jonkvrouwen een aantrekkelijke partijGa naar voetnoot63 - Clarette chaperonneert, leidt tot roddels aan het hof: Men seit ...Ga naar voetnoot64 Goede verstaanders van de Vlaamse RRmM zullen wel beter hebben geweten, maar de vermeende liefde van Lancelot voor Clarette lijkt door de samensteller van de Lancelotcompilatie te zijn opgevat als een feitelijke, vooral in de context van zijn cyclus foutieve en daarom verwerpelijke voorstelling van minnezaken. Vandaar zijn stellige tegenwerping: Dat was sceren ende een blijf: / Hi minde Genevren, Arturs wijf!Ga naar voetnoot65 Heb ik het met deze interpretatie bij het juiste eind, dan alludeert de dichter van de RRmM op wat toehoorders bekend kan zijn geweest uit Le Chevalier de la Charrette en de Lancelot en prose: de grenzeloze liefde van Lancelot voor Guenièvre. En ook de wederliefde van de vorstin weet de auteur in gedachten te roepen, zoals we nu zullen zien. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.4 Een wisseling van de wachtKeren we van Lancelot terug naar de koningin, dan vraagt Guenièvres optreden aan het begin van de RRmM nogmaals aandacht. Het gebeuren rond Miraudijs' ridderwijding kan bij het publiek, naast de Lancelot en prose, ook Cligés in herinnering hebben geroepen. Zo deelt Clarette een viertal eigenschappen met Soredamor, in het eerste deel van Chrétiens roman de geliefde van de held, Alexander. Net | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
als Soredamor maakt Clarette - ook zij een hofdame van Guenièvre - vroegtijdig haar entree in het leven van de protagonist. Ook zij is getooid met een sprekende naam.Ga naar voetnoot66 En ook zij, in een parallel niet minder treffend dan Miraudijs' zwaardreiking, mag zich familie noemen van niet zo maar een ridder. Waar Soredamor een zuster is van Gauvain, blijkt de heldin van de RRmM Waleweins nicht te zijn. Bij deze gelijkenis van heldinnen blijft het niet, want ook de koningin heeft trekken gemeen met haar voorgangster in Cligés, die optreedt als ‘an advocate of love’ (Bethlehem 2005: 134). Tegenover Alexander en Soredamor predikt Guenièvre, wat gelet op haar misstap in de Roman de Brut en later haar affaire in de Charrette ironisch mag heten, het heil van het matrimonium: ‘Ik vraag jullie niet te zoeken naar liefde die voortkomt uit macht of hartstocht. Zoek elkaar in een eervol huwelijk’ (Stuip 2003: 45-46). De vorstin komt met deze uitspraak, nadat zij de beschroomde minnaars heeft gebracht tot een liefdesbekentenis. Zonder mankeren vindt dan een bruiloft plaats, met instemming van Artur en van Gauvain. Een aangepaste agenda van minnezaken volgt de RRmM: hier laat niet de liefdesverklaring op zich wachten, maar het begeerde huwelijk.Ga naar voetnoot67 Als Clarette de protagonist na zijn ridderwijding chevalereske mores heeft bijgebracht, en hem haar mouw heeft geschonken als teken van ridderschap in dienst van de liefde, betuigt Guenièvre haar goedkeuring met een compliment: Clarette, dit was wel gedaen!Ga naar voetnoot68 Maar nadat de RmM kort daarop Clarette zijn liefde en zijn dienstbaarheid kenbaar heeft gemaakt (vs. 337-353), gaan er vele maanden overheen voordat het komt tot een echtverbintenis. Langdurig zal de held, glansrijk geslaagd voor zijn ridderproef in het Woud zonder Genade, als monnik verblijven in een klooster, een merkwaardige wachtkamer ter beproeving van hoofse liefde. Deze impasse wordt na ruim een jaar doorbroken door Guenièvre. Wanneer Artur de verdwenen ridder terugwenst aan zijn hof, is zij het die hem adviseert om een steekspel te organiseren (RRmM-frm vs. 254-257):
Net als in Cligés werpt Guenièvre zich op als minnemakelaarster. In de Vlaamse RRmM als enige op de hoogte van wat de ridder en Clarette verbindt, maakt de vorstin haar hofdame, begerenswaardig erfgename van Spanje, tot inzet van een huwelijkstoernooi met voorspelbare afloop. En net als in Chrétiens roman zal koning Artur, wanneer de held zijn gewillige prijs eindelijk veroverd heeft, vorstelijk fiat geven voor een langverbeide en welverdiende bruiloft: doen die coninc Artur verstoet / Hoe hem sine dinge sijn vergaen, / Gaf hi heme Claretten saen.Ga naar voetnoot70 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bezien tegen de achtergrond van Cligés en de Lancelot en prose is frappant, hoe Guenièvre, ‘the sole authority for knightly prowess’ (Bethlehem 2005: 211), in het begin van de RRmM haar prominente plaats op het toneel eensklaps moet afstaan aan wat lijkt een bijfiguur, die hier haar debuut maakt als heldin: Doe quam Clarette gegaen / Ute ere cameren.Ga naar voetnoot71 Wie had verwacht dat de koningin, na haar wederhelft te hebben weggestuurd, op de nieuwe ridder aan haar hof nu wel eenzelfde amoureuze indruk zou maken als ooit op Lancelot (in onze roman uitgerangeerd als begrafenisganger), komt bedrogen uit. Want waar de RmM al in de kortste keren Lancelot overvleugelt, passeert Clarette nog sneller de vorstin. Zoals gezegd mag Guenièvre, naar het voorbeeld van de Lancelot en prose, de held nog wel het wapen van zijn professie schenken, maar zijn ridderschap krijgt pas richting dankzij de jonkvrouw, die met haar mouw als minnegeschenk en met haar vertoog over ridderethiek kordaat de regie overneemt en de koers bepaalt van Miraudijs' queeste (vs. 345-353).Ga naar voetnoot72 Thematisch is hiermee een wegwijzer gezet. Door aan het hof, anders dan voor Lancelot (en Tristan), niet de vorstin te maken tot oriëntatiepunt voor de held, maar als ideale geliefde een tweede Soredamor te introduceren,Ga naar voetnoot73 laat de auteur zijn publiek weten dat voor de RmM een onomstreden mooie minne in het verschiet ligt. De Vlaamse dichter onderstreept de wisseling van de wacht met een aardig detail. Niet opdracht van Guenièvre zet Miraudijs' queeste in gang - Nu vaerd, God maec u goet man!, verordonneert de vorstin zonder direct effectGa naar voetnoot74 - maar aansporing door Clarette vormt het startschot voor een tocht in dienst van de (ge)liefde: Nu volget den riddere, het es tijt!Ga naar voetnoot75 Op instigatie van de hier als heldin geprofileerde jonkvrouw begint de RmM aan zijn jacht op de rode ridder, wiens wandaad had geleid tot zijn versnelde promotie door vrouwenhand. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6 Een ‘knipoog’ naar de koningin?Gaat Dietmar Rieger wat ver wanneer hij het heeft over ‘l'impact qu'ont l'infidélité et l'adultère de la reine sur une grande partie de la littérature arthurienne de l'époque’,Ga naar voetnoot76 met het oog op ons onderwerp is een andere uitspraak van deze auteur | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
behartenswaardig: ‘Vers la fin du xiiie siècle, l'infidélité de Guenièvre est et demeure dans la plupart des versions un fait incontestable, sinon pour le personnel des romans, du moins pour les narrateurs et les lecteurs’ (2009: 130, 233-234; mijn cursiveringen). Ook al lieten dichters van niet-historische Arturromans de liefde van Lancelot en Guenièvre doorgaans links liggen, zij kónden desgewenst op het motief zinspelen. In Vlaanderen, welhaast onder de rook van Noordfranse steden waar prachthandschriften werden vervaardigd van de Lancelot en prose,Ga naar voetnoot77 viel deze roman sinds het midden van de dertiende eeuw ook te beluisteren in Dietse versies,Ga naar voetnoot78 hetgeen bewijst dat in onze contreien ‘interest in the Lancelot matière in the prose version must have been particularly keen’ (Janssens 1988: 298).Ga naar voetnoot79 In een pril stadium heeft deze belangstelling geleid tot lhwv, terwijl latere episodische Arturromans als Walewein en Moriaen in keuzen van verhaalmotieven, eigennamen en verteltechniek eveneens invloed vertonen van de Lancelot-Graalcyclus. En waar in de veertiende eeuw de auteur van Van der Feesten een Proper Dinc dan mag verzuimen, om in een catalogus van beproefde minnaars als de RmM en Tristan ook Lancelot te vermelden (ed. Vekeman 1981: 12), blijkt in de tweede helft van de dertiende eeuw Jacob van Maerlant goed op de hoogte van de literaire trends. In Alexanders Geesten bijvoorbeeld laat hij zijn verteller verklaren, dat één van de talrijke beauties die qua schoonheid niet kunnen tippen aan Talrestis, koningin der Amazonen, Lanceloots amie is.Ga naar voetnoot80 Zou de ‘vader der dietscher dichtren algader’ hier doelen op een aanbidster als de jonkvrouw van Esclaroet, of op Guenièvre in eigen persoon?
De compilatie-RRmM lijkt op het eerste gezicht slechts bij uitzondering te verwijzen naar de affaire van Guenièvre met de beroemde ridder van de Ronde Tafel. Slechts éénmaal wordt uitdrukkelijk gerefereerd aan Lancelots liefde, en dat in een vers toe te schrijven aan de compilator: Hi minde Genevren, Arturs wijf! ‘Nergens in de roman wordt verder gezinspeeld op de relatie tussen Lanceloet en de koningin’, besluit Besamusca (1993: 130). Toch is hierbij een vraag op haar plaats. Toont de intertekstuele opzet van lhwv niet aan, dat het genre naast expliciete verwijzingenGa naar voetnoot81 ook subtiele allusies op de liefdesaffaire heeft toegelaten? In de RRmM | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wordt met Lancelots vermeende minne voor Clarette vooral aandacht gevestigd op wat met die bewering wordt ontkend. En is het niet opvallend dat, na Arturs spoedbezoek aan het hof van koning Mark, Walewein en Perceval in alle rust terugkeren naar Kardoel (vs. 1398-99),Ga naar voetnoot82 terwijl Lancelot daar al is weergekeerd wanneer reuzen hun aanval inzetten op het kasteel dat onder anderen aan de koningin bescherming moet bieden? Van betekenis lijkt zeker ook de manier waarop Lancelot en Guenièvre plaats maken voor een liefdespaar dat hen in meer dan één opzicht de loef afsteekt: Miraudijs als exemplarisch ridder en amant, Clarette als deugdzaam object en subject van gerechter minnen, en beiden als een koppel dat het happy end met allerwegen bejubeld huwelijk ten volle verdient.Ga naar voetnoot83 De RRmM bevat misschien nog één bijzondere, als ‘optioneel’ te beschouwen reminiscentie aan de liefdesrelatie van Lancelot en Guenièvre. In het begin van het verhaal laat de gemaltraiteerde jonkvrouw, verlost van haar belager en met een boodschap naar het hof gestuurd, zich tegenover de vorstin lovend uit over de held als huwelijkspartij (vs. 397-400):
In het tweede verspaar lijkt de jonkvrouw te zeggen: ‘Bij God, vrouwe, als ik koningin was, zou ik hem beminnen boven alle mannen!’ Maar ook een alternatieve lezing is mogelijk, met de implicatie dat in een voordrachtsituatie het voorlaatste vers heel anders kan zijn beluisterd.Ga naar voetnoot85 De dichter geeft, als de compilatietekst het zicht op zijn bedoelingen tenminste niet belemmert, ruimte aan recitatoren om, via ‘Ironieerzeugung durch entsprechende Intonation’ (Däumer 2013: 79),Ga naar voetnoot86 en liefst met een bijpassende gelaatsuitdrukking,Ga naar voetnoot87 recipiënten te herinneren aan de liefde van Guenièvre voor Lancelot.Ga naar voetnoot88 Met de ge(re)citeerde verzen kan toehoor- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ders te verstaan zijn gegeven (men vergelijke het accent in de vertaling van Biesheuvel): ‘Bij God, vrouwe, als ik koningin was, zou ik hem beminnen boven alle mannen’ - Lancelot dus inbegrepen. Bij deze facultatieve ‘luisterlezing’,Ga naar voetnoot89 die omstreeks 1300 in Vlaanderen niet op dovemansoren zal zijn gestuit, past de ongemakkelijk lijkende lach waarmee Guenièvre reageert op de toespeling.Ga naar voetnoot90 Die coninginne loech, heet het zonder enige vorm van toelichting.Ga naar voetnoot91 En snel schakelt de vorstin over op een ander onderwerp. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7 Traditie en transgressieKoningin Guenièvre, ‘femme infidèle par excellence’ (Schmolke-Hasselmann 1980b: 112), is een van de ‘berühmtesten Ehebrecherinnen der mittelalterlichen Literatur’ (Mertens 1996: 375). Wie meent dat haar relatie met Lancelot daarom wel een stempel zal hebben gedrukt op de niet-historische Arturverhalen in de Lancelotcompilatie, ziet deze verwachting echter maar voor een deel ingelost. Van de zeven teksten die de compilator heeft geïnterpoleerd, verwijzen er vier nadrukkelijk, doch niet meer dan incidenteel, naar de buitenechtelijke verhouding van Lancelot en Guenièvre. Dit zijn zoals besproken Moriaen, wr, de RRmM en lhwv. Waar andere episodische Arturromans het onderwerp veelal mijden, maken deze verhalen er geen geheim van. Resumerend:
Wat deze passages met elkaar gemeen hebben, naast natuurlijk de figuur van Lancelot als minnaar van de koningin, is dat ze vermoedelijk alle zijn toegevoegd door de samensteller van de Lancelotcompilatie. Echt opmerkelijk is dit niet. ‘After all, Lanceloet's love for Genevre is one of the collection's major themes’ (Besamusca 2003: 105), hetgeen voor de compilator reden genoeg zal zijn geweest om de rode draad van zijn cyclus ook te verweven in enkele in te voegen romans. De vier passages kunnen door hun secundaire aard evenwel de indruk wekken, dat verder in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Middelnederlandse niet-historische Arturromans, in lijn met de conventies van het genre, de liefde tussen Lancelot en Guenièvre geheel is stilgezwegen. Echter, zoals de auteur van Perlesvaus Lancelot voor het voetlicht heeft durven brengen als minnaar van de koningin, zo heeft een Vlaamse dichter gewaagd de roemruchte liefdesaffaire te gebruiken als intertekstueel fundament voor lhwv. En zoals de maker van Les Merveilles de Rigomer zich door geen verhaalconventie heeft laten weerhouden van allusies op de relatie tussen de ridder en zijn vorstin, zo lijkt de dichter van de RRmM het pikante literaire verleden van Lancelot en Guenièvre te hebben willen herleven in de gedachten van zijn publiek. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8 BesluitWat in het eerste deel van de compilatie-RRmM te lezen dan wel te beluisteren valt, herinnert meer dan eens aan de liefde die Lancelot en Guenièvre niet alleen veel faam had bezorgd, maar ook een dubieuze naam. In Vlaanderen, waar het Leitmotiv van de Lancelot-Graalcyclus snel ingang vond in het collectieve geheugen van de aristocratie, zullen toehoorders dergelijke subtiliteiten op waarde hebben weten te schatten. Zoals Beate Schmolke-Hasselmann zegt: ‘Selbstreflexion ist ein Hauptmerkmal unserer Gattung’ (1980a: 177). Voorbeeldige hoofse liefde krijgt in de RRmM extra reliëf middels tegenvoorbeelden. Meteen al aan het begin wijst de auteur het controversiële koppel Tristan en Iseut met hun teraardebestelling een waarlijk grondige exit, terwijl Lancelot en Guenièvre, als minneduo niet minder notoir, reeds bij leven hebben plaats te maken voor een nieuw en ditmaal navolgenswaardig liefdespaar: Miraudijs en Clarette. De klemtoon waarmee een jonkvrouw Guenièvre in de oren lijkt te knopen, dat zij als koningin de voorkeur zou geven aan de veelbelovende Zwarte Ridder, vormt een mogelijke allusie op de amoureuze focus van de vorstin in Le Chevalier de la Charrette en vooral de Lancelot en prose. Eerder zal recipiënten opgevallen zijn, hoe resoluut Guenièvre haar echtgenoot met vijfduizend ridders op uitvaart stuurt. Zonder opgaaf van redenen zelf achterblijvend in Kardoel, heeft de koningin daar nu het rijk alleen, wat haar vrij spel belooft wanneer een knape van sconen leden verschijnt die haar met soeten sinne groet.Ga naar voetnoot92 Guenièvre mag haar mooie bezoeker eigenhandig het zwaard reiken, wat herinnert aan het begin van Lancelots carrière in de Lancelot en prose. Maar voordat de analogie een vervolg kan krijgen, verschijnt op de voorgrond een jonkvrouw van onbesproken gedrag: Clarette. Niet aan de in liefdeszaken bedreven koningin, maar aan Waleweins nicht als een tweede Soredamor valt de rol toe van heldin, minnares in spe én toekomstig echtgenote van de protagonist.
‘Following the Queeste, a return to the old knightly ideal of love as the inspiration for chivalric prowess is clearly impossible’, stelt Besamusca naar aanleiding van Lancelots mantelhysterie aan het slot van wr, pal voor de RRmM (1996: 116). Door hier de held van zijn cyclus met overschot aan ironie te ontmaskeren als | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een lachwekkende dwaas, anticipeert de compilator op lhwv, waar de wederom drieste ridder zich zó diep in de nesten werkt dat, niet voor het eerst, Walewein hem moet komen redden.Ga naar voetnoot93 De Lancelotkritiek in wr en lhwv overbrugt wk, een verhaal zonder Lancelot, maar krijgt met de RRmM een ingelast steunpunt. Als laatste tekst geïnterpoleerd in de Lancelotcompilatie (Besamusca 2003: 16-17, 143-144), draagt deze roman bij aan een neergang van de lang ongeëvenaarde ridder van de Ronde Tafel. Lancelots optreden als ridder en later bode, imponerend noch effectief, en naar het lijkt niet meer geïnspireerd door liefde voor Guenièvre, doet afbreuk aan 's ridders gevestigde reputatie als minnekampioen. Een verbazingwekkende bewering in de Vlaamse RRmM noopt de compilator nog wel, zijn publiek te verzekeren dat Lancelot minde Genevren, Arturs wijf - maar met die liefde zijn de daden van de ridder niet langer in overeenstemming. Toch heeft in de RRmM ‘the old knightly ideal of love as the inspiration for chivalric prowess’ geenszins afgedaan. Alleen is nu, als drager van dit ideaal, een nieuwe held opgestaan: een held die als minnaar zich niet leiden laat door passie, maar door wat gerechter minnen van hem vraagt.Ga naar voetnoot94 Voor déze held en zijn vriendin kan Liefde uitmonden in een huwelijk met goder trouwen, tot vreugde alom. Zó hoort het, wil de dichter maar zeggen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage 1 Persoonsvermeldingen RRmM met frequentie >10
Cijfers ontleend aan: namenlijst ed. De Haan e.a. 1983: 223-227. Niet meegeteld: vermeldingen held (227x) en vermeldingen in hoofdstuktitels. De namen van de vaste Arturiaanse cast zijn vet gemarkeerd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Opvallende punten:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage 2 Overeenkomsten en verschillen tussen Lancelot en de RmM
wit: contrast lichtgrijs: globale parallel grijs: specifieke parallel donkergrijs: parallel op andere plaats
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Om privacyredenen is dit tekstgedeelte niet zichtbaar.] |
|