vorm van commentaar op welk vlak dan ook. Woordverklaringen ontbreken. En welke lezer kent de betekenis van termen als popelcij, spreeuwereijtjes, kitsje, devick, stegelreep, blindhocken, of fotsige boutintjes? Hetzelfde probleem doet zich voor bij de talen. Uit het feit, dat de titel Anecdota sive historiae jocosae (anecdotes of grappige voorvallen) nergens wordt vertaald, kan men opmaken dat de uitgave bestemd is voor lezers met minimaal een gymnasiale opleiding. Maar dat de editeurs behalve Nederlandse, Engelse, Duitse, Franse en Latijnse ook nog Italiaanse en Spaanse moppen zonder enige vorm van commentaar of vertaling aanbieden, getuigt misschien van een optimistisch, maar zeker ook van een weinig realistisch beeld van de Nederlandse talenkennis.
Vast staat, dat de editeurs zich bewust zijn geweest van de problemen waarmee hun lezers te kampen zouden krijgen. In de Inleiding wordt bij voorbeeld meegedeeld, ‘dat men de clou van de Latijnse woordspelingen al gauw mist, als men niet de impliciete verwijzingen naar de Vulgaat of naar auteurs uit de oudheid, zoals Horatius, Lucanus of Vergilius, weet te herkennen’ (p. XVIII). Wie nu verwacht in het boek dús de noodzakelijke aanwijzingen te vinden, die hem of haar zullen helpen de clou wél te begrijpen, komt bedrogen uit: ook op dit vlak ontbreekt elke vorm van commentaar. De korte Inleiding en de Registers op persoons- en plaatsnamen zijn alle houvast.
Op een algemener vlak tenslotte, kan men zich met recht afvragen of de volledige uitgave van de Anecdota in dit stadium van het onderzoek prioriteit verdiende. De verzameling bevat zoveel zouteloze lolbroekerij, dat een - geannoteerde! - bloemlezing in mijn ogen een te prefereren alternatief ware geweest. Dat had de editeurs tevens de ruimte gelaten om dieper in te gaan op intrigerende vragen, bij voorbeeld naar het sociale aspect. Als het waar is, zoals de editeurs aangeven, dat de verzameling van Van Overbeke met al zijn verwijzingen naar het Haagse milieu, het mogelijk maakt uitspraken te doen over dat milieu en over het functioneren van de humor daarin, dan verdient dat zeker een nadere uitwerking. En er staan nog meer vragen open. Wie heeft er in het handschrift zitten knoeien en met welk doel? Kan er meer gezegd worden over de