Als medeschepper van de Z.-Afrikaanse taal voor de diepste gedachten en gevoelsuitingen zal de bijdrage die hij geleverd heeft voor de beschaving van Zuid-Afrika onvergankelijk zijn.
Het is van groot belang, dat Du Toit nog tijdens Marais' leven (hij stierf in 1936) met deze studie begonnen is, omdat hij door gesprekken met velen die Marais kenden en niet het minst belangrijk, in gesprekken met den dichter zelf, een schat van gegevens heeft kunnen verzamelen omtrent zijn leven, die, wanneer hij langer met schrijven gewacht had, onherroepelijk zouden zijn verloren gegaan. Dat Du Toit dit boek geschreven heeft is al geen geringe verdienste. Dit dient voorop gesteld alvorens de vraag te beantwoorden hoe hij het gedaan heeft. Elke schrijver over Marais in de toekomst, en er zal nog veel over hem geschreven worden en moeten worden, zal een dankbaar gebruik maken van Du Toit's boek.
De bescheidenheid van den schrijver is groot, in vele gevallen te groot. In het voorwoord schrijft hij: ‘Ek wil geredelik toegee dat hierin nie alles oor Marais se betekenis gesê is nie, maar as hierdie leidraad sal dien om groter belangstelling in, en onafhanklike studie van, Marais se werk op te wek, dan is bereik wat met hierdie verhandeling beoog is...’ (pg. XX).
Zo moeten wij dan ook dit boek beschouwen, een noodzekelijke inleidende studie tot de kennis van het leven en de werken van Marais, geschreven juist op tijd om de steeds op de loer liggende legendevorming, waaraan blijkbaar geen grote figuur ontkomt, vóór te zijn met een objectief en zakelijk boek. Du Toit heeft echter meer gegeven, vooral de hoofdstukken over Marais als journalist, de onderzoekingen over zijn taal en stijl en de psychologische opmerkingen aan het slot zijn meer dan een ‘leidraad’; deze hoofdstukken zijn kundig en goed geschreven.
De schrijver van deze critiek is onbevoegd een oordeel te vellen over de capita handelend over het wetenschappelijke proza van Marais en wat betreft Marais' aandeel aan de Afrikaanse Beweging gaat hij gaarne af op hetgeen Du Toit meedeelt, hij wil dan ook alleen oordelen over de hoofdstukken die Marais als letterkundige tot onderwerp hebben.
Om de grootheid van Marais' gedichten aan te tonen had Du Toit