Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 9
(1890)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 135]
| |
Een onbekend lofdichtje van Bredero.Voor eenigen tijd kwam mij een werkje in handen, waarvan de titel luidt: De Beschrijvinghe ‖ Heliodori ‖ vande Moorenlandtsche ‖ gheschiedenissen: Vervat ‖ in thien Boecken. ‖ Inhoudende de Eerbare, Cuysche, ende ghe‖trouwe Liefde van Theagenes van Thes‖salien, ende Chariclea van Ethiopien. ‖ Eerst int Griecx beschreven: Ende nu wt ‖ het Francoysche int Nederlandts vertaelt. ‖ Door C.K. (vignet: Een weegschaal en daarachter een opengeslagen boek, met de woorden: Credit Debit. (sic). Daaromheen een lint met de woorden: Ghelyckheit. Bevredicht.) t' Amstelredam. ‖ By Hendrick Barentsz. Boecvercooper inde War‖moes-straet int vergulde Schrijff-boeck. 1610. De vertaler, die zich op den titel C.K. noemt, is blijkens de onderteekening der opdracht C. Kina, de bekende vriend van Bredero. Wij kennen hem uit de werken van onzen blijspeldichterGa naar voetnoot1), en weten, dat hij in 1619 getrouwd en in 1649 gestorven isGa naar voetnoot2). Tot de vier lofdichten, die het boek versieren, en die allen met eene spreuk zijn onderteekend, behoort ook het volgende:
Sonnet. Op de Moorenlandtsche Historie.
Liefhebbers vande liefd', Beminners vant beminnen,
Constrijcke geesten eel en lesers onversaet
Comt leest dit boec met vlijt bespeurt merct en verstaet
Hoe veel de liefd' vermach in jeuchdelijcke sinnen.
Aenvaert dit boec met lust, ghy sult daer vinden binnen
Een reyne jonst en trou, met cloecheyt list en raet
Voorts hoe 't wanckel geluc is sonder eynt of maet,
En hoe een wijs mensch can zijn tegenspoet verwinnen.
Comt hier die uwen tijt soect loflijck te besteden,
Comt hier die garen leest een welgeboude reden
| |
[pagina 136]
| |
Comt hier ghy sult de deucht met eer en vreuchde leeren,
Comt hier die lustich zijt te hooren vremde zeden
Comt hier aanschouwet wat de taelmans lusten deden,
Comt hier Neerlandtsche jeucht en helpt my Kina eeren.
't Kan verkeeren.
Er kan wel geen twijfel bestaan, of Bredero is de maker van het lofdicht. Daar de opdracht van het boek den 22sten December 1609 is geschreven, dateert het versje zeker van denzelfden tijd. Er is nog iets anders op te merken bij het werkje, nl. dat het opgedragen is aan Rodenburg met de volgende woorden: ‘Aenden Achtbaren, Wijsen, Voorsienighen, ende van yder vvel-gheliefden Sr. Theodorum Rodenburch, Agent vvegen de Keyserlycke Hense-steden ende Embden, by den Coninck van groot Brittanien’. Het is uit de opdracht van Rodenburg's Trouwen Batavier (1617) bekend, dat hij zich in de laatste jaren der regeering van Elizabeth en ook na de kroning van Jacobus I te Islington aan het Engelsche Hof ophield. Uit bovengenoemd opschrift blijkt nu, in welke qualiteit hij zich daar bevond, en tevens, dat hij die betrekking eenige jaren lang heeft bekleed. Deze mededeeling vult dus de kennis van zijne levensgeschiedenis aan; immers over zijne lotgevallen en zijne betrekking in de jaren 1603-1610 was men in het onzekereGa naar voetnoot1). En in die opdracht aan Rodenburg lezen wij o.a.: ‘Dit vonnis dan heb ik waerde vrundt voor mijne vry-posticheydt die ick t' uwaerts in desen ghebruycke te verwachtem, want mijn oordeel van V.E. lust en liefde tot de deuchden die in dit Boecxken aldermeest verheven worden (als namentlijck de eerbaerheyt en ghetrouwicheydt) spruyt wt rechte kennisse ende warachtighe ondervindinghe van V.E. yver tot der selver voortteelinghe, dat dit soo is, heeft V.E. onlangs seer loffwaerdich | |
[pagina 137]
| |
bewesen, t' welck nevens my connen getuyghen en bevestighen, niet alleen de voornaemste en treffelijckste mannen van dese Stadt, maer oock mede de luyt-roepende Ghemeente, die t' gherucht van V.E. fame daghelijcks op hun tonghen dragen, vermits de vrucht vande constighe wercken die sy onlangs ten deele ghesmaeckt hebben, wanneer V.E. hun voor ooghen dede stellen u ter deucht-lockende ende sinrijcke Tragi-Comedie, daerin V.E. de aanschouwers het pit van eerbaerheyt en getrouwicheyt so lieflijck hebt voorghedragen, datter na mijn oordeel niemant gheweest en heeft of hy en heeft de gedachtenis van dien met groote vernoegingh int binnenste van zijn herte behouden’, enz. De tragi-comedie, waarop hier wordt gedoeld, is zonder twijfel de Trouwen Batavier, in 1617 gedrukt, maar reeds veel vroeger voltooid. Wij weten nu, dat dit stuk reeds in 1609 is opgevoerd; eene bijzonderheid, die niet van belang is ontbloot.
Groningen, Nov. 1889. j.a. worp. |
|