Tiecelijn. Jaarboek 13 (jaargang 33)
(2020)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 366]
| |
Wandelen langs kromme paden
| |
[pagina 367]
| |
naar: ‘Als de vos de passie preekt, boer pas op uw ganzen’ (of kippen). Reynaert bracht het er in onze perceptie toch beter van af dan zijn wapenbroeder Isegrim. De rode vos behield zijn slimheid, dubbelzinnigheid, gelaagdheid, humor, schoonheid en vooral zijn aanpassingsvermogen. Net als zijn dierlijke evenbeeld vervelt de literaire vos in een nieuwe omgeving probleemloos. Hij werd, was en is een literaire held.Ga naar eind2 Hij is een van de zekerheden in elke literaire canon in de Nederlanden en haalt steevast in elke literaire poll het podium. Wolf en vos waren kompanen in de middeleeuwse verhalen zoals in de twaalfde-eeuwse Latijnse, in Gent geschreven Ysengrimus en verder in de vele ‘takken’ van de Roman de Renart en de Reynaertverhalen in vele andere Europese volkstalen. Het tijdschrift/jaarboek Tiecelijn heeft ondertussen 33 jaar lang de lezers kennis laten maken met een quasi eindeloze lijst vossenverhalen: van Geoffry Chaucer tot Louis Paul Boon. In Willems verhaal, waar de waarheid over de mens als fictie wordt verpakt, zien we een intrigerend literair steekspel tussen waarheid en fictie. Fictie is het literaire verhaal zelf, het feit dat beesten kunnen spreken, dat er verhalen in de verhalen worden verteld (via de zogenaamde raamstructuren als de biecht of de aanklacht aan het hof), waar gespeeld wordt met leugen en waarheid. Alleen de toponiemen liegen niet. (Hoewel: ze worden in functie van de leugen gebruikt.) Reynaert liegt door elementen uit de werkelijkheid in te zetten in zijn talige strategieën om te liegen: Hulsterlo, Elmare, Gent, Belsele, het Waasland, maar ook de Ardennen, Saksen en Thüringen enzovoort. De Reynaertauteur en zijn talige hoofdpersonage Reynaert bedienen zich op een identieke manier van deze strategie. De toponiemen spelen in het Reynaertverhaal een opmerkelijke rol. Ze brengen de personages van de wijs en doen hen haast letterlijk verdwalen. Nobels dieptepunt/ondergang ligt in een fictieve schatplaats in het ‘echte’ oostelijke deel van het middeleeuwse Vlaanderen, ten zuidwesten van Hulsterlo, nabij de Kriekeputte. De strategie van de leugen leverde in het twintigste-eeuwse land van Waas en Hulst een opvallend verschijnsel op. Vossenjagers zochten de Reynaertplekken op en vervolgens gingen geïnteresseerden tochten ondernemen als een soort moderne pelgrimsvaart op zoek naar Reynaert. En als ze geluk hadden, dan vonden ze de schat in de lectuur van het verhaal.
We keren terug naar 1953-1955. Het toerisme was in Oost-Vlaanderen nog maar pas ontkiemd onder provinciale impuls (de Provinciale Federatie voor | |
[pagina 368]
| |
Toerisme was in 1948 opgericht). Het Waasland stichtte zijn Vereniging voor de Bevordering van het Vreemdelingenverkeer in 1953 (die werd in 1955 tot een vzw/stichting omgevormd). Om het toerisme in het naoorlogse Vlaanderen te promoten was vooral de Vlaamse Automobilistenbond (VAB) onder leiding van zijn voorzitter Jozef van Overstraeten actief. Auteurs en literaire teksten bleken vaak een adequaat promotiemiddel om de steeds mobielere Vlaming zijn streek en geschiedenis te leren kennen. De Autotoerist, het bondsblad van de VAB en het zustermagazine De Toerist van de VTB (Vlaamse Toeristenbond) wijdden in de jaren vijftig (maar ook daarvoor reeds) heel wat artikels aan het Vlaamse landschap, de Vlaamse geschiedenis en cultuur. Zo kon Van Overstraeten de initiële doelstellingen van de in 1922 gestichte VTB waarmaken. ‘Naast het ontwikkelen van toerisme stond ook de emancipatie van het Vlaamse volk centraal. Men formuleerde het als volgt: “op alle wijze het toerisme onder de Vlamingen en het reizen in het Vlaamse land bevorderen, alsook de algemene culturele belangen van het Vlaamse volk behartigen”’.Ga naar eind3 Vlaams toerisme promoten en het bevorderen van de Vlaamse identiteit gingen hand in hand. Op 16 oktober 1953 zat de historische Cipierage op de Grote Markt in Sint-Niklaas nokvol. Een getuigenverslag vermeldt dat na verloop van tijd niemand van de toehoorders de gastspreker nog zag zitten door de walm van de vele sigaren van de aanwezige vossenjagers en geïnteresseerden. Tijdens de lezing over de Gentse, dan wel Wase oorsprong van de Reynaert sprak Jozef Goossenaerts over zijn droom om ‘ter gelegenheid van het eeuwfeest van Jan F. Willems die in Juni 1846 gestorven is, een Reynaertpad [uit te werken], vooral in deze streek, en dat eindigen zou op de Reinaertberg zelf waar J.F. Willems begraven ligt en die zoveel gedaan heeft om onze oude glorie weer te doen stralen voor onze ogen en daardoor ons Dietse stambewustzijn weer voor goed op te wekken.’ Aan de oorsprong van de Reynaertroute lag een dubbel doel: enerzijds (en oorspronkelijk vooral) een cultureel, sterk nationalistisch getint streven om de Vlaamse identiteit te versterken (voor Goossenaerts en zijn medestanders was het cultiveren van de Vlaamse identiteit het essentieelst), anderzijds een toeristisch motief om de streek en het streektoerisme te bevorderen. Die laatste poot werd mede gevoed door de eveneens strijdvaardige Vlaming Jozef van Overstraeten. Goossenaerts verheugde zich erover om ‘het “echte” Reynaertpad te mogen openen voor de wandeltoeristen, langs slingerende paden, door moeren en woestijnen, waar men de oude Reynaertgeest diep zal inademen.’ | |
[pagina 369]
| |
De Bibliotheca Wasiana onder aansturing van haar voorzitter, de Lokerse historicus, hoogleraar en politicus Prosper Thuysbaert, en de Sint-Niklase stadsbibliothecaris André Stoop, liet het idee om een Reynaertpad van Hulst naar Sint-Amandsberg te ontwerpen niet meer los. De plaats van de samenzwering verschoof onder impuls van Goossenaerts van de Wase hoofdstad in de richting van het Gentse. Er ontstond een ‘Reynaertacademie’ in de kelders van kasteel Notax in Destelbergen. ‘Bij avond en nacht, werden daar homerische diskussies en betogen gehouden bij laaiend houtvuur en koele of vurige drank, waarmede de gulle gastheer de wetenschap aanvuurde en sterkte’, deelt Jozef de Wilde later mee.Ga naar eind4 Onder de deelnemers vinden we M. Gysseling, W. Hegman, broeder Aloïs, pastoor J. de Wilde, F. de Pillecyn en P. de Keyser. Ook de Nederlandse hoogleraar W.Gs Hellinga bracht een bezoek aan het gezelschap in Destelbergen. In een romantische bui deelde hij later mee dat diverse Reynaertmysteries pas echt zouden worden opgelost door zich daadwerkelijk ter plekke in de materie te verdiepen. Afb. 1. Op 30 mei 1955 werd de eerste Reynaertroute ingereden. Stijn Streuvels was de eregast. Foto Gustave Drossens. Collectie Bibliotheca Wasiana.
Op 30 mei 1955 werd de route ingereden met Stijn Streuvels als eregast (afb. 1). Overal tussen Hulst en Destelbergen werden in het pinksterweekend | |
[pagina 370]
| |
Reynaertfeesten, voordrachten en tentoonstellingen georganiseerd. Langs het traject werden zeven Reynaertbanken officieel ‘ingezeten’. Op elke bank waren twee Reynaertverzen geschilderd die tekst en locatie met elkaar in verband brachten, telkens met een geschilderd Reynaerttafereel van de Lokerse kunstschilder Romain Goeters.Ga naar eind5 Zo werden op die dag Nieuw-Namen (Hulsterlo), De Klinge (Kriekeputte), Kemzeke (Trompe), Belsele (de ontmoeting tussen Reynaert en Isegrim), Daknam (het graf van Coppe én de hofplaats) en Oudenbos (de priorij van de zwarte nonnen) de officiële staties van de moderne Reynaertpelgrimsvaart. Het vertrekpunt van de route was het Reynaertstandbeeld van Anton Damen in Hulst. Deze literaire pelgrimsweg langs de Reynaertbanken bestaat anno 2020 nog steeds, zij het in sterk gewijzigde vorm. Hoofdredacteur Jozef van Overstraeten had als ‘gids’ voor het Reynaertpad op 16 mei 1955 een speciaal Reynaertnummer van De Toerist uitgebracht met als belangrijkste bijdrage ‘De Geografie van de Reinaert’ door broeder Aloïs. Plannen om een echte routebeschrijving in een boek uit te geven (door de VTB) of om de route te laten bewegwijzeren, mislukten. In de archieven van de Bibliotheca Wasiana zijn de brieven en teksten die naar een publicatie moesten leiden, nog te vinden. Op tweede pinksterdag 26 mei 1958 werd de bestaande route verrijkt met een monumentale Reynaertbank van architect Jozef Willems met een beeld van de Antwerpse kunstenaar Albert Poels in het stadspark (thans R. de Vidtspark) langs de Parklaan in Sint-Niklaas (afb. 2). Op de bank lezen we vandaag nog steeds in sierlijke gouden letters: ‘Vlaamse Toeristenbond - Sinksen 1958’. De oorspronkelijke Reynaertroute en -banken kwamen nadien nog in de belangstelling naar aanleiding van verjaardagen. In 1968 werd in het gemeentehuis van Belsele een schitterend reynaerdiaans glas-in-loodraam van Staf Pyl onthuld, dat eveneens geschonken werd door de Vlaamse Toeristenbond. Diezelfde VTB had al drie jaar eerder (in 1965) aan de kerk in Lochristi het beeld Reynaert en de vijf samenzweerders van Firmin de Vos ingehuldigd. Het vossenstandbeeld was eigenlijk voor Hijfte bedoeld, maar daar passeerden te weinig auto's. Daarop werd het op vraag van geldschieter VTB langs de belangrijkste weg tussen Antwerpen en Gent (N70) aan de kerk van Lochristi geplaatst. Van dezelfde kunstenaar Firmin de Vos werd aan het gemeentehuis van zijn woonplaats Destelbergen in 1985 een even prachtig beeld van de vos en de in een boomstam gevangen beer ingewijd. Op de plaket lezen we: ‘Reinaart en Bruin, geschonken door de Kunst en cultuurkring “Rond de Damvallei” v.z.w. ter gelegenheid van het tienjarig bestaan - 23 augustus 1985’. | |
[pagina 371]
| |
Afb. 2. Plechtige onthulling van het monumentale Reynaertbeeld in het stadspark van Sint-Niklaas op 26 mei 1958. VTB-voorzitter Jozef van Overstraeten en burgemeester Romain de Vidts trekken het doek weg. Achter hen staan professor W.Gs Hellinga en beeldhouwer Albert Poels. Collectie Bibliotheca Wasiana.
In 1963 werd ondertussen een tweede Reynaertroute ontworpen door broeder Aloïs op vraag van dichter en Scheldelandpromotor Bert Peleman, die toen de Orde van de Vossenstaart oprichtte met Stijn Streuvels als erevoorzitter. Er werd een nieuwe kaart van het Reynaertland ontworpen, waarop ook Rupelmonde een verbinding met de Reynaertroute kreeg. De route van broeder Aloïs beperkte zich tot een kaartje en werd niet beschreven of bewegwijzerd. Rupelmonde werd meer dan twintig jaar lang hét Wase Reynaertcentrum en in de Spaanse getijdenmolen was tot na de millenniumwissel een Reynaertmuseum toegankelijk. In Rupelmonde werden ook enkele Reynaertkunstwerken geplaatst, onder andere een plaatstalen vossenbeeld naar een ontwerp van Peleman zelf, een Reynaertmuur van Bert van den Broeck en het beeld Reinaert torenwachter van Anton Damen. | |
[pagina 372]
| |
En dan was het wachten tot 1988. Toen werd naar aanleiding van de dertigste verjaardag van het beeld Reinaert pelgrim van Albert Poels in het R. de Vidtspark in Sint-Niklaas een kleine happening gehouden waarbij Tiecelijn. Nieuwsbrief voor reynaerdofielen aan stad en streek werd voorgesteld. In het allereerste nummer schreef Marcel Ryssen, toen de kersverse voorzitter van de vzw Tiecelijn-Reynaert, een korte bijdrage over de Reynaertroute.Ga naar eind6 Hij had het Reynaertvuur van broeder Aloïs gekregen en de passie aan zijn leerling Rik van Daele doorgegeven. In het eerste nummer van Tiecelijn liggen de belangrijkste motieven om het Reynaertpad nieuw leven in te blazen verscholen: geen naoorlogs ideologisch kader meer, maar naast een toeristische vooral een literair-historische invalshoek. Tiecelijn wilde de Reynaertstudie impulsen geven en het doorleven van de Reynaert in het Waasland en de wereld verbinden (p. 1). De herwaardering van de route zou ook de toeristische ontsluiting van het Waasland en de ruime omgeving ten gunste komen (p. 6). Van walmende sigaren, koel schuimend bier of rode en witte wijn in donkere kasteelkelders was geen sprake meer. Afwisselend in Stekene en Sint-Niklaas kwamen maandenlang drie samenzweerders bijeen om een route uit te stippelen en een nieuw boek te schrijven. Vele auto- en wandelverkenningen en vergaderingen met een tafel vol staf- en wegenkaarten zorgden voor een fraai eindresultaat, dat vooral de bezegeling was van veel respect en een diepe vriendschap. Op pinksterzondag 19 mei 1991 werd de nieuwe Reynaertroute met drie volle autocars ingereden, een van de vele manifestaties in een bruisend Reynaertweekend (afb. 3-4-5). Voor het eerst was er een Reynaertpad mét een volledige routebeschrijving en de nodige kaarten, een uitgave van de Leuvense uitgeverij Davidsfonds. Het Land van Reynaert van Rik van Daele, Marcel Ryssen en Herman Heyse zou jarenlang de gids zijn voor een vernieuwd Reynaertpad (afb. 6). De uitgave ambieerde om alle toeristische hotspots én alle reynaerdiaanse plekken uit de regio met elkaar te verbinden én om bij de lezer de lust tot het lezen van de Reynaert op te wekken. Het boek verscheen in een toeristische reeks waarvan De Vlaamse kust van Leo van Eggeraat de voorloper was. De reeks zou zich later ontwikkelen tot de gidsen voor de zomerzoektochten van het Davidsfonds. Bijzonder aan de gids was dat naast de grondige beschrijving van de 85 kilometer lange autotocht (met uitbreidingen naar Destelbergen en Hijfte), ook een (eveneens niet bewegwijzerd) 120 kilometer lang Reynaertlangeafstandswandelpad (dit neologisme bracht het nooit tot in Van Dale...) naar het voorbeeld van de Engelse long distance paths was opgenomen. De wandelroute was uitgestippeld door Marcel Ryssen en Rik van Daele en door Ryssen beschreven. | |
[pagina 373]
| |
Afb. 3. Op 19 mei 1991 werd de route van het Reynaertgenootschap ingereden: centraal op de monumentale Reynaertbank in het Romain de Vidtspark in Sint-Niklaas: v.l.n.r. Herman Heyse, Marcel Ryssen, Jozef de Wilde en Rik van Daele. Foto Robert de Wilde.
| |
[pagina 374]
| |
Afb. 4 en 5. In Daknam (Middendam) zaten de professoren Norbert de Paepe en Jozef Janssens en Tiecelijnredacteur Erwin Verzandvoort de Reynaertbank in. Foto's: Robert de Wilde.
| |
[pagina 375]
| |
Afb. 6.
Reynaertpaden lopen echter niet altijd over rozen. Ze zijn ‘crom ende menichfoude’. In de jaren 1990 was het volgens een enkele Leuvense hoogleraar not done dat een jonge onderzoeker aan de alma mater zich onledig hield met het schrijven van een toeristische gids. Het Davidsfonds werd (door wie er niet bij publiceerde) beschouwd als een niet-wetenschappelijke uitgeverij en vulgarisering van wetenschappelijk onderzoek werd dertig jaar geleden niet door iedereen even sterk geapprecieerd. Die stelling wijzigde zelfs niet na de publicatie van Van den vos Reynaerde. Het Comburgse handschrift, eveneens in 1991 (op 19 september in het auditorium van Agfa Gevaert in Mortsel voorgesteld). Deze standaardeditie, verzorgd door een team onder de wetenschappelijke leiding van professor Jozef Janssens (Veerle Uyttersprot, Jo de Vos en Rik van Daele), was tot stand gekomen dankzij de volharding van woordkunstenaar Jo van Eetvelde. Davidsfonds, onder de inspirerende leiding van | |
[pagina 376]
| |
secretaris-generaal Norbert D'hulst en zijn medewerkers Marc Vanvaeck, Hilde van Mechelen en Katrien Devreese was er in die jaren in geslaagd een knap Reynaertdrieluik op de Vlaamse markt te brengen: een Reynaertbewerking van Clement Vermaere met een inleiding van Anton van Wilderode (Reinaart de vos. Hertaald door Clement Vermaere. Met originele tekeningen van Gustave van de Woestyne) in 1985 en in 1991 de toeristische gids Het land van Reynaert en als klap op de vuurpijl een fotofacsimile van het Comburgse handschrift.Ga naar eind7 Afb. 7 en 8.
In het voorjaar van 1995, vier jaar na de publicatie van Het land van Reynaert, donderde het ‘van Keulen tot mei’ toen de door de provincie Oost-Vlaanderen, de ANWB en de Euregio Scheldemond in samenwerking met Toerisme Waasland ontwikkelde bewegwijzerde Reynaertroute doorheen het Reynaertland werd uitgerold. Er was een nieuwe route uitgestippeld en met fraaie zeshoekige bordjes bewegwijzerd die aan vele Reynaertplaatsen, -banken en -kunstwerken voorbijliep. Het resultaat van klerkentafelwerk. Het gemor van het Reynaertgenootschap werd in Gent gehoord. Alle partijen gingen rond de tafel zitten en dankzij het werk van Pierre Goffaux en Theo de Meyer van Toerisme Oost-Vlaanderen werd aan de vooravond van de nieuwe eeuw, op 27 november 1999, in het stadhuis van Sint-Niklaas een vierde, nieuwe ‘Reynaertroute’, voorgesteld. De route werd zelfs ontdubbeld als de Reynaertroute | |
[pagina 377]
| |
(100 km, met Hulst als start- en eindpunt) en de Reynaertroute-Zuid (100 km vanuit Sint-Niklaas met Lochristi in het westen en Rupelmonde in het oosten als verste punten) (afb. 7-8). Ze werd uitgegeven in handige drietalige brochures (in de drie landstalen, dus niet in het Engels) als deel van het Interreg II-project ‘Plattelandstoerisme in de Euregio Scheldemond’ met de steun van de Europese Unie. In deze brochure werd de tweede druk van Het Land van Reynaert uit 1993 aangeprezen, maar meteen was dit ook het einde van het routeverhaal van het Reynaertgenootschap. Marcel Ryssen en Rik van Daele (Herman Heyse overleed op 55-jarige leeftijd in februari 1992) adviseerden en schreven de teksten voor de publicatie van de vernieuwde route, die grotendeels geënt werd op de route van 1995. Binnen hetzelfde pakket werden ook de Krekenroute (107 km rond Eeklo) en de Uilenspiegelroute (74 kilometer tussen Damme, Cadzand, Aardenburg en Maldegem) bewegwijzerd. Afb. 9.
Toch is een van de routes van het Reynaertgenootschap nog steeds alive and kicking. Dit was de verdienste van de vzw Grote Routepaden onder leiding van Gie Beirnaert. Reeds in 1998 was tijdens het Lokerse voorzitterschap van het Intergemeentelijk Project Het Land van Reynaert de Streek GR ‘Reynaertland’ (afb. 9) van de Grote Routepaden gepubliceerd. De voorstelling vond plaats in | |
[pagina 378]
| |
het Lokerse stadhuis op 19 mei 1998. De traditie van boekpresentaties en het inwijden van routes ‘in eenen tsinxendaghe’ bleef gerespecteerd. Het Reynaertgenootschap stond het hoederecht over het langeafstandswandelpad graag af. Marcel Ryssen en Rik van Daele leverden de reynaerdiaanse teksten en enkele andere kaderstukjes. Freddy Tuerlinckx was auteur, redacteur en fotograaf. Reynaerts kromme paden werden nu voor het eerst in geel en rood geschilderd, de typische kleuren van een streek-GR. Van Hulst naar Nieuw-Namen en doorheen het Waasland naar de Graventoren in Rupelmonde werd een 102 kilometer lang krom pad gevolgd. De vele vrijwilligers van de Grote Routepaden hebben de route sinds 1998 in prima vorm gehouden en gepromoot. Later werden langs deze route vier ‘wandelbomen’ (grote houten wegwijzers) geplaatst, een eerste aan het stadhuis in Sint-Niklaas (ingewijd op 22 juni 2005 en vernieuwd op 16 juli 2020), een tweede aan de beeldengroep van Albert de Smedt in Stekene (17 juni 2006), een derde aan het Reynaertmonument aan de Gentse Poort in Hulst (1 september 2013) en een vierde aan cultuurcentrum Ter Vesten in Beveren (2 september 2018). Een positief gevolg van de slechte communicatie rond de totstandkoming van de Reynaertautoroute van 1995 was dat de Wase gemeentebesturen zich op vraag van de gemeente Hulst zouden verenigingen in het Intergemeentelijk Project (IGP) Het Land van Reynaert, ondertussen een uniek internationaal samenwerkingsverband tussen twaalf gemeenten en het Reynaertgenootschap, dat zowel lid als adviseur is. Dit samenwerkingsverband heeft in de voorbije 25 jaar een ongeziene dynamiek voortgebracht met gemeenschapsvorming, educatie en cultuurspreiding als punten van aandacht. In het kader van het lidmaatschap of voorzitterschap van het IGP werden in vele gemeenten Reynaertfietstochten georganiseerd, bijvoorbeeld langs de bestaande trajecten van de bewegwijzerde Nobelroute (50 km vanuit Sint-Gillis-Waas), de Canteclaerroute (46 km vanuit Stekene) en de ondertussen verdwenen Isegrim-, Tibeerten Grimbeertroute. Of er werden wandelroutes opgefrist en uitgestippeld. Voorbeelden hiervan zijn de Samenzweerdersroute in Lochristi uit 2001, een initiatief van de Marnixring Bloemenland onder impuls van Octaaf van Duffel, en de Nobelroute in Daknam, die in 2015 tijdens het Lokerse IGP-voorzitterschap werd vernieuwd en bewegwijzerd met tekeningen van VIZID. En zo maken de Reynaertroutes en -tochten deel uit van het eenentwintigste-eeuwse Land van Reynaert. De plaatsing van vele tientallen Reynaertborden, de veertien banken, de vele Reynaertkunstwerken en de roodgele bordjes van de streek-GR geven de regio kleur én een vossensmoel. | |
[pagina 379]
| |
De laatste jaren wordt de vraag gesteld of het nog wel opportuun is om in deze tijden van klimaatverandering en zich wijzigende toeristische patronen autoroutes te behouden. Fietsen en wandelschoenen zijn bij toeristen immers terecht veel populairder dan koning auto. Het IGP Het Land van Reynaert met onder zijn leden de voorzitters van Toerisme Waasland Lucien Bats en Joris de Maere heeft ervoor gepleit dat de Reynaertroute behouden bleef. In de loop van 2018, na bijna twintig jaar, werd de route opnieuw gewijzigd. De twee bestaande trajecten werden teruggebracht tot één Reynaertroute, vooral om kosten te besparen,Ga naar eind8 maar wellicht ook om duidelijkheid te creëren. De nieuwe Reynaertautoroute werd vooral ontwikkeld voor motorijders, ouderen en mensen met een beperking. Ze is bewegwijzerd, maar nog niet beschreven en is moeilijk te vinden op het internet. In deze digitale eenentwintigste eeuw zou de verdere ontsluiting een koud kunstje kunnen zijn. Ondertussen was na ruim twintig jaar ook het wandelpad van de vzw Grote Routepaden aan vernieuwing toe. Binnen Toerisme Waasland wilden vooral de Durme- en Scheldegemeenten een band met de streek-GR. Dit resulteerde in 2019 in de publicatie van een totaal herziene route. Rik van Daele leverde vanuit het Reynaertgenootschap advies en enkele teksten. De topogids Streek-GR Waas- en Reynaertland liep van de persen eind 2018 en werd aan het grote publiek in het lichtmisweekend 2019 in Gent voorgesteld tijdens de jaarlijkse toeristische hoogmis van de Fiets- en Wandelbeurs (afb. 10). Precies een jaar later, op 15 februari 2020, net voor de coronalockdown, werd de vernieuwde streek-GR tijdens dezelfde Gentse Fiets- en Wandelbeurs door een internationale jury van ervaren wandelaars verkozen tot de beste wandelroute in de Benelux van 2020 (afb. 11).Ga naar eind9 Het juryrapport luidde: De Belgisch-Nederlandse jury kwam tot haar oordeel nadat ze alle routes van de shortlist had nagelopen. Volgens het juryrapport zijn het de extra troeven die het pad tot winnaar maakten, zoals de goed gedocumenteerde en mooie topo-gids, die het pad in beide richtingen beschrijft, en de duidelijke geelrode bewegwijzering. Ook het geheel nieuwe gedeelte tussen Lokeren en Temse en de verwijzingen naar het dierenepos Reynaert de Vos uit de 13e eeuw, zijn volgens de jury een plus. Deze streek-GR is momenteel de enige bewegwijzerde én tevens beschreven Reynaertroute. Over de landsgrens heen trekt ze een subtiel, nauwelijks zichtbaar, geel en roodGa naar eind10 lint van 175 kilometer van Lokeren via Beveren en | |
[pagina 380]
| |
Sint-Niklaas doorheen het Waasland naar Hulst. De route is niet alleen 73 km langer geworden, het traject tussen Lokeren en Temse is helemaal nieuw. Het pad is daarenboven in beide richtingen beschreven. De nieuwe Reynaertstreek-GR is een kind van de nieuwe tijd. De wandeling slingert doorheen een landschap dat het bewaren waard is vanwege de rijke fauna en flora, de rust en de stilte (die er af en toe te vinden zijn), de waardevolle cultuurlandschappen en de nieuwe natuur. De boeiende streek en het literaire werk in de kijker zetten zijn nog steeds de hoofddoelstellingen, maar de natuur verkennen, de stilte opzoeken en het tot rust komen zijn voor de wandelende pelgrim nieuwe accenten.Ga naar eind11 Afb. 10 en 11.
De Reynaertroute is 65 geworden. Gaan autoroutes met pensioen, ook al hebben ze zich continu vernieuwd? Het is interessant om te constateren dat de Reynaertbanken met hun unieke verzen uit de vroege stadia van het Nederlands die tijdsspanne overleefd hebben en dit ondanks het feit dat er geen cen- | |
[pagina 381]
| |
trale instantie bestaat die de banken onderhoudt. Die verdienste komt toe aan de lokale besturen. Het aantal Reynaertbanken is ondertussen zelfs in aantal verdubbeld en de gemeenten doen ook steeds meer hun best om ze in ere te houden. Geen pensioen dus... In de toekomst kan overwogen worden om de route(s) te verrijken met literaire teksten en met kunstprojecten, zodat de beleving nog verhoogd kan worden. Een ideale uitstap dichtbij huis. Extra streekproducten en horeca in het kader van het reynaerdiaanse thema zouden het Land van Reynaert nieuwe toeristische impulsen en troeven kunnen bezorgen. Het grootse VOSSEN-project van de Phoebus Foundation/Katoen Natie uit 2018 heeft die kans op slagen aangetoond.Ga naar eind12 Het vraagt durf, visie en vooral financiële middelen om verdere stappen te kunnen ondernemen. Waarom zouden we op reynaerdiaanse routes blijven inzetten? Om kinderen en jongeren (het thema leent zich tot interdisciplinair werken op school) én volwassenen (het thema is ook intergenerationeel heel interessant, ook dat werd door VOSSEN bewezen) via de verkenning van het landschap ontvankelijk te maken voor de kracht van verhalen, meer specifiek van de Reynaertverhalen. Verhalen hebben de potentie om een streek en zijn gemeenschappen te laten leven. Verhalen maken de belevenis groter. Vandaag de dag is daar een modewoord voor: storytelling. Dit begrip wordt anno 2020 binnen de marketing toegepast om doelen te bereiken en betrokkenheid te creëren. ‘Verhalen zijn namelijk een ideale manier om contact te maken, mensen te raken, te verleiden, zingeving of helderheid te bieden, fans te krijgen of de saamhorigheid te vergroten. Verhalen raken ons, maken concreet, zijn gemakkelijk te delen en geven betekenis.’Ga naar eind13 In het Land van Reynaert en ver daarbuiten is dit alles meteen toepasbaar op de Reynaert. Of zoals Rachida Lamrabet het enkele maanden geleden in De Standaard verwoordde: ‘De verhalen van de vos, wat zijn naam ook mag zijn, ongeacht de taal waarin zijn verhaal verteld wordt of in welk werelddeel hij rondstruint, die verhalen zijn van ons en maken deel uit van onze universele canon.’Ga naar eind14
Deze tekst is de uitgebreide versie van een toespraak die werd voorbereid naar aanleiding van de viering van de bekroning van de Streek-GR Waas- en Reynaertland als beste wandelroute van de Benelux 2020 op 18 oktober 2020 in Belsele. |
|