Thirsis Minnewit. Deel 3

[p. 1]

Thirsis Minnewit

Klagende Minnaar

1.
Ik ga so vaek
Tot mijn vermaak
Aan 't Beekje by de Linde,
En dat alleen
Omdat ik meen
Mijn Nimphje daer te vinde.

2.
't Gebergt en top
Dat klim ik op
En ga door het boschage
Waar Echo meld
En my verteld
Zoo menig vryerage.

3.
Doch 't is verdriet
Als 't oog niet ziet
Waer hert en ziel na haken:
Dat is het schoon
Van uw persoon
En rood gebloosde kaken.

4.
Uw lipjes teer
Vermogen meer
Als Phoebi gulde stralen, ⁺
Dewyl, Me-vrou,
Des Hemels dou
Komt op uw lipjes dalen.

5.
Ach Herderin,
Mogt ik mijn Min
Eens door uw lipjes blussen!
Een kleine zaak
Is mijn vermaak:
Mijn Nimphjen eens te kussen.

+ ‘De gulden stralen van Phoebus (de zon).’