Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot
(2012)–Anoniem Thirsis Minnewit– Auteursrechtelijk beschermdStem: 't Schynt dat mijn Zieltje zyn etc.1.
‘Ach Aldersoetste hart, myn ziel en leven,
Ik bid, neemt dog eens op myn klagen agt.
En wilt myn het lieve Ja woordje geven
Daar ik soo langen tyd heb na getragt,
Myn Uytverkooren,
En stilt uw tooren,
En wilt dog hooren
Na myn droeve klagt.’
2.
‘Wel lieve Beuling, Ga naar voetnoot+ wat sou het dan wese
Als ik jou Troutje quam te nemen an?
Dan hoefden ik voor geen hartseer te vresen,
| |
[pagina 79]
| |
Want gy sou het my dan genoeg doen an.
Loopt heen, jou sotje,
't Karmelks potje Ga naar voetnoot+
Sou syn myn lotje:
Dat staat myn niet an.’
3.
‘Stelt dog u hert gerust, ik kan wel winne
Tien stuyvers daags, dats gelt in overvloed.
Ag hartje Lief, wilt u dog wel versinnen.
Daar is geen zwarigheyt, weest wel gemoed.
Verhoort myn kermen,
Wilt u ontfermen
En myn omermen,
Ag, myn Engel soet.’
4.
‘Dat klein gewin dat heb ik wel van node
Om by de Koffie en Thee te zyn.
Ik hou veel van gebrade en gesoden Ga naar voetnoot+
En ook wel van een lecker glaesje wyn.
En lang te slapen
En vreugt te rapen.
Wilt niet vergapen
U, Jonkman, aan myn.’
5.
‘Ik sal myn best doen en staag voor u werken,
By dag en nagt. Ik bid, weest maar gerust
Dat gy u lieve hartje wel sal stereke:
Eten en drinken 't geen dat gy maar lust.
Wilt dog ontfangen
Op uwe wangen,
Met groot verlangen,
Uyt liefde een kus.’
6.
‘Neen Monsieur pover, dat en sou niet lucken.
| |
[pagina 80]
| |
Wy moeste wis en zeker op den Boer,
Het eerste Jaar de poort al uyt om stucken. Ga naar voetnoot+
Loop, geck, ik gooy het liever in 't rumoer. Ga naar voetnoot+
Ey, staakt jou weenen,
Verbint jou scheenen, Ga naar voetnoot+
Jou rotte Beenen,
En loop naar Jou Moer.’
7.
‘Wel spijtig Ga naar voetnoot+ Meisje, 't kon jouw wel berouwen
Dat gy myn trouwe min nu soo veragt.
Gy kont in korten tyt u hooft wel klouwen Ga naar voetnoot+
Wanneer de saak sal syn te laat bedagt. Ga naar voetnoot+
Vrede, Ga naar voetnoot+ Godinne:
Ik stel myn sinnen
Voort van het minnen
En seg goeden nagt.’
8.
‘Ja, gaat vry heen, gy sult myn niet bekoren.
Daarom by tijds dog na een ander ziet.
Dat gatje, lieve vriend, sult gy niet boren,
Jou haring, lieve bloed, die braat hier niet!
Weg, droge Sander,
't Moet syn een ander
Want gy en kander
Myn dog helpen niet.’
|
|