Thirsis Minnewit. Deel 2
(2012)–Anoniem Thirsis Minnewit– Auteursrechtelijk beschermdStem: Van de Wasser1.
‘Aerdsche Godinne,
Aengename brave Maagt,
Doel van mijn verliefde Sinnen,
Die mijn teere Ziel behaagt:
Seg eens, wie bekoort gy niet
Die uw schoonheid maer aenziet?
Seeker, 'k moet u eeuwig minnen
Schoon 't u strafheid Ga naar voetnoot+ mijn verbiedt.’
2.
‘Ey, ey, loop henen!
'k Heb in 't minste geen vermaak
In uw woorden zonder meenen
En uw praatjes voor de vaak.
Vryers, vryers, in der daat,
Want het uytterlijk gelaat
- Suchten, steenen, klagen, weenen -
Haer niet eens ter herten gaet.’ Ga naar voetnoot+
| |
[pagina 23]
| |
3.
‘Soud gy geloven
Dat ik door ontrouwe Min
Soek uw teere hert te rooven?
Neen, mijn schoonste Engelin!
Proef, ag Lief, ag, proef my maer:
Schoon dat liep mijn lyf gevaar,
Nimmer sal dat vier verdoven
Al was lijden nog zo zwaer.’
4.
‘Tussen het zeggen
En het doen is onderscheyt,
Even als de bergen leggen
Tussen 't Zuyd en Noord verspreyt.
Als den Vogel-vanger zet
Het arglistig Garen-net,
Schuylt hy achter heg en struyken
Tot het Beesjen is in 't Net.’
5.
‘Eer sal den Hemel
Plett'ren Zaat en Land en Volk,
Eer sal 't cierlyk Pluym-gewemel
Nestelen in een dorre kolk,
Eer een logge Walvis vloog:
Eer ik u, mijn Lief, bedroog,
Sal den aldergrootsten Kemel
Gaen door 't kleinste Naalden oog’,
6.
‘Hoe zwaarder eeden,
Hoe veel lichter van waardy! Ga naar voetnoot+
Zet die leuren Ga naar voetnoot+ en gebeden,
Met dit zweeren aen een zy.
Vryers, met u eeden loop! Ga naar voetnoot+
| |
[pagina 24]
| |
Eeden die zijn heel goet koop.
Wilt die aen geen Maagt besteden,
Duysent hebjer op een hoop.’
7.
‘Moet ik dan dragen
Smaatheid, Ga naar voetnoot+ straf, of and're schult,
Of hebt gy alleen behagen
In den toets van mijn gedult? Ga naar voetnoot+
Wel, ik sal langmoedig zijn.
'k Hoop dat nog u Sonne-schyn
Eyndelijk eens op mijn sal dagen:
Hoop van gunst en voelt geen pijn.’
8.
‘Gy draagt geen lijden,
Smaatheyt, schult, of and're straf.
Ben ik vier, soo wilt my mijden,
Brand ik u, gaat van my af.
Want of ik u schoon getrouw,
Ik u eynd'lijk dan nog sou
Als een gladden draat afsnyden,
Want ik heb geen sin in jou.’
9.
‘ 'k Kan 't niet verkroppen,
't Hert en Ziel leit my en beeft. Ga naar voetnoot+
Voelt eens hoe mijn ad'ren kloppen!
Ag, mijn Asem my begeeft!
Ag, ag, ag, dat zijn geen reen Ga naar voetnoot+
Dat gy altyd roep van neen.
Selfs een Key door 't droppen. Ga naar voetnoot+
Zijt gy harder dan een Steen?’
|
|