Thirsis Minnewit. Deel 1

[Een Juffrouw schoone]

1.
Een Juffrouw schoone,
Zy spant de kroone
Want haar schoonheid behaagt mijn boven al.
Sy is rein van leden,
Seer wel besneden,
Sy spreekt met reden
Als een Advocaat.
Als een Godin zo gaat zy over straat.

2.
Zeer Admirabel,
Zeer presentabel,

[p. 120]

 

Geen schoonder kander in de wereld zyn.

 

Een Engels wesen ⁺

 

Moet zyn gepreesen

 

Myn uitgelesen,

 

Klaarder dan de maan.

 

‘t Is noit volpresen, Om haar te spreken aan. ⁺

 

 

 

3.

 

Haar goud geel hair,

 

Twee bruine oogjes klaar,

 

Haar rooder wangen zijn mijn principaal. ⁺

 

Ivoore Tanden,

 

Sneeu witte handen,

 

Kloek van Verstande,

 

Lipjes als Koraal.

 

Haar stem verdooft de fiere Nachtegaal.

+ ‘Een engelachtig karakter.’

+ Binnenrijm. De betekenis is onduidelijk. De tekst is misschien in het ongerede geraakt.

+ ‘Hoofdzaak.’