| |
Eerste bedryf.
Eerste toneel.
Warpaal, Deugdlief.
HEb 't u lang genoeg voorspeld, dat van al dit Actien te kopen en verkopen,
Het eind uw ondergang zou baren, want daar stong anders niet af te hopen;
Maar wat ik toen zei of niet, 't was vrugteloos, gy deed uw zin,
Maar wat zal 't nu zyn? 'k heb u zo ménigmaal, ja zelfs van't begin
Die rampen al voorzegt, maar toen wou men naar geen reden horen.
Hoor Vrouw, al die napraat diend nergens anders voor als om my maar te verstoren,
Ik heb als al de rest, myn geld geavontuurd, en ben ik dat kwyt, 'k heb egter nog moed,
Want een eerelyk Bankroet, of een Reisje naar Vianen, maakt al die agterstallen goed.
Maar wat of Jeroen belet, dat hy niet weêr komt? 'k heb hem na Vianen, of Kuilenburg gezonden, om een huis voor my te huuren,
Hykon gist'ren hier al weêr geweest hebben; het zyn verbruide kuuren,
Daar de Vlegel weet in wat verlegentheid ik ben geraakt,
Zo hy zo lang weg blyft, tot dat myn slegten staat word openbaar gemaakt;
Want wis zullen myn Krediteurs my dadelyk overvallen
En een zou my nu veels te veel zyn, laat staan dan met hen allen.
't Schynt dat gy nn nergens voor bevreest zyt, als alleen hoe dat gy met fatzoen.
Verlies der Rook-negotie; en die Bubbel schulden zult voldoen;
Of liever niet voldoen, want gy wilt uw Krediteurs ontwyken;
Maar voor onse Dogter Klarinde, die wy verwagten, laat gy gants geen zorge blyken,
Ik ben vry wat meer om haar, als om Jeroen bekommerd, en ik kan 't my niet verstaan
Dat zy nog niet hier is; maar hoe zal het haar aan 't hartegaan,
Als zy hoord, dat gy haar ontboden hebt om met een winderigen Actionist te trouwen,
Dieu eer lang gezelschap op uw Viaanse-reis zal houwen.
Ich! ik hoop niet dat zy tot het huuwelyk van Schynryk zal verstaan,
Want ik ben versekerd, dat hy dien zelfden weg, dien gy nu gaan moet, door zyn Windnegotie ook haast zal moeten gaan,
Want Vianen, of Kuilenburg schynt tog de toevlugt voor de geruineerde Actiehéren.
Maar zagt, daar is Jeroen.
| |
Twede toneel.
Warpaal, Deugdlief, Jeroen.
Wel hondsvot! my dunkt je kunt nog eindelyk eens weder kéren.
Wat heb je nu verrigt? zeg heb je een huis voor my gehuurt?
Is 't in Vianen of in Kuilenburg? en waar staat het? in wat plaats? of in wat buurt?
Gyzwygt. Rekel, is u de bek onderweg uit het lid geraaakt, of hebt gy 't spreke vergéten?
Nog 't een, nog 't ander, myn Heer; maar ik sta heel verbaasd, dat my word verweten,
Dat ik te lang uit ben geweest, en dat ik hoor, dat gy my zulke eerlyke namen geeft,
Van Hondsvot, en Rekel, en zo ik het zeggen mag, dunkt my dat vry wat onbeleeft,
Daar ik alles gedaan heb wat gy van my zoud kunnen eissen of begeren,
Schoon dat ik met leedwezen moet zeggen, dat ik by naar vrugteloos kom weder keren.
Terwyl u Jeroen den uitslag van zyn reis zaldoen verstaan,
Zal ik onderwyl in huis het nodige bezorgen gaan.
| |
Derde toneel.
Warpaal, Jeroen.
Je keerd dan weerom zonder myn wil gedaan te hebben? maar nu dien je me eens te zeggen,
Wat oorzaak u belet heeft.
Dat zal ik u aanstonds uit gaan leggen,
En ook met eenen rekening doen van 't uitgeschote geld;
Dewyl ik, om myn geweten, wonderlyk op een nette rekening ben gesteld.
'k Ben op uw bevel naar Vianen geweest, daar ik ben heen gevaren
Maar door de menigte van menssen, die dien dag aan 't Veer waren,
Gelyk 'er tegenwoordig tog alle dagen zyn, eiste de Schipper dubbele vragt,
Die ik ook heb moeten géven, zo 'k 'er anders wezen wou, maar ik dagt
't Zal daar op niet aankomen, zo ik myn last maar gelukkig kan volvoeren.
Wy kwamen gelukkig tot Vianen, hoewel de schuit tot zinkens toe vol was, maar daar komende, vond ik alles in rep en roeren,
Dewyl de stad te klein was om al de menssen te bergen; hier keef men met elkaar,
Daar vogt men, gints gooide men; het was niet anders als of de droommel daar
Een voorraadschuur, van huisraad, van kleren, van linnen, van laken,
Van turf, van hout, van bier, van brood, en honderd diergelyke dingen wouw maken;
Want de een had den ander zyn huis onderhuurt, en wyl die weigerde te vertrekken, smeet men 't goed op de straat,
Daar 't weer van daan gegooid wierd, dewyl 't den weg te veel belemmerde, ik laat
U oordelen, of daar okkacie was om een huis voor u te kunnen bekomen?
Want die stad scheen van gefaljeerde Actionisten te overstrome;
Dies ging ik dadelyk naar Kuilenburg, daar 't niet een haer beter waar gesteld,
Want een Pothuis deed daar honderd gulden aan geld,
Zô dat ik geen huis heb kunnen krygen, dat met uw fatzoen sou kunnen korrespondéren,
Waar door ik besloot maar per Cito naar Amsterdam te keren,
Om u verslag van myn Ambassade te doen; 't geen gy nu hebt verstaan.
Belieft u nu ook dat ik rekening van't uitgeschote geld doe, wel aan!
'k Wil niet alleen, dat gy my rekening sult doen, maar dat gy my al de onkosten zult vergoeden,
Want door uw beestagtige nalatigheid verval ik in al die tegenspoeden,
Die my nu dreigen, om van myn Krediteurs overvallen te worden; en 't heeft ook in 't minst' geen schyn.
Dat'er in heel Vianen of Kuilenburg niet een huis te huur zou zyn.
| |
| |
Neen 't kan niet zyn, gy hebt zekerlyk in de eene kroeg, of de andere uw tyd zitten paszeren,
Zonder eens te overdenken, dat gy my door die loszigheid zoud ruïneren.
Myn Heer, 'k verzeker u ik heb myn pligt gelyk 't behoort...
| |
Vierde toneel.
Loshart, Warpaal, Jeroen.
Myn Heer! ik zie uw knegt is weêrgekeert,
Hoe is het tot Vianen? heeft hy een huis gekregen? gy spreekt niet, ik bidde u zeg my wat u deerd,
Niets kan u weêrhouden, want gy weet myn staat, en ik den uwen, en daar by zyn wy goede vrinden.
Die schobbejak zeid, dat hy in heel Vianen of Kuilenburg niet een huis heeft kunnen vinden,
Nu ben ik vast bedurven, want door 't dalen van de Zuid,
Ben ik Heer Reinhart ruim twe tonne gouds schuldig, zonder 't gene dat ik in de Bubbel-Compagnien heb verbruid;
'k Weet het langer nu niet te stellen, hy zal van daag, of uitterlyk morgen komen om zyn geld te halen
En ik zweer je, dat ik niet men dal behouw, indien ik hem maar de helft van dat geld zal betalen
Dan weet ik geen beter raad, als dat wy zamen voor zoldaat naar Ostinjen gaan.
Want de hoop, die wy op de Acties hebben gehad, is heel en al gedaan,
En ik heb zo veel geld verloren, by al myn lopen en draven,
Dat men voor myn verlies de hele Utrechtse Vaart wel alleen kan graven;
Ook eet ik de Horensse wortelen duur genoeg, en omort te gaan, door al die Bubbelwinden,
Is by my nog munt nog kruis in myn kas, nog in myn beurs te vinden.
En omje de waarheid te zeggen, je hoeft op Vianen niet te hopen, want die stad is zo vol
Als de Compagnie te Horen was, en in Kuilenburg, daar maakt de een den ander dol
Om plaats te krygen, zo dat je zeer wel zult doen, gelyk je zelf zegt, om peper te gaan planten,
Of anders kan je naar de Zuidzé gaan by de uitgeteerde Actiek wanten.
En ik zeg je dat je den bek zult houwen.
Want als ik myn bek kwyt was, dan had myn gantsse smoelwerk geen fatsoen
Hoe, spot gy met myn bevel? zo zal ik u dadelyk de ribben eens smeren,
En door 't gewigt van een goeye rotting wat meêr eerbiedigheid leren.
'k Zwyg immers als een Mof.
'k Ben waragtig geruineerd,
Maar daar komen nog twe kwelgeesten, waar ik dagelyks word getormenteerd.
Ik meen myn Zonen, Zorgeloos, en Naberouw diemy gestadig plagen.
Want de eene kan myne Actichandel wel, en de andere kan ze niemendal behagen.
| |
Vyfde toneel.
Warpaal, Loshart, Zorgeloos, Naberouw, Jeroen.
Je maakt my de kop moê met al dat talmen, Naberouw;
Daar een ander de kost krygt, wat zou my beletten, dat ik ze daar ook niet krygen zou,
Ik zeg als nog, Papa heeft wel gedaan met zyn geld in de Actien te wagen.
Dan heeft hy ook wel gedaan met ons reden te geven, om zyn dwaasheid te beklagen,
Daar al ons Kapitaal met die verdoemde Windnegotie is verbruid,
En wy zullen gelukkig zyn, raken wy voor Zwabber, of Mr troos het zégat uit.
Eêr ik daar toe besluit, ga ik eerst nog naar Vrankryk om te zien of ik daar myn fortuin kan maken.
Ja dat 's goed, dan kun je meê ligt voor je leven naar Mississippi geraken.
Wel nou dat 's goed, dan kom ik ter plaats daar men her Goud, gelyk als hier de keistenen agt,
By die lieve Voedstervrouw, waar uit de loffelyke handel van de Actien is voortgebragt.
Zeg liever, dan zal men hier myn dwaasheid niet meêr bemerken,
Ook ben je heel bekwaam, om daar in de Loodmynen braaf te kunnen werken.
Och! och Papa! hoe duur zal ons uw dwaasheid staan?
Wat zegje Rekel? ik heb alles wat ik kon gedaan,
Met hoop, om vooru, en uw Broêr ontelbre schatten te vergaren.
Maar ach! het End, het End! daar is alles meê veer den drommel gevaren.
En het was nog een beetje verdragelyk geweest, hadden uy voor al den verloren schat,
Maar eenen goe yen maaltyd van hoornse wortelen, met Schiedainmer spek gehad?
Maar neen, 't is alles wind, en door dat winderig negotieeren,
Is al ons geld in handen van een deel smullende Bubbel héren,
Hoe wel ik wyt het hen niet half zo veel, als u Papa, met verlof gezeid.
Want 't is de hedendaagsse Mode, dat elk maar zorgt voor zyn eigen profeit,
't Zy regt, of krom, dat scheeld niet, en is die regel ooit in agt genomen,
Verzeker ik u, dat ze in de Windnegotie wonderlyk wel is naargekomen,
En ik geloof vast, dat indien ze al te zamen, die door bedrog en list,
In 't Bubbelend Water van den Actiehandel hebben gevist,
Om door allerley Practyk hunnen eigen schrokbeurs te verryken,
Eens in Moren veranderden, dat Amsterdam al vry wat naar oostinjen zou gelyken.
En ik zeg dat gy zwygen zult, want al dat na talmen em klagen doet niet tot de zaak,
Help my liever iets inventeren, waar door ik uit de handen van myn schüldenaars geraak.
Hoe? wat oorzaak doet u zo haastig vertrekken?
Dat is een zeker geheim, ik heb haast, maar ik zal u deir na de reden wel ontdek ken.
| |
Zesde toneel.
Warpaal, Schynryk, Zorgeloos, Naberouw, Jeroen.
Schijnrijk, tegen Zorgeloos.
HOe gaat uw Vader lopen? in plaats van my te betalen? of meent hy my op deze wys te voldoen?
Zagt, 't is tegen het fatzoen
Van een Actionist, by waragtig te zweren, want hun waragtig is al lang verloren,
Die zweren by de Zuid, by de West, en by de Stichtse domkerks toren,
Maar de allerhoogste Eed is Mississippi, want of een Actionist by Waragtig zweerd, of niet,
Dat weet je zo wel als ik, dat niet geloofd word, dewyl dat genoegsaam uit gewoonte geschied,
Daarom zo je een Actionist bent, zo leer ook actieagtig spreken,
En schreeuw: zo ik dit niet doe; zo ik dat niet doe, mag my de West de benen breken!
Ja, dat de Zuid my zo kaal maakt gelyk een luis.
Dat zelfs de muizen van honger sterven in myn huis.
|
|