De Zuidzé Compagnie door wind in top gerezen Beklaagt nu haar verlies met een bekommerd wezen
De bange Zuidzé Compagnie,
Met 't Vrouwebeeldyen aangewézen,
Door wind en waan eerst opgerézen,
Schynt nu bedroefd te vrágen, wie
Haar zal tot hulp en troost verstrekken,
Wyl de ingebeelde winst verdwynt
In rook en stof 't geen haar doorpynt,
En maakt haar handelaars tot gekken.
De Faam, die eerst háre opkomst heeft
Als een mirakel uit geblázen,
Maakt nu haar winderige bázen
Benaaud, verschrikt, wyl ieder beest
Als hy de maar hoord uit trompetten,
Dat duizend gulden nu op 't meest
Mag honderd gelden, ieder vreest
Dat déze slag hem zal verpletten;
Want schoon de laffe Vleigery
Door 't klinken van haar koop're snáren,
Hun droef gemoed wil doen bedáren,
Door eid'le hoop en wind, dat zy
Eerlang weêr 't hoofd zal boven stéken,
Wanneer de schépen, die op 't zout
Der Zuidzé zeilen, vol van Goud
De wéneld van hun schat doen spréken;
Dog 't is vergeefs, de wyl die vloot,
Schoon zy om winst is uitgeváren,
Niets vind dan wind en zoute báren,
Waar door die Compagnie in nood,
Ja reeds genoegzaam legt op 't sterven,
't Geen aan haar boeken blykt, die weg
Gestopt zyn met veel overleg,
Wyl hen het dagligt zou bederven;
En schoon men op den grond, vooraan
Nog ope boeken mag aanschouwen,
Het zyn die de ouide winst ontfouwen,
Daar 't nu geheel mede is gedaan;
De Zuidzé - handel is verlópen,
't Is kaal en knapgens, dol of gek,
Gelukkig zo voor dat gebrek
En Actienar de kost kan kópen.
Wyl Zwol en Harrelingen vast
Met vogels en met mosz'len lópen,
Geen mens wil nu hunne Acties kópen,
Dewyl het endge draagt den last.
't Begin was goed, 't geen klaar kan blyken
Aan hem, die 't gelt verslint en byt,
En vast niet dan papieren schyt,
Om de Actie kópers te verryken
Met Kool, met Wort'len, Haring, Sprot,
En Rápen, om tot spys te strekken
Voor hem, die wil naar 't dolhuis trekken,
Vereerd met d'Eernaam van een Zot.
Nog bied een Viswyf geld voor Zwynen,
Waar af een Smous is Dierecteur,
Kom zeid zy: 'k bied u goed fafeur,
Want het zal tog belagg'lyk schynen,
Dat gy in Zwynen doet, kom zoek
Uw voordeel, maar niet lang te temen;
'k Zal ze alle van u overnémen,
'k Geef u voor elk een Zwyn een Snoek;
Maar al haar práten is verlóren,
Als de arbeid van de grávers, die
Ten dienst der Stichtsse Compagnie,
't Geréde Geld in de aard versmóren,
Dus is gelyk een ieder ziet,
Al de Actiekraam een eid'le Niet.
|
|