Tabu. Jaargang 29
(1999)– [tijdschrift] Tabu– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Aspectuele werkwoorden en lichaamshoudingGa naar eind1De groep werkwoorden LIGGEN, STAAN en ZITTEN gedraagt zich in velerlei opzicht als een natuurlijke klasse. Dit is semantisch het geval: de drie werkwoorden verwijzen naar een mogelijke houding van het lichaam. Aan de periferie van deze klasse bevinden zich HANGEN en LOPEN, die voor sommige tests eenzelfde gedrag vertonen, voor andere niet. Ook syntactisch gedragen genoemde werkwoorden zich als een natuurlijke klasse. In het ABN hebben ze als persoonsvorm verplicht te bij zich, als infinitief juist niet:
Dit zijn althans de oordelen van de ANS (1997: 970). In het ABN van noorderlingen, zoals het mijne, zijn beide varianten van (b) goed. In de noordelijke dialecten was de vorm met te zelfs de enige vorm die was toegestaan. Met betrekking tot een test als in (1) gedragen de aspectuele hulpwerkwoorden zich in het ABN als een natuurlijke klasse (behalve hangen, cf. de bovengenoemde passage in de ANS). Niet alleen in het ABN, maar ook in het klassieke FriesGa naar eind2 gedraagt deze groep (maar nu met hangen en zonder lopen) als een natuurlijke klasse. Zo kan het hulpwerkwoord gaan alleen met een te-loze infinitief gecombineerd worden als de infinitief in kwestie tot voornoemde groep behoort:
Dit was tot voor kort ook het geval in de dialecten van Groningen en Drente (zie Hoektra 1997 en de verwijzingen aldaar). In modern Duits, Deens en Zweeds wordt doorgaans een constructie met ‘en’ gebruikt om een hulpwerkwoord van lichaamshouding met een ander werkwoord te combineren, en zo ook in het Middelnederlands:
Bovenstaande gegevens komen uit een prima artikel van Van der Gaaf (1934), dat verder handelt over vier constructies waarin deze werkwoorden optraden in de Oud- en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Middelgermaanse dialecten. Een constructie met en wordt overigens hier en daar ook nog in de dialecten aangetroffen (Gerritsen 1991, kaarten 40-43). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. De afgevraagde zinnen en de resultatenIn de constructie met en (in de traditionele grammatica ook wel bekend als ‘hendiadys’) behoudt het aspektuele hulpwerkwoord zijn letterlijke betekenis van lichaamshouding. Marie zit en schilt aardappelen impliceert dat Marie ook daadwerkelijk zit. In het ABN en in veel Nederlandse dialecten hoeft de lichaamshoudingbetekenis in een zin met te echter niet meer aanwezig te zijn. In een zin als Hij zit te zeuren wordt geen uitspraak meer gedaan over lichaamshouding; in feite kan het verwijzen naar een situatie waarin de zeurder stond. In dit verband kunnen we ook de opkomst van liggen als aspectueel werkwoord bezien. In het westen zijn zinnen als Hij ligt te drammen al heel gewoon. In mijn Nederlands en in mijn Fries zijn zulke zinnen alleen mogelijk als de persoon in kwestie ook daadwerkelijk ligt. Op vragenlijst 69 (1996) is naar het gebruik van liggen gevraagd.Ga naar eind3 We presenteren hier de respons op de volgende drie vragen:
Hierbij is gevraagd naar de vertaling en of er sprake was van een verwijzing naar lichaamshouding. We bekijken hier alleen de vertalingen. Hieronder presenteren we een schema met een classificatie van de vertalingen van de drie vragen in (4). In de vertalingen kon liggen gebruikt zijn, of een ander aspectueel hulpwerkwoord, en wel zitten of lopen, of er kon geen aspectueel hulpwerkwoord gebruikt zijn:
Een enkele keer werd een constructie met aan het gebruikt. Een constructie met het partikel door, vergezeld van maar (‘hij dramt maar door’) kwam ook wel eens voor. Deze zeldzame varianten laten we verder buiten beschouwing. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Bespreking van het type liggen rennenMerk op dat de semantiek van de (b)-vraag zodanig is dat men niet gauw zal denken dat het onderwerp van de handeling ook daadwerkelijk ligt. Dit betekent dat informanten de (b)-vraag alleen met liggen kunnen vertalen als in hun dialect de implicatie van lichaamshouding afwezig is. Opvallend is de regionale distributie van vertalingen met liggen (zie kaart): | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In het noorden des lands zijn vertalingen met liggen vrijwel afwezig, omdat de implicatie van een liggende lichaamshouding daar nog verplicht is. De afwezigheid van vertalingen met liggen in de grote steden van het westen heeft echter een geheel andere verklaring: we hebben daar praktisch geen informanten. Uit eigen observatie weet ik dat het in het westen voorkomt. De ANS (blz 973) zegt over zinnen als Lig niet te zeuren dat ze vooral in gesproken taal voorkomen. Interessant is dat het gebruik van liggen als hulpwerkwoord zonder bijbehorende lichaamshouding niet typisch westelijk is, zoals ik meende. Het komt eveneens voor in Zeeland, Brabant, Limburg en het oosten, en in geringe mate in België. Het zou interessant zijn te onderzoeken of c.q. tot hoever dit verschijnsel zich in Duitsland uitstrekt. Zoals uit schema (5) blijkt, weken bij vraag 17 veel mensen uit naar lopen, omdat lopen enerzijds aspectueel is (en meedoet aan werkwoordsclustering en de infinitivus pro participio), anderzijds qua letterlijke betekenis compatibel is met rennen. Zoiets is bij een werkwoord als zwemmen niet het geval:
De regionale distributie van aspectueel lopen is ook opmerkelijk (zie de kaart hieronder). Bij de informanten uit Friesland, Groningen, Drente en Overijssel is het bijna geheel afwezig. En ook in België ontbreekt het. In klassiek Fries zou een aspectueel gebruik van lopen trouwens ook ongrammaticaal zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Bespreking van de types ligt te drammen/liggen denkenIn de vertalingen van de vragen (a) en (c) is de infinitief liggen veel vaker weggelaten dan de persoonsvorm ligt. Een verklaring daarvoor heb ik niet. Vertalingen met liggen worden ook in het noorden aangegeven, maar we kunnen er dan vanuit gaan dat men er zich daar ook een liggende lichaamshouding bij voorstelt, terwijl dat bij meer zuidelijke sprekers niet het geval hoeft te zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Verlies van lichaamshoudingsbetekenis en wat daarmee samen hangtMen kan observeren dat het verlies van de lichaamshoudingsbetekenis optreedt in taalvarianten die drie karakteristieke eigenschappen vertonen in hun aspectuele clusters:
Het ABN en de zuidelijke en oostelijke dialecten vertonen deze eigenschappen. Klassiek Fries mist alle drie de eigenschappen, evenals klassiek Gronings. De volgende voorbeelden illustreren dit voor het Fries: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
We kunnen ons nu afvragen of de correlerende factor voor het verlies van de lichaamshoudingsbetekenis een kwestie is van volgorde, infinitivus pro participio, te, of een combinatie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|