Tabu. Jaargang 24
(1994)– [tijdschrift] Tabu– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| ||||||||||||||||||||||||||||
[Nummer 1]Tegenwoordige-deelwoordgroepen II: V1 patronenGa naar eind1.
|
(1) | a | Lumey, laatende door deeze en dusdaane woorden, zich 't hart onder den gordel steeken, zeyt dat hy getroost is het uiterst af te wachten. |
b | ik gaf haar geen tyd om haar te ontkleeden, ook was het niet noodig, hebbende die Schoone alleenlyk een losse Japon geslingert over een Hembd van het alderfynste Kloosterdoek | |
c | Ik vloog op om dat Heerschap te omhelzen, dat zig verraade door zyn Lacgh, zynde het myn Demon, die zig op Nieuws in myn Dienst engageerde op de voorige Voorwaarde, Vry Vuur en Licht, en 't Steelen apart. | |
d | In het jaar 1671 trof deze kerk een groot onheil, wordende haar toren des nachts door den bliksem in brand gestoken, en daardoor, met een fraai klokkenspel, benevens een heerlijk orgel in de kerk, geheel vernield. | |
e | Zullende zich ter nederleggen om te rusten of zich door den slaap te verkwikken, wikkelen zij zich in een deken, welke hun altijd ter kleedij verstrekt en leggen zich in het zand neder. |
Het betreft hier telkens absolute constructies. In adnominaal gebruik lijkt de V1-volgorde uitgesloten te zijn. Alvorens iets meer te zeggen over het theoretische belang van V1-volgorde bij tegenwoordige-deelwoordgroepen, wil ik kort mijn veronderstelling motiveren dat het hier daadwerkelijk om V1-volgorden gaat. Men zou immers ook kunnen veronderstellen dat we hier met reguliere bijzinsvolgorde (SOV) te doen hebben, waarbij echter doorbreking van de eindgroep optreedt. Zoals bekend (cf. Koelmans 1965, De Meersman 1983, Hoeksema 1993), laten vroegere stadia van het Nederlands zulke doorbreking toe (de zgn. Verb Projection Raising constructie van Den Besten & Edmondson 1983). Momenteel is doorbreking van de eindgroep alleen in
Vlaamse dialecten nog redelijk gebruikelijk. Echter, dat het hier allerminst om Verb Projection Raising gaat, blijkt wel uit de mogelijkheid van subjecten tussen hulpwerkwoord en zelfstandig werkwoord, iets wat bij Verb Projection Raising ten enenmale uitgesloten is.Ga naar eind3. Verder is Verb Projection Raising beperkt tot complexe werkwoordelijke eindreeksen, en biedt het geen alternatieve analyse voor simpele deelwoordconstructies waarbij het deelwoord vooraf gaat aan zijn complementen, zoals in de volgende voorbeelden:Ga naar eind4.
(2) | a | Ommers was die Pluymstrykery groover als de eerste, zynde het gemakkelyker een Olifant met een Schigt te dooden, als geteelt te weezen by Jupyn. |
b | Eevenwel het meestedeel, vindende 't vuur zich zoo naa geleyt, en dat met volharden niet te winnen was, besloot der tydt toe te geeven. | |
c | Dit heeft men vernomen aen Jan Corneliszoon Dogger, van Durgerdam, een man van een gezonde samenstel, oud 36 jaren, Schipper op 't Schip de Moor, zynde in dienst van de Bewintsheeren van de buiten gemene toerust ter zee, tegens de Kromwelsche Engelanders |
Hoewel bij dergelijke gevallen veelal ook rekening gehouden moet worden met achteropplaatsing van complementen in overigens V-finale structuren (PP-over-V, heavy-NP shift, extrapositie van infinitiefcomplementen) kan men beslist niet alle V1-reeksen met een enkel werkwoord op rekening zetten van achteropplaatsing. Zo zal men voorbeeld (3) hieronder niet als een V1-reeks kunnen analyseren, gegeven de plaatsing van de niet-werkwoordelijke rest ten toon: immers, bij vooropplaatsing van V zou men dit achteraan verwachten, zoals bijvoorbeeld in voorbeeld (4):
(3) | De SCHILDERKONST is een Konst zeer na gepaart aan de Toverkonst, ten toon stellende aan 't Gezigt onzigtbaare Zaaken.Ga naar eind5. |
(4) | Siet my daer dan leggen in 't midden van de Nacht, by een flaeuw, en verwaeyt Was-lichje, steekende mijn mageren Hals, en slincker arm onder de Deecken uyt om een Pijp vast te houwen.Ga naar eind6. |
Na de middeleeuwen is met name achteropplaatsing van lijdend voorwerp en het naamwoordelijk deel van het gezegde tamelijk zeldzaam in de bijzinsvolgorde, maar blijft deze volgorde verhoudingsgewijs gebruikelijk bij tegenwoordig-deelwoordgroepen. Ook tegenwoordig komt men het nog wel een enkele keer tegen in de stereotiepe context als zijnde X. Dit suggereert natuurlijk dat we niet te maken hebben met extrapositie, maar met vooropplaatsing van het deelwoord.
Bijzonder veelzeggend is de plaats van het zwakke, onbeklemtoonbare voornaamwoord het in (2a): dergelijke voornaamwoorden laten zich niet
extraponeren, en vormen dus een doorslaggevend argument voor V1 en tegen extrapositie vanuit een OV-structuur.
Als er inderdaad sprake is van V1 in de deelwoordgroepen in (1), zouden we dan ook niet die andere prominente werkwoordspositie, met het werkwoord op de tweede plaats, verwachten aan te treffen? In mijn materiaal heb ik een dergelijke volgorde niet kunnen vinden. De reden is vermoedelijk dat bijzinnen, en dus ook deelwoordgroepen, een positie missen die wel aanwezig is in hoofdzinnen (de topic-positie van Koster 1978). Wanneer deze positie gevuld is, ontstaat de karakteristieke V2-volgorde. In meer recente generatieve literatuur gaat men doorgaans van de veronderstelling uit dat hoofd- en bijzinnen dezelfde structurele posities hebben, en is het dientengevolge moeilijker om een directe verklaring te geven voor de afwezigheid van V2 in deelwoordconstructies.
Voor de vele theoretische verklaringen die in de loop der tijden zijn gegeven voor het verschijnsel van V-plaatsing hebben de hier besproken deelwoordconstructies bijzondere implicaties. Met name voorstellen die een bijzondere rol toekennen aan het finiete karakter van voorop te plaatsen werkwoorden blijken te falen. Het maakt daarbij niet uit of hierbij de ererol wordt toegekend aan het feit dat finiete werkwoorden tempusdragende elementen zijn (zoals in Evers 1982) of aan de congruentiekenmerken van de persoonsvorm (zoals bijvoorbeeld in De Haan en Weerman 1986). Ook theorieën die een speciale rol toekennen aan vooropgeplaatste elementen, zoals een topic of vraagwoorduitdrukking, zijn niet algemeen genoeg om enig inzicht te verschaffen in de V1-volgorde in tegenwoordige-deelwoordgroepen. Indien het er werkelijk om ging de positie voorafgaand aan de persoonsvorm in de hoofdzin te ‘licentiëren’, dan zou men ook een dergelijke positie in tegenwoordige-deelwoord-groepen verwachten.
Meer hoop is er voor theorieën die een verband leggen tussen V-plaatsing en naamvalstoekenning aan het onderwerp (zoals bijv. Platzack 1986, Zwart 1993). Er bestaat een duidelijke, zij het niet helemaal kategorische, correlatie tussen V1-volgorde en de aanwezigheid van een subject in tegenwoordig-deelwoordgroepen. Over het algemeen ontbreken subjecten in tegenwoordig-deelwoordgroepen met OV-volgorden, en komen ze vrij veel voor bij groepen met V1-volgorde. In een klein corpus van 164 voorbeelden van tegenwoordige-deelwoordgroepen, ontleend aan teksten uit de periode 1600-1950, trof ik 58 voorbeelden aan met een subject, en 106 zonder subject. Van de 58 groepen met een subject bleken 45 (= 78%) de V1-volgorde te bezitten, terwijl er bij de groepen zonder subject slechts 16 (= 15%) de V1-volgorde bleken te bezitten. Van de 13 gevallen waarbij een subject aanwezig was, maar geen V1-volgorde viel te noteren bleken er 11 passieve constructies te zijn met het deelwoord zijnde. Wanneer men deze terzijde legt als speciale gevallen, dan wordt de tendens nog veel duidelijker en blijkt er een bijzonder goede correlatie te bestaan tussen de aanwezigheid van een subject en V1.
Een ander argument voor deze stelling levert het feit dat V1 alleen voorkomt in absolute constructies. Adnominale constructies, die nooit een subject bevatten, vertonen geen V1-volgorde.
Het bovenstaande neemt niet weg, dat V1-volgorde altijd een optie is geweest, en nooit een verplichte volgorde, in tegenstelling tot V-plaatsing in finiete hoofdzinnen. In dit opzicht lijken tegenwoordig-deelwoordgroepen meer op middelnederlandse hoofdzinnen, waar V-plaatsing ook enigzins optioneel was (zie bijvoorbeeld Weerman 1989). We kunnen hierin een geval zien van concurrerende volgorde-patronen, waarbij de V1-volgorde in de eerste helft van de 19e eeuw het loodje moest leggen tegen de OV-volgorde. Een schrijver als J.F. Oltmans gebruikt V1 nog redelijk vaak in zijn historische romans, terwijl de iets moderner formulerende Jacob van Lennep hem al afgezworen heeft (althans in Ferdinand Huyck). Overigens moet men ervan uitgaan dat alle complexere tegenwoordig-deelwoordgroepen, of ze nu de V1-volgorde, of de OV-volgorde laten zien, met rode, dan wel groene ordening van de werkwoorden, steeds typische schrijftaal-producten zijn geweest.Ga naar eind7. Niettemin zijn de opties die ze vertonen niet willekeurig en onnederlands, maar duidelijk gebaseerd op de algemene volgorderegels voor werkwoordsgroepen.
Bibliografie
Besten, Hans den en Jerrold Edmondson (1983) ‘The Verbal Complex in continental West-Germanic’, in: W. Abraham, red., On the formal syntax of the Westgermania. Amsterdam: Benjamins, 47-138. |
Evers, Arnold (1982) ‘Twee functionele principes voor de regel VERSCHUIF HET WERKWOORD’, GLOT 5, 11-30. |
Haan, Germen de, en Fred Weerman (1986) ‘Finiteness and Verb Fronting in Frisian’, in: Haider en Prinzhorn (red.) 77-110. |
Haider, Hubert en Martin Prinzhorn, (red.) (1986) Verb Second Phenomena in Germanic Languages, Dordrecht-Riverton: Foris Publications. |
Hoeksema, Jacob (1993) ‘Suppression of a word-order pattern in Westgermanic’, in J. van Marle (red.), Historical Linguistics 1991. Papers from the 10th international conference on historical linguistics. Amsterdam-Philadelphia: John Benjamins, 153-174. |
Koelmans, L. (1965) ‘Iets over de woordorde bij samengestelde predicaten in het Nederlands’, De Nieuwe Taalgids 58, 156-165. |
Koster, Jan (1978) Locality Principles in Syntax. Dordrecht: Foris Publications. |
Meersman, Alfons de (1983) De structuur van de bijzin in de ‘Grote Enqueste’ (1389). Woordvolgorde en andere syntactische verschijnselen in 14de-eeuws Brabants. Disseratie, Rijksuniversiteit Gent. |
Overdiep, G.S. (1949) Stilistische Grammatica van het moderne Nederlandsch. 2e druk verzorgd door Dr. G.A. van Es. W.E.J. Zwolle: Tjeenk Willink. |
Platzack, Christer (1986) ‘The Position of the Finite Verb in Swedish’, in Haider & Prinzhorn (red 27-47. |
Weerman, Fred (1989) The V2 Conspiracy. Dordrecht: Foris. |
Zwart, C. Jan-Wouter (1993) ‘SOV Languages are Head Initial’, te verschijnen in Proceedings of the 8th Workshop on Comparative Germanic Syntax. |
- eind1.
- Ik dank Fred Weerman, Ron van Zonneveld en Jan-Wouter Zwart voor hun commentaar op een eerdere versie.
- eind2.
- De voorbeelden zijn afkomstig uit achtereenvolgens P.C. Hooft, Neederlandsche histooriƫn, Seste boek, aangehaald naar de editie in M.C.A. van der Heijden, De tyrannie verdrijven. Godsdienst- en onafhankelijkheidsstrijd in de 16e en 17e eeuw, Spectrum van de nederlandse letterkunde 7, Het Spectrum, Utrecht-Antwerpen, 1970 (voorbeeld 1a); Jacob Campo Weyerman, Den echo des weerelds, Hendrik Bosch, Amsterdam, 1726 (voorbeelden 1b, 1c); J.P. Beukema, Beknopte plaatselijke- en geschiedkundige beschrijving der stad Groningen; voor de jeugd, J. Oomkens, Groningen, 1821 (voorbeeld 1d); dagboek van Hendrik van Eijck uit 1848, geciteerd naar Henry S. Lucas, Dutch Immigrant Memoirs part I, Van Gorcum, Assen 1955 (voorbeeld 1e).
- eind3.
- Let wel, ik verdedig hier slechts de stelling dat de voorbeelden in (1) niet moeten worden toegeschreven aan Verb Projection Raising, maar niet, dat er geen gevallen van Verb Projection Raising vallen aan te wijzen bij tegenwoordige-deelwoordgroepen. Een eenduidig voorbeeld van VPR is te vinden in de volgende tussenzin, afkomstig uit Willem Godschalk van Focquenbroch, Afrikaense Thalia, of het derde deel van de geurige zang-godin, Jan ten Hoorn, Amsterdam, 1678, facsimile herdruk 1986, Uitgeverij Sub Rosa, Deventer, blz. 134:
(i) op Woensdagh, avondt voor uw vertreck u willende met een Serenade vereeren, met de Luyt en Fioel
- eind4.
- Afkomstig uit: Campo Weyerman op. cit. (voorbeeld 2a); Hooft op. cit. (voorbeeld 2b); Job van Meekeren, 1668, Heel- en geneeskonstige aenmerkingen, 2e herz. druk, J. Hofhout, Rotterdam, 1728, fotomechanische herdruk in de Librije der Geneeskonst, Stafleu's wetenschappelijke uitgeversmaatschappij b.v., Alphen aan den Rijn, 1979 (voorbeeld 2c).
- eind5.
- Afkomstig uit Campo Weyerman, op. cit.
- eind6.
- Afkomstig uit Focquenbroch, ibidem, blz. 157.
- eind7.
- Overdiep (1949: 575) spreekt in dit verband van directe of indirecte navolging van Latijn of Frans. Het komt mij voor dat deze karakterisering geen recht doet aan de sterke overeenkomsten die er bestaan tussen de volgordepatronen in absolute tegenwoordig-deelwoordgroepen en finiete verbale groepen. Zou er bijvoorbeeld sprake zijn van Franse syntaxis, dan mag men SVO-volgorde verwachten, niet SOV met V1. Ook van directe navolging van het Latijn is wat betreft de woordvolgorde geen sprake. Wel zal het veelvuldige gebruik van participiale constructies in de schrijftaal een gevolg zijn van klassieke invloed.