Tabu. Jaargang 6
(1975-1976)– [tijdschrift] Tabu– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 24]
| |||||||
Spierinkjes
|
(a) | Hij wil geen goed gedaan wezen |
De betekenis is ongeveer: ‘hij wil niet dat iemand hem goed doet’.
Het is een negatieve zin met een samengesteld gezegde waarin het hulpwerkwoord willen het hoofdwerkwoord is en het niet gewilde is uitgedrukt in een infinitief (wezen) + participium (gedaan), vergezeld van een NC (geen goed); het geheel maakt de indruk van een passief. Nu vertoont willen gevolgd door een passieve infinitief op zichzelf niks bijzonders:
Hij wil verwend worden,
via Equi-NP-Deletion af te leiden uit
Hij wil: hij word verwend.
De objectszin hierin is een normale passieve zin, waarin het onderwerp het lijdend voorwerp is van de corresponderende actieve zin. Maar er komen passieve zinnen voor waarin het onderwerp het ‘oorspronkelijke’ indirect object is, het zo langzamerhand bekende type van
Ik werd niet opengedaan,
De kinderen worden voorgelezen, enz.
Daarover heeft een student al eens in TABU geschreven (jg. I, 1970/71). Zo'n geval ligt ook ten grondslag aan onze zin (a):
Hij wil niet: hij (i.p.v. hem) word goed gedaan | |
⇒ | Hij wil geen goed gedaan worden. |
De manier waarop de negatie van de hoofdzin zich verbindt met het zgn. lidwoord ∅ van de bijzins-NC (goed) is gewoon; vgl.
Hij wil niet: hij doe goed ⇒ hij wil geen goed doen.
Het opvallende van onze zin zit 'm natuurlijk in de infinitief wezen in plaats van worden. Hoe komt dat wezen daar?! Die vraag kan, moet misschien wel, tegelijk diachronisch bedoeld zijn: hebben we hier te maken met een rest van het gebruik van wezen / zijn als hulpwerkwoord van het passief-presens, zoals dat uit het oudgermaans in het Engels bewaard is gebleven en in het (oudere) middelnederlands heel normaal was? Het tegenwoordige Nederlands biedt ook aanknopingspunten. Ik denk aan bewaakte overwegen, verhuurde huizen, geschreven taal en zo meer: overwegen, huizen, taal die resp. bewaakt, verhuurd en gesproken worden en niet zijn en, wat verder weg, aan het gebruik van de ‘aspectische’ pendant van wezen / zijn, nl. blijven in constructies als niet onopgemerkt blijven e.d. Trouwens, in de Stilistische Grammatica van Overdiep staat nog net zo'n zin als de onze:
Hij wou van niemand geholpen wezen als van z'n moeder
(blz. 482, 2e dr.), vermeld vanwege van (i.p.v. door). Bij wezen staat Overdiep niet stil. Het is misschien niet toevallig dat ook deze zin willen bevat. Dit werkwoord brengt wel meer constructionele eigenaardigheden met zich mee.
Voor het oudere Nederlands, tegen de achtergrond van het oudgermaans, is de eerstvoordehandliggende bron een van de taalkundige meesterwerken der neerlandistiek: De met het partipicium praeteriti omschreven werkwoordsvormen in 't Nederlands, door Dr. J.H.Kern (1912).
In Stoetts Middelnederlandse syntaxis is er merkwaardigerwijze niets over te vinden. Maar er is wel een zeer informatief recent artikel over ‘Worden en zijn als hulpwerkwoorden van de lijdende vorm in de Oudenaardse oorkondentaal’, van M.Hoebeke, in Taal en Tongval XXIII (1971), p. 106-111. Het lijkt synchronisch en diachronisch een interessante kwestie. Wie zou(den) er werk van willen maken?
A. Sassen
- eind1)
- Over de veelzinnigheid van POSS + SUBST zie bv. Th. Janssen in NwTg 69 (1975), p. 1 -