Tabu. Jaargang 6
(1975-1976)– [tijdschrift] Tabu– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Nummer 1-2]Over (pseudo-) gekloofde zinnenGa naar eind1)Probleem:Van den Toorn gebruikt in zijn Nederlandse Grammatika (1973) de gekloofde zin-transformatie als heuristisch middel om te testen welke zinsconstituenten NC's (nominale constituenten) zijn. Hij doet dat voor het Nederlands op vrijwel dezelfde wijze als Jacobs en Rosenbaum (1968) dat voor het Engels doen met de zgn. cleft sentence transformation.
Ik zal in I mijn twijfels aan de deugdelijkheid van deze test formuleren en in II wat uitweiden over de status van zo'n transformatie in een Chomskygrammatika. De NC-test met de gekloofde zinnen lijkt mij in minstens twee richtingen te falen: Er worden enerzijds niet-NC's tot NC bestempeld, terwijl er anderzijds NC's buiten het bereik van de test vallen. De test maakt met andere woorden gebruik van een regel die zowel een te sterke als een te zwakke generalisatie uitdrukt, wat overigens minder paradoxaal is dan het klinkt. Deze NC-test kan dus in elk geval niet mechanisch toegepast worden. Om die reden ook geven J + R het advies om zich niet te verlaten op de uitkomst van slechts een test, maar om meerdere NC-tests toe te passen.
Theoretisch interessanter is de vraag naar de status van een eventuele gekloofde zin-transformatie, maar noch J + R, noch Van den. Toorn wagen zich daaraan. De kwestie is interessant omdat een gekloofde zin-transformatie een Z inbedt in een zinsstruktuur die door de basisregels gegenereerd is, terwijl juist sinds Chomsky's Aspects of the Theory of Syntax (1965) zo'n ingebedde Z niet transformationeel, maar via recursieve basisregels wordt verantwoord. Veel meer dan dit probleem aansnijden zal ik niet doen, ook al omdat de literatuur over (pseudo-) gekloofde zinnen betrekkelijk schaars is. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I.1. Enkele NC-testsZonder ‘undoubted correctness’ te claimen, stellen J + R (pp. 37-40) enkele syntactische tests voor om NC's te identificeren. Een ervan is de passief-test: ‘Compare the following active and passive sentences: the roar of the jets drove the alderman crazy
the alderman was driven crazy by the roar of the jets.
The constituents inverted by the passive transformation are noun phrases.’ Een beperking van deze test is, aldus J + R, dat hij bijvoorbeeld niet werkt voor zinnen als
‘the boy can sleep late’.
In zo'n geval kan de vraagtransformatie hulp bieden. In ‘car the boy sleep late?’
is die constituent een NC ‘around which the auxiliary “can” was moved’. Een andere test verloopt met behulp van de reflexieftransformatie, die alleen op referentieel identieke NC's werkt. In een zin als
‘the philosopher contradicted himself’
is ‘himself’ coreferentieel met ‘the philosopher’ en dus een NC. Een nogal ingewikkelde transformatie is, volgens J + R, de ‘cleft sentence transformation’: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Coughs cause diseases
has two synonymous cleft sentences: what coughs cause are diseases De constituent rechts van de copula zou altijd een NC zijn. De volgende drie stappen simuleren het transformationele proces: (VdT 1973, 56; J + R 1968, 39)
Resulteert deze bewerking in een grammaticale zin, dan is de constituent rechts van de copula een NC. Een demonstratie van Van den Toorn:
Reumatiek blijkt een NC. Op een dergelijke wijze kan ook vocht als NC worden geïdentificeerd.Ga naar eind2) De test laat ook zien wat voor constituenten Been NC's zijn. Bijvoorbeeld in de soep in
De vlieg viel in de soep,
omdat toepassing van de gekloofde zin-transformatie resulteert in de ongrammaticale zin
J + R (p.40) wijzen erop dat deze test niet voor alle gevallen productief is. In de volgende paragraaf wordt een aantal van deze obstinate gevallen ter sprake gebracht. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I.2. Problemen met de gekloofde zinnen-testVan den Toorn gebruikt de gekloofde zinnen-test niet alleen om nominale constituenten te identificeren, maar ook - in VdT 1972 - om functionele categorieën als lijdend voorwerp en voorzetselvoorwerp op te sporen. Voor dat doel wordt de test echter wat ruimer geformuleerd. In de opzet van J + R kan een gekloofde zin alleen door wat (what) ingeleid worden, maar VdT laat ook toe: wie, waar + voorzetsel, en eventueel voorzetsel + wie. Enkele voorbeelden uit VdT 1972: Wie gebeeldhouwde sonnetten leest, is Mathilde Een zo ruime formulering van de gekloofde zin-transformatie vindt men niet bij J + R, die zich expliciet beperken tot de inleidende constituent what (p.40): | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘One important situation in which this test does not work occurs when the noun phrase contains a noun like ‘John’, ‘someone’, ‘the red-faced general’, or ‘he’, which all refer to humans. If you try to apply the cleft sentence test to John ignored Sidney you get the ungrammatical strings
In een voetnoot (p. 40) wijzen J + R op een geval waarbij de gekloofde zintransformatie te ruim is als NC-test. In de zin ‘what John certainly is not is honest
the word ‘honest’ does not seem to be a noun phrase, but simply an adjective in an adjective phrase. Thus, the cleft sentence test may not be a pure noun phrase test and should, therefore, be used with care.’ De volgende gevallen mogen deze conclusie verder ondersteunen. De transformatie mag daarvoor zo ruim worden geformuleerd dat towel wat als wie als inleidende constituenten optreden, in overeenstemming met de aard van de NC (plus of min (Menselijk)) rechts van de copula. Door die verruiming hoeven de obstinate gevallen als ‘what John ignored was Sidney’ niet als tegenvoorbeelden opgevat te worden.
De grammaticaliteit van 1 (c) en 2 (b, c) lijkt aan twijfel onderhevig, waardoor de NC's jij, hem en ik buiten het bereik van de test dreigen te vallen.
Er zijn meerdere mogelijkheden om 3 en 4 te kloven, maar hier gaat het om de beperkingen die door een al of niet ontkennend onbepaald voornaamwoord worden opgelegd aan de NC-test. Hierop kom ik in het volgende hoofdstuk nog terug.
Het onbepaalde telwoord beiden wordt, blijkens de ongrammaticaliteit van
Het falen van de NC-test voor de zinnen 1-7 kan toegeschreven worden aan de aard van de te testen NC's: het zijn allemaal pronomina, behalve beiden (Kraak en Klooster, 1968, 116). Er zijn echter ook beperkingen die met de zinsstructuur te maken hebben: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De NC je in de antecedens van 8 (a) kan niet worden geïdentificeerd, omdat zinnen met een implicatie-structuur (= als-dan-zinnen) niet kunnen worden gekloofd. Dat kan evenmin bij coördinaties als 9 (a), waar al een deletietransformatie heeft gewerkt. Naast samengestelde zinnen als 8 (a) en 9 (a) verzetten ook vraagzinnen en imperatieve zinnen zich tegen de gekloofde zin-transformatie, zoals al af te leiden valt uit het ontbreken van 8 (b). Dus noch 8 (c) noch 8 (d) kan worden gekloofd:
De gevallen 8 en 9 bieden enige grond aan de hypothese dat de gekloofde zintransformatie - en de NC-test die daarop gebaseerd is - alleen werkt voor indicatieve zinnen, met restricties voor o.a. NC's als in 1-7. Ik zal geen serieuze poging doen om deze hypothese uit te werken. Ik beperk me tot de opsomming van een aantal gevallen waarbij de NC-test tekort schiet doordat sommige NC's niet worden aangewezen en gevallen waarbij niet-NC's als NC worden aangemerkt.
NC's waarop de NC -test geen vat heeft:
Voor wat de constituenten betreft die ten onrechte als NC benoemd worden, is al gewezen op het adjectief honest in
‘what John certainly is not is honest’, (J + R, p. 40, voetnoot).
Dergelijke feilen van de test gelden ook voor het Nederlands:
De synonymie van de (a) en (b) zinnen, zeker in 11 en 12, is vatbaar voor twijfel. Ik zie wel enig verschil in vreemd doen en iets vreemds doen, maar ik ben er niet zeker van of mooi dromen en iets moois dromen semantisch verschillen.Ga naar eind6) Een predicatieve objectsbepaling als groen blijkt, via de NC-test, ook de NC-status te krijgen:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De gevallen 10-13 vertonen adjectivische constituenten die door de test als NC worden bestempeld. Zin 14 (b) wijst een prepositieconstituent als NC aan:
De kunstmatigheid van de (b) zinnen in 10-14 suggereert wel dat het eenvoudiger is om NC's te vinden die niet door de test worden geïdentificeerd dan om niet-NC's te vinden die door de test ten onrechte als NC worden aangemerkt. De test is dus eerder te zwak, door de vele NC's die er niet door bereikt worden, dan te sterk.
Tenslotte wijs ik nog op de keuzeproblemen die er kunnen ontstaan bij de toepassing van de gekloofde zin-transformatie, wanneer een NC bestaat uit een combinatie van twee of meer NC's, verbonden door een voorzetsel.
De zinnen 15 (b) en (c) verschillen voor wat hun presupposities betreft, een probleem dat in het volgende hoofdstuk opnieuw opduikt. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II De status van de gekloofde zin-transformatieJacobs + Rosenbaum werken in het syntactisch geöriënteerde Aspects-kader (zie de Epilogue van Postal in J + R 1968, 265-289), waarin alle transformaties, en dus ook de gekloofde zin-transformatie, werken op dieptestructuren die alle voor de interpretatieve semantische component relevante informatie bevatten. Transformaties moeten m.a.w. in dat leader betekenis-invariant zijn. Het idee dat ook de oppervlaktestructuren in beperkte mate gerelateerd moeten worden met de semantische component (de zgn. Extended Standard Theory) was tijdens het ontstaan van English Transformational Grammar van J + R nog nauwelijks actueel. De basis voor dat idee is echter order meer gelegd door transformaties als die met de gekloofde zin (zie Chomsky 1972). Gekloofde zinnen blijken niet precies dezelfde betekenis te hebben als de eraan ten grondslag liggende (?), niet gekloofde pendanten. De verschillen hebben met name te maken met presuppositie en focus (‘The focus is the phrase containing the intonation center’, Chomsky 1972, 100). Constituenten die in een gekloofde zin op de copula volgen, zijn meestal ook de zinsfocus, het meest prominente zinsdeel. Daarmee - zij het geenszins duidelijk - in verband staan de verschillende presupposities van gekloofde en niet gekloofde zinsparen. Ik kan dat misschien het best illustreren aan de hand van de zinnen 3 en 4 van I.2. De (b) zinnen zijn voorzien van een vraagteken omdat ze op een bepaalde manier van de (a) zinnen afwijken. Zo lijkt 3 (b), in tegenstelling tot 3 (a) een contradictie uit te drukken, doordat de ingebedde zin de presuppositie bevat Ik heb iets voor je gekocht. Deze presuppositie is in strijd met de rest van 3 (b), en met 3 (a). De conjunctie 3 (c) maakt het contradictoire karakter van 3 (b) expliciet.
Terwijl 3 (b) een contradictie uitdrukt, heeft 4 (b), althans bij een letterlijke interpretatie van iemand, iets tautologisch. Ingebed in 4 (b) is de zin Iemand is de baas. Geëxpliciteerd in 4 (c) resulteert dat in een zuivere tautologie:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Chomsky (1972) doet enkele voorstellen om kwesties met betrekking tot focus en presuppositie tot een oplossing te brengen, maar zijn grootste zekerheid op dit terrein is zijn eigen onmacht. De grammaticale processen zijn ‘of a poorly understood sort’ (p. 89, p. 100) en ‘the obscure nature of these matters’ is voor hem een gegeven (p. 89). Hij betwijfelt zelfs of ‘a satisfactory characterization of focus and presupposition can be given in purely grammatical terms.’ (p. 89). Een van de weinige publikaties over (pseudo-) gekloofde zinnen is die van Akmajian (1970). Hij voert argumenten aan voor de hypothese dat zinnen als ‘Who Nixon chose was Agnew’ ten grondslag liggen aan gekloofde zinnen als ‘It was Agnew who Nixon chose’. Maar hij zegt uitdrukkelijk dat hij niet is ‘concerned here with the deep structure of the pseudo cleft sentence itself’ (dus zinnen als ‘Who Nixon chose was Agnew’, zie weer noot 4). Zowel Chomsky als Akmajian suggereren, met de nodige armslag, dat gekloofde zinnen al door de basisregels gegenereerd worden. De ingebedde Z wordt in elk geval niet transformationeel ingevoerd, zodat het onmogelijk wordt de relatie tussen gekloofde en niet gekloofde zinsparen in termen van transformaties uit te drukken. Daarmee wordt de vraag naar de status van de gekloofde zin-transformatie, waarmee Van den Toorn in het kielzog van Jacobs en Rosenbaum opereert, wel erg dringend. In een Syntactic Structures model, waar Z-inbedding via transformatieregels geschiedt, kan een gekloofde zin-transformatie worden geaccepteerd, maar deze lijkt niet mogelijk in een Aspects-grammatica die elke Z al in de recursieve basisregels verantwoord. In dat kader zou alleen de interpretatieve semantische component zich uitspreken over de relatie tussen gekloofde en niet gekloofde zinsparen.
Om de problemen in II nog eens kort weer te geven:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
R.M. van Zonneveld |
|