Referaatproject - taalkunde kandidaten 1970-1971
Als referaatproject - taalkunde voor de cursus 1970-1971 is in de groep van A - kandidaten gekozen: ‘De subcategorisatie van het Nederlandse adjectief’. De groep - onder leiding van Sassen en Van den Hoek - telt 16 deelnemers onder wie taalkunde en letterkunde als specialisatierichting ongeveer gelijk vertegenwoordigd zijn. Tot de groep zijn ook toegelaten enkele ouderejaarsstudenten die binnen afzienbare tijd hun kandidaatsexamen zullen doen.
Allereerst wordt nagegaan wat er in de grammatica-literatuur over het onderwerp te vinden is. De beschikbare Nederlandse grammatica's en enkele monografieën (Bibliografie no. 154-177) alsook een paar speciale studies over het adjectief (S.C. Dik, Relatieve termen, 1969; Zeno Vendler, Adjectives and nominalizations, 1968) zijn ter bestudering onder de leden van de groep verdeeld. De lijst van te onderzoeken literatuur zal gaandeweg worden uitgebreid.
Ieder brengt bij toerbeurt verslag uit van zijn bevindingen. In de eerste faze is dit verslag beperkt tot de (syntactische, morfologische en semantische) criteria waarnaar het adjectief als woordsoort van andere woordcategorieën wordt onderscheiden. Van bijzonder belang lijkt in dit verband de afbakening naar de kant van bijwoorden en participia. Evenals bij andere woordsoorten zal ook bij het adjectief aandacht moeten worden besteed aan het (omstreden) verschijnsel transpositie (Schultink, dissertatie). Deze verslaggeving is inmiddels op gang gekomen.
In een tweede faze zal de onderscheiding van subcategorieën binnen de categorie van het adjectief - het eigenlijke onderwerp - aan bod komen. Hiervan is in de Nederlandse grammatica en voorzover voorlopig kon worden vastgesteld ook in de grammatica van andere germaanse talen nog niet veel werk gemaakt. Het zal daarom noodzakelijk zijn gebruiksgevallen van (Nederlandse) adjectieven bijeen te brengen en te beschrijven, om aldus te pogen zelf een descriptieve bijdrage tot de oplossing van het gestelde probleem te leveren.
Op deze wijze hoopt de groep een gemeenschappelijk fonds van waarnemingen te vormen, waaraan elke deelnemer, uiteraard ook in de vorm van discussie, zijn bijdrage levert. In de loop van het onderzoek zullen zich ongetwijfeld een aantal onderling nauw samenhangende deelonderwerpen aftekenen, die al naar gelang van persoonlijke voorkeur en betrokkenheid door de deelnemers kunnen worden uitgewerkt tot afzonderlijke referaten. Het spreekt vanzelf dat ieder daarbij gebruik maakt van de zojuist bedoelde gemeenschappelijke verzameling bevindingen.
In de vorige cursus heeft volgens dezelfde opzet een groep van zeven kandidaten zich bezig gehouden met het onderscheid ‘bepaald’ en ‘onbepaald’ in de(Nederlandse) grammatica. Dit bleek, ook bij beperking tot het lidwoord, een erg lastig onderwerp te zijn, met heel wat meer haken en ogen dan de doorgaans nogal simpele voorstelling van zaken, ook in transformationeelgeneratieve literatuur, wil doen voorkomen. ‘Perhaps the most difficult of all problems of noun morphology’ zegt de ‘transformationalist’ Terence D. Langendoen in zijn The Study of Syntax (p. 139). Hij stelt vast dat de moeilijkheid ligt in het bepalen van de wijze waarop de lidwoorden in oppervlaktestructuren verschijnen, maar volstaat verder met in enkele regels te vermelden dat het verschijnsel lidwoord gelieerd is met dat van relatieve zinnen, een conclusie waartoe de groep, aan de hand van een grondige analyse van de behandeling van relatieve zinnen in Syntaxis van Kraak en Klooster, ook was gekomen. Of het probleem van de lidwoorden zou kunnen worden opgelost door het lidwoord eenvoudig als woordcategorie te elimineren en eventueel te doen opgaan in die van de telwoorden en aanwijzende voornaamwoorden (vgl. A.W. de Groot, Betekenis en betekenisstructuur; P.C. Paardekooper Beknopte ABN - syntaksis; W.H.M. Mattens, De Indifferentialis) is een vraag die in het college uitvoerig aan de orde is geweest, maar niet definitief kon worden beantwoord.