Allegorie
Hoe zou zo'n hotel er van binnen uitzien? Elvis Presley weet het, en kan het ons nu vertellen. In elke kamer zit iemand met liefdesverdriet. De mensen van de receptie gaan altijd in het zwart gekleed. En de liftjongens staan de hele dag te huilen naast de lift. Geen begerenswaardige baan, zou je denken, maar ze werken er allemaal al zó lang dat ze er nooit meer weg willen. Je gaat haast denken dat je iets mist als je niet in dit hotel logeert. En dat is ook precies de bedoeling van dit lied. Eigenlijk is het één lange reclamespot voor het Heartbreak Hotel: welkom in herberg Het Gebroken Hart. Als wij ooit ook nog eens door ons liefje verlaten worden, dan moeten we, zo adviseert Presley ons in de slotregels, net als hij de Eenzaamheidstraat helemaal doorlopen tot aan het eind, en dan ook onze intrek nemen in het aangeprezen hotel.
‘Heartbreak Hotel’ is een lied uit 1956. Het werd indertijd ervaren als een opzwepend nummer, en zelfs wel als een begin van een nieuwe episode in de popmuziek, maar de tekst is nog helemaal traditioneel. Als in een middeleeuwse allegorie worden gevoelens hier voorgesteld als personages of plaatsen, precies zoals Charles d'Orléans (1394-1465) het ook al deed in zijn balladen en rondelen. Denk aan zijn lied over ‘L'ostellerie de Pensée’, de ‘Gedachtenherberg’. Dat is het beeld dat hij gebruikt voor het hoofd: een verblijf voor vrolijke en treurige gasten, met namen als Wrok of Wroeging of Waan. Er is altijd plek. En niemand (geen enkele gedachte) kan er geweigerd worden.
Of neem zijn lied over de droefheid, opnieuw opgehangen aan het beeld van een gebouw: ‘la maison de Doleur’, ‘Huize Verdriet’, waar gasten als Zorg, Ouderdom en Beslommering (‘Soussy Viellesse et Desplaisance’) hun zorgvuldig ingestudeerde dansje komen doen. Het is hetzelfde procedé dat ook in ‘Heartbreak Hotel’ wordt gebruikt: gevoelens een naam geven en buiten jezelf plaatsen - om het er gemakkelijker over te kunnen hebben.