Heb je nou je zin!
De inpakvergelijking (‘de zin is een cadeautje dat we gaan uitpakken’) die Marc van Oostendorp gebruikt in de inleiding van zijn boek, is niet alleen van toepassing op hoe het boek opgebouwd is. Hij wil er ook mee zeggen hoe een zin in elkaar zit. Dat is misschien nog wel het best te illustreren met de titelzin, ‘Heb je nou je zin!’
De kern van deze zin is de betekenisrelatie tussen de woorden je, hebben en zin. In al die woorden zitten zelf al verschillende betekenissen (zin als ‘betekenis’ of ‘iets wat je wilt’ of ‘een opeenvolging van woorden’ en hebben als ‘bezitten’ of ‘behept zijn met’, en er is nog veel meer mogelijk), maar de essentie van de zin is ‘Je hebt je zin.’
Maar elke zin is verpakt. Zo is deze zin voorzien van een vraagvorm, waardoor het woord heb vooraan staat. Toch heeft de zin niet meteen de betekenis van een vraag, want er zit nóg een verpakkingslaagje omheen, aangegeven door het uitroepteken: het is ook een uitroep, waarmee de spreker een emotie aangeeft. Wat dat voor een emotie is, staat met het woordje nou op de verpakking geschreven: het gaat om een soort afkeuring. Nu blijkt dat je, om die zin te begrijpen, eigenlijk een hele context nodig hebt, dus dat is ook weer een verpakkingslaagje: blijkbaar heeft de toegesprokene een beetje zitten drammen, en de spreker heeft tegen zijn zin iets moeten doen, en nou zitten we, dankzij dat onwenselijke gezeur, met de gebakken peren.
Op deze manier zit volgens Van Oostendorp elke zin, zowel door de taalvormen als door de context, ingepakt in verschillende laagjes. De taalkunde bestudeert niet alleen die zin, maar ook en vooral die verpakking.