Iktionaire
Waaghalzen
Een woord dat je nog maar zelden hoort, is speculeren, ‘iets opkopen bij het vooruitzicht van een prijsverhoging’. Tot de jaren tachtig was dat anders. Speculatie was een belangrijke oorzaak van de Grote Depressie in de jaren dertig, en sindsdien stond de speculant in een kwaad daglicht. In de VS werd speculatie wettelijk aan banden gelegd, tot die restricties in de jaren tachtig weer werden teruggedraaid, als onderdeel van de liberalisering van de financiële sector. Maar het begrip - speculeren, speculant - kwam niet terug. Het onderscheid tussen investeren en speculeren, tussen verdiend en onverdiend inkomen, werd geruisloos opgeheven. Speculeren heette voortaan ook ‘investeren’. De taal van het neoliberalisme. Speculeren met aandelen: ‘optiehandel’. En opnieuw werd speculatie, maar deze keer incognito, de oorzaak van een grote financiële crisis.
Met het woord ondernemer is het andersom: dat hoorde je voor de jaren tachtig zelden, en tegenwoordig voortdurend. Werkgeversvereniging Actiz vertegenwoordigt ‘zorgondernemers’, terwijl ik bij gezondheidszorg toch eerder aan een ‘instelling’ denk dan aan een ‘onderneming’. Dit voorjaar werd op televisie een serie interviews uitgezonden met ‘topondernemers’. Van de elf ondervraagden was misschien de helft inderdaad ‘ondernemer’, de overige waren managers, bedrijfsleiders. Een ondernemer is beledigd als je hem ‘bestuurder’ noemt, maar een bestuurder zal niet protesteren als je hem ‘ondernemer’ noemt.
Vroeger spraken vakbondsmensen van ‘de werkgevers’, ‘het bedrijfsleven’ of ‘de particuliere sector’, maar ook zij hebben het tegenwoordig over ‘ondernemers’. ‘Vroeger’ wil in dit geval zeggen: voor Margaret Thatcher. Thatcher was bepaald geen vijand van het grootkapitaal, maar haar ware vrienden waren de kleine ondernemers. ‘The shopkeepers, or what we today call a small business owner.’ Haar soulmate Ronald Reagan zei in 1988 tegen een zaal vol Russische studenten: ‘De pioniers van vandaag zijn de ondernemers, mensen met visie, met de moed om risico's te nemen en de durf om onbekend terrein te betreden.’
Een abstract deelgebied maakt plaats voor het onverschrokken individu zonder wie dat deelgebied zou verkommeren. Het bedrijfsleven, de particuliere sector, die moet je in de gaten houden en reguleren, anders maken ze er een potje van, dat weet iedereen. Maar de ondernemers, de waaghalzen die (met hun ‘durfkapitaal’) de economische bloedsomloop op gang houden - die moet je natuurlijk de ruimte geven. Die moet je vooral aanmoedigen en faciliteren. ‘De ondernemer’ is een neoliberaal frame.
JAN KUITENBROUWER