Van Aaf tot z
Vark
Ik vind de taal die mijn tweeënhalfjarige zoon uitslaat zó leuk dat ik in dezelfde taal terugpraat. Als ik hem op straat wijs op een hond, zeg ik, ‘Kijk, een waf-waf.’ Ik noem ons bed het ‘papa-mamabed’, en niet ‘het grote bed voor de volwassen mensen’. Hij noemt zichzelf Mimi, dus ik noem hem ook zo (hij heet, overigens, Benjamin). Speeltuin is ‘steelpuin’, varken is ‘vark’, buurman is ‘buurmanbuurmanbuurman’. En iedereen die op de buurman lijkt, is ook ‘buurmanbuurmanbuurman’.
Prima.
‘Is het wel goed voor zijn taalontwikkeling als jij hem niet verbetert?’, vroeg mijn broer voorzichtig. ‘Dat weet ik niet. Maar ik vind het te schattig om er iets aan te doen’, zei ik bits terug.
Als ik afga op mijn moederinstinct - en dat schijnt goed te werken, lees ik in alle boekjes - voel ik dat het wel goedkomt met Benjamins taal. Tenslotte heeft hij in de afgelopen twee jaar razend veel woorden geleerd, zelfs shit en verdomme, terwijl ik die altijd probeer te onderdrukken. (Maar shit onderdrukken gaat moeilijk als iemand over je hand heen poept terwijl je hem staat te verschonen. Bovendien is het educatief, want dan leert hij meteen wat poep is in het Engels.)
Maar toen ik erover ging nadenken, bedacht ik dat mijn laconieke houding ten opzichte van de taalfouten van mijn kind - of sterker nog: het feit dat ik die schattige foutjes áánmoedig - rechtstreeks voortkomt uit mijn eigen taalopvoeding.
Ik ben opgevoed door mijn vader, Hugo Brandt Corstius, die vele taal-enthousiastelingen zullen kennen omdat hij nu eenmaal jarenlang Meneertje Taal is geweest - en dat nog steeds is, alleen publiceert hij er nu wat minder over. Grappig genoeg dachten mensen altijd dat als je door Meneertje Taal werd opgevoed, je volstrekt foutloos Nederlands zou spreken.
Maar dat was juist niet zo. Hij verbeterde ons nooit. Jarenlang heb ik ‘groter als’ gezegd, en ook ‘groter dan hem’ (en raar genoeg weer niet ‘groter als hem’). En mijn vader zei er niets van. Juist omdat hij Meneertje Taal is, gelooft hij dat taalfouten niet bestaan.
Tegen de tijd dat ik een jaar of 33 was, begon ik op te merken dat mensen raar opkeken als ik ‘groter als’ zei, en toen ben ik het gaan corrigeren, en dat gaat prima. Ik hoef er nu bijna niet meer over na te denken.
Het komt dus goed met kinderen die nooit gecorrigeerd worden. Al zal ik mijn zoon wel ruimschoots voor zijn 33ste vertellen dat hij geen Mimi heet.
Aaf Brandt Corstius