Horstlog
Verlanglijstje
Ik lees in een stukje van de taalkundige Marc van Oostendorp op het weblog Neder-L dat Linde van den Bosch afscheid heeft genomen als algemeen secretaris van de Nederlandse Taalunie, en dat ze bij die gelegenheid een toespraak heeft gehouden. In die toespraak moet ze een paar belangrijke taalpolitieke onderwerpen voor de komende jaren genoemd hebben. Zeg maar een soort verlanglijstje. Marc van Oostendorp is het heel erg met haar eens. Hij is zelfs van plan om politici van alle politieke partijen een brief te sturen om hun dit verlanglijstje in te peperen. En hij gaat ons op de hoogte houden van de antwoorden die hij krijgt.
In het algemeen zijn verlanglijstjes van aantredende kopstukken natuurlijk veel interessanter dan die van vertrekkende, maar ik zal toch de punten noemen die Van Oostendorp zo in vuur en vlam gezet hebben: 1. Wie bepaalt hoe we iets moeten schrijven? Zijn daar normen voor en wie bepaalt die? 2. Studenten kunnen niet meer spellen, geen fatsoenlijke zin meer formuleren. Wie doet daar iets aan? 3. Blijft het Nederlands wel een taal van de wetenschap? 4. Moeten we ons wapenen tegen het oprukkende Engels? 5. Groeien het Nederlands in Nederland, Vlaanderen en Suriname uit elkaar? Is dat erg? 6. Wat betekent dat voor het Standaardnederlands?
Ik ben, laat ik het maar eerlijk zeggen, verrast door de reactie van Van Oostendorp. Ik houd hem namelijk voor een verstandig man. Eerst dacht ik aan ironie, maar bij nader inzien geloof ik dat hij het meent. Bovenstaand lijstje getuigt, punt voor punt, van het soort oppervlakkige apenliefde voor de Nederlandse taal dat je veel tegenkomt bij mensen die weigeren zich van de feiten op de hoogte te stellen of over de zaken langer dan drie minuten na te denken. Perfect geschikt om in volle zalen de handen op elkaar te krijgen, maar zo wereldvreemd dat je er niks mee kunt beginnen. Nou ja, behalve dan brieven sturen naar parlementariërs.
Het antwoord op de meeste vragen is ontkennend, of je nu hoog of laag springt. En daar gaan de brieven van Van Oostendorp ook niets aan veranderen. (Ik blijf een beetje twijfelen; zou hij het toch ironisch bedoelen?)
En dan vraag 2 van Van den Bosch. Haar ‘niet meer’ impliceert dat het vroeger anders was. Het is, dunkt me, volksverlakkerij om het zo voor te stellen. Het moge waar zijn dat van de honderd studenten er tegenwoordig slechts tien behoorlijk schrijven en spellen. Maar het is niet zo dat de overige negentig vroeger beter schreven en spelden. De waarheid is dat die overige negentig er vroeger gewoon niet waren.
De oplossing van het probleem, als het dat is, is simpel: stuur die negentig naar huis. Maar dit paardenmiddel lijkt me erger dan de kwaal. Dan is het zaak om je verlies te nemen, en de prijs te betalen die democratisering van het onderwijs kost. Ik denk dat er in ons hoger onderwijs nog precies evenveel studenten fatsoenlijk schrijven en spellen als vijftig jaar geleden; maar destijds bepaalden zij het beeld, en tegenwoordig, door de toevloed van studenten, moet je ze met een kaarsje zoeken in de menigte.
Een paar jaar geleden hadden we een voorzitter van de HBO-raad die in ernst ervoor pleitte dat 70% van de jongeren naar het hoger onderwijs zou doorstromen. Alsof je zou kunnen zeggen dat de meeste mensen veel langer zijn dan het gemiddelde. Als 70% naar het hoger onderwijs gaat, dan is dat logisch noodzakelijk niet langer ‘hoger’, oftewel: dan daalt het niveau. Maar hier zou Linde van den Bosch natuurlijk terecht kunnen vragen: is dat erg?
Joop van der Horst
Het stukje van Marc van Oostendorp is te vinden op http://tinyurl.com/horstlog