| |
| |
| |
Gaston Dorren
Talen als trekpleisters
Excursies naar het Engels, Azerbeidzjaans en Ests
Onze Taal besteedt af en toe aandacht aan de ‘buren’: talen die (bijna) grenzen aan het Nederlands. Zo stonden vorig jaar oktober nog de talen van Scandinavië centraal. In het boek Taaltoerisme, dat binnenkort verschijnt, leidt Gaston Dorren de lezer door de héle buurt, namelijk Europa. Als een gids vertelt hij verrassende verhalen over 53 talen: van Portugees tot Russisch en van IJslands tot Grieks. Hier alvast drie bestemmingen.
Illustratie: Frank Dam
| |
Wereldfaal
Jongens, jongens, jongens, wat is Engels een beroerde keus. Is dat de taal die we met zijn zeven miljarden moeten gaan spreken? Wie heeft dit in vredesnaam bedacht? Een taal met een excentrieke grammatica, een erkende puinhoop van een spelling en een uitspraak die alleen voor de sprekers van het Nederlands, Duits en de Scandinavische talen redelijk te doen is. Zelfs Latijn was een geschiktere wereldtaal dan Engels.
Dat de grammatica raar is, valt te illustreren met drie voorbeelden (uit vele). Eén: ontkenningen. De meeste talen hebben daar gewoon één woord voor: njet, nicht of não. Zo niet het Engels. Dat gebruikt liever speciale werkwoordsvormen: isn't, didn't, shan't, couldn't, oughtn't, ain't en nog een hele reeks andere. Natuurlijk, daar zat ooit het woordje not in. Maar dat is vastgegroeid en vrijwel onherkenbaar geworden. Het is moeilijk vol te houden dat won't klinkt als will not of ain't als is not.
Twee: de overvloed aan voorzetsels. In de meeste talen zijn voorzetsels een kleine, onbeduidende woordgroep. In het Engels is een zin als ‘It's hard for her to put up with’ heel normaal. For en with zijn voorzetsels (ook al staat with aan het éínd van de zin - wat nou, vóórzetsel?), to en up hier strikt genomen niet, maar in het algemeen wel. Zelfs het nauw verwante Nederlands drukt dezelfde gedachte liever zonder voorzetsels uit: ‘Ze kan het moeilijk verdragen.’
Voorbeeld drie: de sterke werkwoorden. Wij zijn bevoorrecht, want het Nederlands heeft ze ook, maar de rest van de wereld wordt horendol van forbade en blew en borne. Het dieptepunt is ‘lezen’: tegenwoordige tijd read (rijmt op creed), verleden tijd read (rijmt op bed).
| |
■ Ghoti
De Engelse spelling is zo mogelijk nog erger. Overbekend is de constatering van schrijver George Bernard Shaw dat je fish ook als ghoti zou kunnen schrijven: de gh van tough, de o van women en de ti van nation. Maar Shaw had net zo goed kunnen zeggen dat ghoti helemaal niet wordt uitgesproken, vanwege de stomme gh van though, de stomme o van leopard, de stomme t van castle en de stomme i van juice. Is het een won- | |
| |
der dat in de Engelstalige wereld een dyslectische aanleg vaker leidt tot echte problemen? In taalgebieden met een meer systematische schrijfwijze valt een milde vorm van dyslexie vaak niet eens op.
Het moet met die chaotische spelling te maken hebben dat het Engels een diepe minachting voor accenttekentjes heeft ontwikkeld. Als de geschreven taal zo weinig zegt over de uitspraak, waarom zou je dan café, ångström (een lengte-eenheid) en prêt-à-porter (‘confectie’) schrijven? Dan liever cafe, angstrom en pret-a-porter: je ziet nog steeds niet hoe je het moet uitspreken, maar het is tenminste makkelijker te spellen. Doordat de computerwereld radicaal Engelstalig is, heeft het dan ook lang geduurd voordat digitale apparatuur overweg kon met ‘un-American activities’ als schrijven in het Duits (ö, β) of printen in het Frans (û, ae) -laat staan dat kleinere talen als Hongaars (ő, ű) en Litouws (į, ė) aan hun trekken kwamen. Wie meent dat dit inmiddels grondig verholpen is, moet maar eens een boek over Europese talen schrijven.
| |
■ Tongcapriolen
Misschien nog erger dan de buitenissige grammatica en de ondeugdelijke spelling is de moeilijkheidsgraad van de Engelse uitspraak. Engelse woorden eindigen ijskoud op een b of op een d. Niet alleen op papier, maar ook in de mond. Lob wordt uitgesproken als ‘lob’ en niet als ‘lop’, en bed als ‘bed’ en niet als ‘bet’. Niet alleen Nederlandstaligen vinden dat vreemd, maar ook sprekers van veel andere talen kijken daarvan op. Verder vragen de Engelse slisklanken (these three) om tongcapriolen die de meeste anderstaligen sinds hun peutertijd niet meer uitgehaald hebben. Ook sommige moedertaalsprekers hebben er moeite mee, getuige de uitspraak van brother: ‘brudder’ bij Ieren, ‘brov’ in het Cockney en ‘brudda’ of ‘bruvva’ in het Zwart Amerikaans Engels.
Nog lastiger aan de uitspraak is de duizelingwekkende veelheid aan klinkers. Neem de woorden par, pear, peer, pyre, poor, power, purr, pull, poop, puke, pin, pan, pain, pen, pawn, pun, point, posh, pose en parade. Een moedertaalspreker hoort na de p twintig keer een andere klank. Doordat de meeste talen maar een stuk of zes klinkers onderscheiden, is het voor sprekers van pakweg het Spaans, Russisch of Chinees haast ondoenlijk om er in het Engels meer uit elkaar te houden dan het handjevol dat ze van huis uit kennen. Het Engels dat ze horen, verstaan ze moeilijk; het Engels dat ze laten horen, is moeilijk te verstaan.
Een waardeloze wereldtaal dus. Althans, voorzover Engels de wereldtaal is. Per slot van rekening zijn er flinke delen van de globe die zich daar nog niet bij hebben neergelegd. In Oost-Azië en de Arabische wereld beheerst slechts een kleine minderheid de taal, in de Frans- en Portugeestalige delen van Afrika eveneens. En in de Nieuwe Wereld weigert Zuid-Amerika niet alleen hardnekkig om Engels te leren, maar wordt hét grote wereldbolwerk van het Engels, de Verenigde Staten, geleidelijk aan veroverd door... het Spaans van Latijns-Amerika. Kijk, het Spaans van Latijns-Amerika, dát zou nou eens een goede wereldtaal zijn. Een heel aanvaardbare grammatica. Een deugdelijke spelling. En mits je met de r kunt rollen een makkelijke uitspraak.
Wat een wenkend perspectief: Español als wereldtaal. Bijna Esperanto, bijna ideaal.
| |
Cigaret, sigaret, СИГАРЕТ of ةراجيس
Ik word vrolijk van The Police, mijn vrouw van Pearl Jam. Ik herinner me Q & Q, zij Theo en Thea. Er loopt kortom een generatiekloofje door onze relatie.
Iets waar we het wél over eens zijn, is de spelling van de Nederlandse taal. Maar dat is eigenlijk toeval. Onze grootouders schreven nog heeten en koopen. Mijn ouders leerden al heten en kopen, maar nog wel cigaret en vacantie. Haar ouders én wijzelf (geboren in 1965 en 1977) groeiden op met sigaret en vakantie, en met pannekoek en paddestoel. Ons oudste nichtje (1995) leerde op school juist pannenkoek, en alle vijf onze jongere neefjes en nichtjes schrijven ook bij paddenstoel een tussen-n. We zijn, kortom, een door spellinghervormingen verscheurde familie.
Al deze veranderingen hebben in de Nederlandstalige wereld voor veel onrust gezorgd. Maar namen mensen uit Azerbeidzjan hier kennis van, dan zouden ze niet onder de indruk zijn. Waarschijnlijk zouden ze eerder reageren met: Is dit alles? Lettertje meer, lettertje minder, lettertje anders? Waar heb je het nou helemaal over?
En inderdaad, de bewogen twintigste eeuw die Azerbeidzjan heeft doorgemaakt, heeft de schrijfwijze van de landstaal heel wat harder door elkaar geschud.
| |
■ Ommezwaaien
Eeuwenlang schreven de Azerbeidzjanen (of Azeri's) hun Azerbeidzjaanse (of Azerische) taal met Arabische letters. Dat sprak in hun - islamitische - deel van de wereld toentertijd nu eenmaal vanzelf, en dat bleef gewoon zo nadat Azerbeidzjan in de negentiende eeuw was ingelijfd door het Russische Rijk. Het veranderde pas na de Oktoberrevolutie van 1917. Toen het stof was neer-gedwarreld en men zich weer om zoiets als spelling kon gaan bekommeren, schakelden de Azerbeidzjanen geleidelijk, tussen 1923 en 1929, over op het Latijnse alfabet. Dat was even wennen. Even maar, want in 1938 volgde er een nieuwe ommezwaai, ditmaal naar het cyrillisch en ditmaal in Stalin-stijl: rigoureus dus. Na 1991, het jaar waarin de Sovjet-Unie uiteenviel en Azerbeidzjan onafhankelijk werd, kwam het Latijnse schrift weer aan de beurt. Om de verwarring compleet te maken, koos men nu voor een iets andere spelling dan in de vorige ‘Latijnse periode’, in de jaren twintig en dertig dus.
Niet dat iedereen met zijn tijd is meegegaan. Oudere mensen in Azerbeidzjan schrijven nog steeds in het cyrillisch. En de sprekers van het Azerbeidzjaans in Iran, vele miljoenen in getal, hebben zich van al deze schriftelijke veranderingen sowieso niets aangetrokken. Zij zijn al die tijd het Arabische alfabet blijven hanteren, zoals voor alle talen in Iran -ook het Perzisch - gebruikelijk is.
Wij glimlachen als we in een vooroorlogs fotoalbum zoo zien staan in plaats van zo en schrikken als we rhythmisch lezen in plaats van ritmisch. Is dat alles?, denkt de Azerbeidzjaan. Als hij nu rond de veertig is, kan hij de brieven van zijn grootouders én die van zijn kinderen nauwelijks ontcijferen.
Als een Azerbeidzjaan nu rond de veertig is, kan hij de brieven van zijn grootouders én die van zijn kinderen nauwelijks ontcijferen.
| |
| |
Sommige woorden in het Ests lijken wel Nederlands.
Foto: Simon Chapman
| |
Estse vreugde
Wanneer je onverwacht een goede bekende op tv ziet, treedt er een vreemd effect op. Eerst voel je een kleine schok die wel wat op schrik lijkt: hè, wat?! Dan twijfel: vergis ik me niet? En ten slotte ervaar je een lichte vreugde: mijn bekende is op tv! Weer eens wat anders dan al die onbekenden (en al die Bekende Landgenoten, die je net zomin kent).
Datzelfde effect kan optreden wanneer je een tekst in het Ests onder ogen krijgt. Nieuwsgierig rondsnuisterend in een muffig winkeltje sla je een tweedehands boek in een vreemde taal open. Je vermoedt dat het Fins is (‘enamik läti aluspõhjakivimitest on pärit vanaaegkonna...’), je aarzelt misschien omdat de letter õ er niet Fins uitziet en dan staat daar opeens, pats-boem: klooster. Schrik, twijfel, vreugde: een bekende te midden van de gezichtsloze menigte!
Je bladert verder en je ziet er meer: roos, tulp, aster, gerbera, anemoon en vaas - een passage over tuinieren of bloemschikken, ongetwijfeld. Geoloog, piloot, diplomaat, fotograaf en jurist -een stukje beroepsadvies? Je zoekt naarstig verder. Alinea's lang is alles volkomen duister en ondoorgrondelijk, maar dan gaat het licht weer aan: kunst en literatuur, kool en rabarber, mantel en sandaal, planeet en vulkaan, tsaar en vorst. De antiquair wil intussen sluiten, je weifelt - zul je het kopen? Kaart, ideaal, reis, keel, kurk. Je hebt er natuurlijk niks aan. Lamp, kroon, praam, kapiteel. Ach wat, die drie euro. Meenemen.
Het boek zal verstoffen en bij de volgende verhuizing in de papierbak verdwijnen. Maar intussen is wel de vraag gerezen: Hoe komen die Nederlandse woorden toch in het Ests terecht? Wat is het verband tussen die twee talen?
Dat verband heet: Duits. Vele eeuwen lang was dat de taal van de heersende klasse in Estland. Preciezer gezegd: die klasse sprak lange tijd Nederduits, de taal waartoe ook de streektalen van Oost-Nederland behoren (Gronings, Achterhoeks en alles daartussen). De Hoogduitse woorden die wij op school leren, zoals Tulpe, Reise en Lampe, missen in het Nederduits die slot-e, met als gevolg dat ook in de Estse woorden die e ontbreekt.
| |
■ Glad ijs
Dat veel woorden er op papier eerder Nederlands dan Duits uitzien, komt door een Estse spellingregel: schrijf lange klinkers altijd dubbel. In het Duits komen dubbele klinkers ook weleens voor (Meer, Saal, doof), maar niet zo vaak. In het Nederlands wel, dus vandaar dat kroon, keel en ideaal zo'n Nederlandse aanblik bieden.
Dát verklaart dus onze schrik, twijfel en vreugde in het antiquariaat: Nederduitse invloed en een Nederlands aandoende spelling. Maar is de vreugde wel terecht? Zíj́n de woorden echte bekenden - of valse vrienden, die niet zijn wat ze lijken?
Dat verschilt, leert het woordenboek. Tsaar is ‘tsaar’, maar vorst betekent ‘worst’. Rabarber is ‘rabarber’, maar kool is ‘school’. En de keel zit iets hoger dan onze keel: het is ‘tong’, en daarom ook ‘taal’. Tegen ‘keel’ zeggen de Esten kurk - een woord om dorst van te krijgen. Een praam is wel een soort schip, maar een stuk groter dan onze praam. De overige woorden hierboven zijn wat ze lijken, maar voor ader, loom, leer, meest, kabel, korter, kust, veer, hoog, hoor, kaas, pool en nog veel meer korte woorden geldt dat niet. Signaal wel, maar sein niet. Het is, kortom, glad ijs.
Maar staat er een hoofdstukje over scheepvaart in het boek, dan kunnen we ons helemaal thuis voelen. Spelling en uitspraak zijn vaak verestst (vooral tüürpoord - dat woord is het vereststst), maar de Nederlandse wortels zijn toch duidelijk zichtbaar: loots, kaabeltau, ankur, tross, jaht, ahterpiik, eeselkopp, pootsman, pakpoord en zijn tegenhanger tüürpoord. Plus een groot deel van de scheepstuigage: raa, fokkmast, fokkmarssteng, fokkvant, paalmast, grootmast, grootvant, besaanmast, besaanvant en fokkpraamvant.
Schrik.
Twijfel.
Vreugde!
Kaart, ideaal, reis, keel, kurk, lamp, kroon: hoe komen die Nederlandse woorden toch in het Ests terecht?
Taaltoerisme. Feiten en verhalen over 53 Europese talen van Gaston Dorren, met bijdragen van Jenny Audring. Uitgeverij Scriptum, €16,-. ISBN 978 90 5594 886 4. Meer informatie: www.taaltoerisme.nl. Zie ook de aanbieding op blz. 103.
|
|