■ Sceptisch
Dat naamgeving grote gevolgen heeft, wordt door veel psychologen inmiddels als feit aangenomen. Er is veel onderzoek naar gedaan en het komt voor in officiële studieboeken. Maar helemaal onomstreden is het niet, want de kritiek neemt toe. Zo besloot psycholoog Uri Simonsohn van de Universiteit van Pennsylvania afgelopen zomer om zelf eens sceptisch een stapel naamonderzoeken over te doen. Zijn conclusie: de bevindingen kloppen, maar de verklaringen zitten er volledig naast. Iemands naam beïnvloedt zijn leefomstandigheden niet, zegt Simonsohn, maar iemands leefomstandigheden bepalen juist de naam.
Neem het ‘Dennis the dentist’-voorbeeld. De vinders van dit feit stellen trots dat er meer tandartsen zijn die Dennis heten dan tandartsen die Walter heten. Dat klopt, zegt Simonsohn, maar er zijn ook meer advocaten die Dennis heten dan Walter. De roepnaam Dennis is simpelweg veel populairder dan de roepnaam Walter en dáárom is hij oververtegenwoordigd, ook bij tandartsen. Hetzelfde geldt voor gelijknamige huwelijkssetjes: dat heeft niets te maken met naamletterliefde, maar alles met het feit dat sommige namen in bepaalde gebieden gewoon vaker voorkomen. En ja, dan is de kans natuurlijk groter dat een echtgenoot ook een naamgenoot is.
Om vergelijkbare redenen is het niet zo dat steden en straten mensen met gelijke namen aantrekken, maar juist dat steden en straten genoemd worden naar de inwoners en stichters ervan. Met andere woorden: naar namen die in de omgeving vaak voorkomen. Simonsohn onderbouwt die stelling met het gegeven dat de naam George inderdaad vaker voorkomt in de Amerikaanse staat Georgia, maar ook in buurstaten Tennessee en Noord- en Zuid-Carolina. De naamonderzoekers stuiten op omgekeerde causaliteit, zegt Simonsohn, en de uitleg staat dus compleet op zijn kop. Je gaat niet ergens wonen omdat die plek jouw naam heeft, maar jij hebt die naam omdat je op een bepaalde plek woont.