| |
| |
| |
Hoe zeg je ‘plead guilty’ in andere talen?
Het vertalen van juridische teksten
Gaston Dorren
Weinig teksten luisteren zo nauw als wetteksten. Dus vergt het vertalen ervan uiterste precisie. Maar zegt de Belgische wet altijd in beide talen hetzelfde? Hoe luiden de wetten van Nederland in het Fries en het Papiaments? En hoe hebben de Indonesiërs de koloniale wetgeving vertaald?
Illustratie: Frank Dam
Als elke burger geacht wordt de wet te kennen, mag de wetgever wel zijn best doen het de burger zo makkelijk mogelijk te maken. Bijvoorbeeld door de wetten te schrijven in diens eigen taal.
De wetgever in Nederland zou dus Nederlandstalige wetten moeten geven. Welnu, dat doet hij ook. Alles in orde dus? Wacht, niet zo snel. Hoe zit het bijvoorbeeld met het officieel tweetalige Friesland? Sinds tientallen jaren is het Fries toegestaan als voertaal tijdens rechtszaken. Eigenlijk vreemd dus dat er geen Friese wetteksten beschikbaar zijn. Zelfs de provinsje Fryslân publiceert de meeste van haar verordeningen in het Nederlands, laat een woordvoerster weten. ‘Alleen die over taal en cultuur schrijven we in het Fries.’ En de Fryske Akademy heeft de indruk dat ook de gemeenten vooral Nederlandstalige teksten produceren.
Nu is er nauwelijks een autochtone Fries te vinden die geen Nederlands begrijpt. Maar in het Caribische deel van het Koninkrijk spreken veel mensen naast hun Papiamentse of Engelse moedertaal matig Nederlands. Toch zijn alle wetten ook daar uitsluitend in het Nederlands gesteld: niet alleen voorzover ze uit Europa komen, maar ook als het eigen bestuur ze heeft opgesteld, na een parlementair debat in de eigen taal. Ook in de rechtbank wordt doorgaans Nederlands gesproken, al gaan strafzaken soms (gedeeltelijk) in het Papiaments, en burgerrechtelijke zaken tegen bijvoorbeeld wanbetalers meestal. Zo nodig wordt er getolkt. De processtukken zijn sowieso in het Nederlands; aan de advocaat de taak om deze voor zijn cliënt te vertalen. Bij gebrek aan een uitgebreid juridisch jargon in het Papiaments is de voorkeur voor het Nederlands misschien begrijpelijk. Anderzijds: geen enkele taal heeft zo'n jargon voordat er wetten in worden geschreven. Een kip-of-ei-kwestie dus.
| |
■ Onschuldig veroordeeld
In België is de situatie (weer eens) gecompliceerder. Althans, tegenwoordig. Van de onafhankelijkheid in 1830 tot 1898 kenden Belgische wetten uitsluitend een Franse officiële versie. ‘Overwegende’, zo verklaarde het Voorlopige Bewind meteen al in 1830 (maar dan in het Frans), ‘dat de Vlaamse en Duitse taal die onder de inwoners van zekere plaatsen in gebruik zijn, verschillen van provincie tot provincie en soms van district tot district, zodat het onmogelijk zou zijn een officiële tekst van wetten en besluiten in het Vlaams en Duits te publiceren.’ Toch verscheen er - zij het vaak met vertraging - een Nederlandse vertaling. Meer dan een hulpmiddel was dat niet, want in rechte gold enkel het
| |
| |
Franse origineel. Ook processen vonden plaats in het Frans. Dit leidde in 1860 tot een treurig dieptepunt: twee Vlaamse arbeiders, Coucke en Goethals, werden onschuldig veroordeeld wegens moord en terechtgesteld. Het proces was volledig langs hen heen gegaan. Deze dwaling luidde de ommekeer in: in 1873 werd het Nederlands in Vlaanderen de hoofdtaal in rechtszaken. Maar nog in 1908 verklaarde procureur-generaal Alexis Callier dat het Frans de ideale rechtstaal was - het was nu eenmaal beschaafder.
Toch verschijnen al sinds 1898 alle nieuwe wetten in het Frans én Nederlands, met een gelijke juridische status voor beide. Wel zou het nog lang duren tot ook alle reeds bestaande wetten vertaald waren. Pas in de jaren vijftig kwam er een Nederlandstalige versie van de grote napoleontische wetboeken; van de grondwet zelfs pas in 1967! Van de drie gewesten hoeft alleen Brussel zijn wetten tweetalig uit te brengen. ‘Het Franstalige en Vlaamse gewest vertalen hun wetten wel, maar dan veeleer uit hoffelijkheid jegens de andere taalgemeenschap’, aldus Karl Hendrickx, taalkundige aan het Belgische Rekenhof en gepromoveerd op de taalkwestie in de Belgische wetgeving.
| |
■ Nuancefoutjes
Hoe gaat dat eigenlijk in zijn werk, wetten schrijven in twee talen? Wordt er één versie geschreven en wordt die dan vertaald? Of getuigt deze gedachte van gebrek aan fantasie? ‘Uw fantasie schiet hier inderdaad tekort’, lacht Hendrickx: ‘U moet zich hier België in zijn meest extreme tweetalige vorm voorstellen: teksten komen tegelijk in de twee talen tot stand. Soms steekt de ene versie de andere voorbij, dan wordt de andere weer aangepast, soms wordt een tekst in één taal uitgewerkt en pas later vertaald. Bij een Franstalige minister kan toch een wet in het Nederlands opgesteld worden, omdat de juridische expert in die materie nu net Nederlandstalig is. Een Nederlandstalige minister kan in het Frans werken omdat een grote belangengroep vooral Franstalig is, enzovoort. De handleiding wetgevingstechniek geeft overigens de raad om de tekst zo veel mogelijk vanaf het begin in de twee talen op te stellen: zo zie je meteen of je de juiste bedoeling verwoordt in de twee versies. Een tekst achteraf laten vertalen zorgt maar al te vaak voor subtiele nuancefoutjes.’
Inderdaad. Zo is in de wet over het beroep van vroedvrouw in het Frans sprake van ‘retrait du cathéter de péridurale’. De Nederlandse versie spreekt van het ‘terugtrekken van de peridurale katheter’ (een slangetje dat gebruikt wordt bij de ruggeprik). Waarschijnlijk wordt ‘uittrekken’ bedoeld, want terugtrekken is eerder een specialistenklusje. Goed vertalen kan hier dus letterlijk een kwestie van levensbelang zijn.
Zulke fouten zijn kenmerkend voor de Belgische wetgeving, meent Hendrickx: ‘De kwaliteit lijdt onder tijdsdruk en slordigheid.’ Om de (ver)taalfouten te bestrijden heeft de Raad van State een zogeheten concordantiedienst, die de Franse en Nederlandse versies nauwkeurig naast elkaar legt. Deze dienst kan daarbij gebruikmaken van speciale woordenboeken en databanken, zodat het Nederlandse sterfhuisconstructie niet per ongeluk als ‘construction de la maison mortuaire’ in de Franstalige wet komt, en de Franse technique de la coquille vide niet als ‘legeschelptechniek’ in de Nederlandstalige - de twee begrippen betekenen hetzelfde.
| |
■ Vliegend voertuig
Op papier heeft België zijn zaakjes dus goed voor elkaar. Datzelfde geldt voor die andere meertalige staatkundige eenheid met Brussel als hoofdstad en een Belg aan het hoofd: de Europese Unie. Viertalig bij de oprichting, is die inmiddels uitgegroeid tot een kolos met 23 officiële talen. Ook hier worden keurig alle ‘wetgevende instrumenten’ (de EU maakt geen wetten) en veel andere documenten gepubliceerd in 23 smaken.
Het wonderlijke is: dat loopt soepel. De Europese vertaal- en tolkdienst is de grootste ter wereld en levert - tegen aanzienlijke kosten, dat wel - prima werk. Slechts een enkele keer ontstaan er interpretatieproblemen. Mocht een Turkse immigrant in het kader van gezinshereniging zijn stiefzoon laten overkomen? Ja, zeiden de Nederlandse en Duitse versies van de tekst: het recht gold voor's mans ‘echtgenote en de kinderen’. Nee, zeiden de Engelse, Italiaanse en Franse versie: alleen zijn ‘echtgenote en hun nakomelingen’ waren welkom. De stiefzoon moest in Turkije blijven.
Mocht een Turkse immigrant zijn stiefzoon laten overkomen? Ja, zei de Nederlandse tekst. Nee, zei de Engelse versie.
Een ander conflict, in Denemarken, draaide om de vraag of onder een zeker begrip alleen voertuigen vielen, of ook vaar- en vliegtuigen. In het Deens stond køretøj (‘voertuig’), en ook de Zweedse, Nederlandse en Griekse teksten deden duidelijk aan iets met wielen maar zonder vleugels denken. Het Duitse Fahrzeug, daarentegen, en ook allerlei varianten op vehicle laten de mogelijkheid van varen en vliegen wijd open. Die laatste opvatting won.
| |
■ Schuldig pleiten
In één opzicht hebben België en de EU geluk: ze hanteren allebei één rechtssysteem. In België is dat, zoals overal op het Europese vasteland, het burgerlijk recht, in de EU het gemeenschapsrecht - een geheel nieuw systeem met een eigen terminologie. De Angelsaksische wereld daarentegen kent de zogeheten ‘common law’. Voor veel begrippen in dit rechtsstelsel kennen andere talen dan het Engels van huis uit geen gelijkwaardige tegenhangers. Dat kan een probleem zijn. Niet alleen in Canada, waar beide rechtsvormen (dus burgerlijk recht en common law) door elkaar heen voorkomen, maar ook in onze contreien: het Joegoslavië-tribunaal in Den Haag hanteert Frans en Engels als officiële talen (en Servo-Kroatisch als aanvullende werktaal). De werkwijze van het tribunaal is geënt op common law. Geen probleem voor de overwegend Engelstalige aanklagers en rechters, maar lastig voor de verdedigers, die vooral Frans en Servo-Kroatisch spreken.
Zo is een typisch Angelsaksisch begrip als to plead guilty moeilijk in andere Europese talen uit te drukken. ‘Schuldig pleiten?’ Verdachten pleiten niet; dat doet hun advocaat. ‘Schuld bekennen’ dekt de lading niet helemaal, want dat kan op elk moment, terwijl ‘pleading guilty’ een vast keuzemoment in het proces is. ‘Zichzelf schuldig verklaren’ lijkt bruikbaar. Maar in de praktijk gaven verdachten op de vraag ‘Verklaart u zichzelf schuldig?’ antwoorden als ‘Ja, ik ben schuldig’ - wat juridisch iets anders is - of ‘Ja, ik voel me schuldig’ - wat juridisch niet ter zake doet.
Sinds de oprichting in 1993 heeft het tribunaal een eigen jargon gevormd, dat begrijpelijk is voor de betrokkenen,
| |
| |
maar verwarrend voor oningewijden. Zo kan een advocaat, naar Engels voorbeeld, in het Frans uitroepen: ‘Objection!’ (‘Bezwaar!’), hoewel hij in een Franse rechtbank ‘Je proteste!’ zou zeggen (‘Ik maak bezwaar!’).
Het Joegoslavië-tribunaal in Den Haag in de loop der jaren een eigen juridisch jargon ontwikkeld.
Foto: Ko van Hespen / Courtesy of the ICTY
| |
■ Kloof overbrugd
‘Tot juridische problemen heeft de taalkwestie bij het Joegoslavië-tribunaal niet geleid’, zegt Fannie St-Pierre-Tanguay, een taalkundige uit Quebec, Canada, die in Leiden een masteronderzoek naar juridische vertaalperikelen doet. ‘Het maakt vooral de procesgang minder efficiënt. Wat mij opviel als ik zittingen bijwoonde, was dat bijna alle rechters en advocaten Engels spraken, ook de Koreanen, de Spanjaarden, noem maar op - behalve de Fransen. Ik weet het niet zeker, maar mijn indruk is dat het de anderen irriteert dat de Fransen niet ook gewoon Engels leren.’ De geest van de Belg Callier - ‘het Frans is de ideale rechtstaal’ - is nog niet dood.
Overigens had het tribunaal misschien zijn licht kunnen opsteken in Canada: daar hebben Franstalig Quebec en de Engelstalige rest veel werk en geld gestoken in het overbruggen van de taalkloof én de kloof tussen rechtssystemen. Want omdat Canada elementen van zowel burgerlijk recht als common law hanteert, moeten beide stelsels in beide talen geformuleerd kunnen worden. En het Angelsaksische act of God valt nu eenmaal niet helemaal samen met de burgerrechtelijke force majeure (‘overmacht’), terwijl ook liability en responsabilité (‘verantwoordelijkheid’) belangrijke nuanceverschillen kennen. Net als in België gelden in alle gevallen de Franse én Engelse tekst als authentiek. Ook worden ze tegenwoordig parallel geformuleerd, zoals Karl Hendrickx hiervoor voor België beschreef.
| |
■ ‘Kasasi’
Heeft Canada twee rechtssystemen, Indonesië heeft er maar liefst vier: het burgerlijk recht als Nederlandse erfenis, common law op enkele terreinen zoals milieubeleid, islamitisch recht (‘sharia’) in de provincie Atjeh, en inheems gewoonterecht (‘adat’). Dat leidt tot geworstel, en wat de situatie extra compliceert is dat een flink deel van het burgerlijk recht een vertaling is - en helaas geen goede. Net als het Papiaments nu miste het Indonesisch (Bahasa Indonesia) ten tijde van de onafhankelijkheid de benodigde specialistische terminologie. Indonesische juristen hebben de oorspronkelijke Nederlandse begrippen wel vertaald, maar doordat hun inspanningen niet werden gecoördineerd, circuleren er tot op de dag van vandaag tal van synoniemen. Zo betekenen peristiwa pidana en tindak pidana allebei ‘strafbaar feit’; perjanjian en persetujuan geven beide het begrip ‘overeenkomst’ weer. Uit niets blijkt dat beide begrippen naar exact hetzelfde verschijnsel verwijzen. Overigens werden sommige Nederlandse termen eenvoudigweg verindonesischt: kasasi is een duidelijk voorbeeld.
Het Bahasa Indonesia is de enige taal van de rechtspraak en het bestuur, maar nog steeds spreken veel Indonesiërs deze taal niet of slechts gebrekkig. Een gerechtelijke dwaling naar het model van de negentiende-eeuwse Vlamingen Coucke en Goethals is dus allerminst uitgesloten.
Het ís ook moeilijk om het een veeltalige bevolking naar de zin te maken. Dat blijkt in Zuid-Afrika, met zijn elf officiële talen, waaronder ‘ons’ Afrikaans. Centrale overheid en provincies zijn verplicht iedere wet in minstens twee talen te publiceren. In de praktijk is Engels altijd een van die twee. De tweede verschilt per provincie; bij de centrale overheid wisselt die tweede taal per geval. Dat lijkt eerlijk, maar het betekent dat uitsluitend in het Engels een volwaardig corpus van wetteksten beschikbaar is. Soms worden zelfs wetswijzigingen gepubliceerd in een andere tweede taal dan de gewijzigde wet zelf. De Vereniging van Regslui vir Afrikaans vertaalt een deel van de wetten zelf, net zoals Vlaamse juristen in de negentiende eeuw deden. Maar er zullen niet genoeg juristen zijn die ditzelfde doen voor het Zoeloe of Ndebele, talen die nog zonder juridisch jargon zitten. Ook Zuid-Afrikanen worden - weliswaar iets beperkter dan in Nederland, zo blijkt uit de jurisprudentie - geacht de wet te kennen, want ‘onkunde van die wet is geen verskoning nie’. Maar op termijn moeten ze daarvoor waarschijnlijk wel Engels kennen.
| |
‘Asymmetrische vertaling’
In de diplomatie zijn ‘vertaalfouten’ vaak geen probleem, maar een oplossing. Frankrijk en Duitsland verklaarden dit voorjaar dat ‘de Europese Raad de “gouvernement économique” van de EU’ zou moeten worden: de ‘economische regering’ dus. De logische Engelse vertaling hiervan, economie government, was politiek dynamiet. De Europese dichter-president Herman Van Rompuy wist raad: de Engelse vertaling werd economie governance - zoiets als ‘economisch bestuur’. Iedereen blij. Maar belazerde Van Rompuy de Britten niet gewoon? Zo zag hij dat toch niet; hij sprak liever van een ‘asymmetrische vertaling’.
|
|