Brabbeltaal een gotspe op baggervet congres
Redactie Onze Taal
Er staan paparazzi op wacht bij de deuren van het Utrechtse Beatrix Theater. Meer dan dertienhonderd bezoekers drommen naar binnen. Is er een musical? Een tv-show? Een of ander sterrengala? Nee. Het tweejaarlijkse publiekscongres van het Genootschap Onze Taal vindt plaats. En de camera's? Die staan te wachten op de beschermvrouwe van het genootschap, prinses Laurentien, die het congres zal toespreken.
Even later, in een volgepakte Beatrixzaal. ‘Ik zeg maar zo’, aldus de prinses, ‘maak geen tsjoeri. Toon props voor je brada, zeg “wazzup meneer”, “fawaka”.’
Een prinses die ‘slang’ spreekt, zij het met een voorbeeldig accent - het moet een verrassing zijn voor de bezoekers. Slaat straattaal soms toe in het Koninklijk Huis? Of in de woorden van de beschermvrouwe: ‘wats deze shit?’
Geen zorgen. Prinses Laurentien opende het publiekscongres met het begin van het gedicht ‘Mi have een droom’ van Dichter des Vaderlands Ramsey Nasr, waarin een visioen wordt geboden van het Rotterdams van 2059. Goedgekozen verzen, want het thema is dit jaar de invloed van andere talen en culturen op het Nederlands. Prinses Laurentien zei dat de tijd gelukkig voorbij was dat het genootschap zich nog druk maakte over ‘hinderlijke Duitse insluipsels’, en geïnspireerd door Nasr wenste ze de bezoekers een ‘baggervet’ (‘supergaaf’) congres toe.
En dat kregen ze, al is ‘baggervet’ niet een kwalificatie die op de lippen ligt van de gemiddelde congresganger (door de bank genomen een blanke dame of heer van vijftig plus). Eerder: ‘luchtig’, ‘toegankelijk’, ‘met humor’, ‘leerzaam’ en ‘gevarieerd’. Een dag vol wetenschap en vermaak, met als extra's in de pauze een goedbezochte boekenmarkt plus een taalquiz.
Dat de zaal niet alleen een liefde voor taal deelt, maar ook een canon van taalhelden, bleek toen de voorzitter van het genootschap, Ernst Numann, onthulde dat de Groenman-taalprijs dit jaar ging naar Drs. P. Een bewonderend ‘oh’ ging door de zaal - gevolgd door een wat sip ‘ah’ toen bleek dat de laureaat er vanwege een broze gezondheid helaas niet bij kon zijn.
Maar er zouden taalkunstenaars genoeg langskomen. Minister Eberhard van der Laan liet bijvoorbeeld een filmpje zien van twee oude bekenden: Van Kooten en De Bie. De sketch ging over Henk Blok, ‘groentenist’, die overdreven op zijn hurken spreekt tegen een Turk, die op zijn beurt meer dan correct Nederlands bezigt (‘U heeft groenten die qua versheid en hygiëne de toets der kritiek kunnen doorstaan. (...) De bereidingswijze van de boerenkool is mij bekend, meneer’). De minister wilde ermee duidelijk maken dat Nederlanders dichter bij hun eigen taal moeten blijven om daarmee het goede voorbeeld te geven. Hij meldde het niet meer te hebben over ‘allochtonen’, maar over