Onze Taal. Jaargang 72
(2003)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |||||||
Potter-Latijn [1]: toverwoordenboek
| |||||||
Potter-Latijn [2]: dreuzel
| |||||||
Font [1]: betekenisverandering
| |||||||
Font [2]: computerhandschrift
| |||||||
Goeiemorgent
| |||||||
Zowel... als...
| |||||||
[pagina 8]
| |||||||
werden beschoten.’ Dit vanwege het meervoudige werden. Ik meen de redenering die hierachter zit wel te begrijpen: de zowel ...als ...-constructie is te herschrijven als: ‘De piloot werd beschoten, net zo goed als de generaal.’ De enkelvoudige persoonsvorm is dus zeker goed Nederlands, maar daarmee is het meervoud nog niet per se fout. Het heeft zelfs de voorkeur, zo schrijft de Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS) in de tweede druk, die zich hierbij baseert op onderzoek in het corpus van het Instituut voor Nederlandse Lexicologie in Leiden. Ik weet dit zo goed omdat ik dat onderzoek zelf gedaan heb. Als de Taaladviesdienst bij zowel... als... alleen een enkelvoudige persoonsvorm goedkeurt, is dit een oordeel dat mijns inziens op ‘grammaire raisonnée’ berust en niet op het werkelijke taalgebruik. Dat vind ik jammer. | |||||||
Naschrift TaaladviesdienstDe ANS is vooral een beschrijvend naslagwerk. Het schrijft bijvoorbeeld ook dat na een vergrotende trap de voegwoorden dan en als ‘worden (...) gebruikt’. Niet dat ze mógen of kúnnen worden gebruikt (of juist niet), maar dat ze wórden gebruikt. In de ANS komen vrijwel nooit termen als goed of fout voor, maar wel (niet voor iedereen) aanvaardbaar, twijfelachtig, uitgesloten en dergelijke. Taaladviseurs wordt in tal van kwesties echter om een voorkeur gevraagd, en daarbij moeten ze een afweging maken tussen ‘beredeneerde grammatica’ en het werkelijke taalgebruik. De Taaladviesdienst houdt de taaladviesboeken zo veel mogelijk in het oog als het gaat om de vraag wat verzorgd taalgebruik is. Zolang die boeken een (al dan niet beredeneerde) voorkeur hebben voor een enkelvoudige persoonsvorm bij de constructie zowel... als..., nemen wij die graag over. | |||||||
Kortswijl
| |||||||
Kiyu
| |||||||
Staken in het Russisch
| |||||||
Verdwenen zinsdelen
| |||||||
Het nieuwe krijgen
|
- | [zo moeilijk] dat ik dit type fout bijna niet uitgelegd krijg (1993). |
- | die krijgt toch geen zinnig mens ooit geleerd (1996). |
- | De lezer vraagt zich af hoe hij dit eiwit zo snel geklopt krijgt (1996). |
Het bijzondere van deze zinnen is volgens Van der Horst dat als je naar de betekenis kijkt, het onderwerp in de hoofd- en bijzin gelijk is. Dus in de eerste zin is de ‘ik’ zowel onderwerp van ‘krijg’ als degene die iets wil uitleggen. Dat in tegenstelling tot zinnen met het ‘oude krijgen’, zoals ‘Ik krijg iets toegestuurd.’ Hierin is ‘ik’ het onderwerp van de zin, maar dat ‘toesturen’ wordt door iemand anders gedaan.
De - zegge en schrijve - drie zinnen die Van der Horst in de oude jaar-
gangen van Onze Taal vond als bewijs voor krijgen als nieuw hulpwerkwoord zijn niet alleen gering in aantal maar ze zijn evenmin nieuw. Ook in de jaren zestig kreeg de leerling zijn les niet geleerd, de spreker zijn betoog niet afgerond en de schilder het hout niet dekkend geverfd. De achtste druk van Van Dale, uit 1961, vermeldt al: ‘ik kan het niet gedaan krijgen’, met als uitleg ‘ik kan er niet in slagen het te doen’. Hierin wordt krijgen ook al als een soort hulpwerkwoord gebruikt. En iets recentere voorbeelden, maar nog altijd zo'n tien jaar voor die van Van der Horst, vond ik in de Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS), uit 1984:
Hij denkt dat hij zijn appels wel verkocht krijgt.
Ik geloof dat ik die auto niet meer gerepareerd krijg.
Naschrift Joop van der Horst
Iets (niet) gedaan krijgen kan niet alleen uitgelegd worden als ‘ik kan er niet in slagen het te doen’, zoals Van Dale schrijft, maar ook als ‘ik kan er niet in slagen dat iets/iemand het doet’. Juist door die dubbelzinnigheid zal dat zinnetje wellicht een sleutelrol gespeeld hebben bij de vorming van het nieuwe krijgen. Of men anno 1961 ook al sprak van ‘iets geleerd krijgen’, enz. is voorlopig een onbewezen stelling. Uit de ANS van 1984 moge blijken dat het nieuwe krijgen zijn debuut niet in Onze Taal beleefd heeft. Maar dat heeft dan ook niemand ooit verondersteld. Zeker is dat het nieuwe krijgen er in 1984 al was. Dat er in Onze Taal maar drie voorbeelden van te vinden zijn, pleit eerder voor dan tegen mijn vermoeden dat het iets betrekkelijk jongs is.
Meervoud van Franse woorden op x
H.W. Boogert-Goes
De Taaladviesdienst gaat in de oktoberaflevering van de rubriek ‘Vraag en antwoord’ in op het meervoud van grand prix. Dat meervoud luidt grands prix, omdat volgens de Taaladviesdienst ‘een Frans woord dat op een x eindigt geen meervouds-s krijgt’. Met die laatste stelling ben ik het - en de naslagwerken met mij - niet eens. Zo heeft bordeaux wel degelijk bordeauxs als meervoud, en deux-chevaux wordt in het meervoud deux-chevauxs.
Naschrift Taaladviesdienst
In ‘Vraag en antwoord’ staat: ‘Een Frans woord dat op een x eindigt, krijgt geen meervouds-s: vandaar prix.’ We bedoelden daarmee dat zo'n woord in het Fráns geen meervouds-s krijgt, zoals blijkt uit de voorgaande zin, waarin al ‘in het Frans’ staat.
Verder heeft de heer Boogert gelijk: een (los) Frans leenwoord krijgt - in het Nederlands - wél een meervouds-s: bordeauxs, rouxs, vieuxs, etc. De ‘regel’ uit ons advies geldt alleen voor geleende woordgróépen. In de praktijk bestaat er wat de Nederlandse meervoudsvorming betreft verschil tussen ‘losse’ leenwoorden en geleende woordgroepen die in de taal van herkomst als vaste combinatie gelden. ‘Losse’ leenwoorden - zoals bordeaux en deux-chevaux - zijn zodanig ingeburgerd dat ze als Nederlands woord gezien worden en een Nederlandse uitgang krijgen. Zo schrijven we ook cadeaus en baby's, terwijl het Franse respectievelijk Engelse meervoud cadeaux en babies luidt. Woordgroepen uit een andere taal, zoals grand prix en petit restaurant, worden vaak nog als zodanig niet-Nederlands aangevoeld dat ze verbogen worden zoals in de taal van herkomst.
Leesbevordering niet stopzetten
Kees Broekhof - Oegstgeest
Frank Jansen poneert in de novemberaflevering van ‘Hom of kuit’ de stelling dat de subsidiëring van leesbevordering moet worden stopgezet. Jansen stelt dat mensen ‘zweckrational’ kiezen voor het lezen van een boek, en dat ze De oesters van Nam Kee van Kees van Beijnum lezen omdat ze ‘van binnenuit’ willen weten ‘hoe het voelt om op te groeien in Amsterdam-Slotermeer’. Ik denk echter dat dat zelden opgaat voor het lezen van fictie. Het is nogal bespottelijk om te veronderstellen dat iemand bijvoorbeeld De neus van Gogol zou lezen om ‘van binnenuit’ te weten te komen hoe het is om opeens geen neus meer te hebben. Over Jansens aansluitende verwarde betoog over papieren Katja's en gooi-en-smijtwerk in films wil ik alleen zeggen dat leesbevorderingsprogramma's tegenwoordig zowel boeken als films omvatten.
Verder vraagt Jansen zich af of we kunnen ‘bevorderen dat mensen behoefte krijgen aan rustig nadenken’. Ik denk dat dat inderdaad mogelijk is, maar het is geen doel van leesbevordering. Daaraan wordt de subsidie dus zeker niet uitgegeven.
Leesbevordering is gericht op het stimuleren van lezen, met name door kinderen die van huis uit weinig ‘leescultuur’ meekrijgen. Uit onderzoek blijkt dat voorlezen aan jonge kinderen en het zelf lezen door oudere kinderen en jongeren van groot belang is voor de taalontwikkeling. In veel gezinnen is (voor)lezen echter geen vanzelfsprekende zaak en daarom moet dit bewust worden aangeleerd. Om dat systematisch aan te pakken is subsidie van de overheid onontbeerlijk.