Onze Taal. Jaargang 70
(2001)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 208]
| |||||||||||||||||||||||
Ikik [1]
| |||||||||||||||||||||||
Ikik [2]
| |||||||||||||||||||||||
Naschrift redactieDe constructie dedie of dedeze is van een andere orde dan de Vlaamse ikik-constructie. Bij ikik is sprake van herhaling van een woord, bij dedie/dedeze niet: het gaat hier om een lidwoord gevolgd door een aanwijzend voornaamwoord. In het Standaardnederlands kan een zelfstandig gebruikt aanwijzend voornaamwoord niet worden voorafgegaan door een lidwoord. Dedie is dus geen standaardtaal. In dialecten komen wel vormen voor als d'n dieje(n) of d'n deze(n). | |||||||||||||||||||||||
De of het?
|
- | bomen (de eik, de den); |
- | jaargetijden (de lente), behalve woorden op -jaar (het voorjaar); |
- | muziekinstrumenten (de fluit, de klarinet); |
- | munten (de gulden), behalve munten op -je (het kwartje); |
- | losse letters (de a); |
- | rivieren (de Rijn). |
Het voor:
- | metalen en grondstoffen (het diamant, het glas, het steen, het ijzer), tenzij het een afgebakende hoeveelheid is (de zware steen, de geslepen diamant); |
- | namen van landen, provincies, steden (het mooie Brazilië, het Amsterdam van voor de oorlog); |
- | windrichtingen (het noorden, het zuidwesten); |
- | talen (het Portugees, het Nederlands); |
- | zelfstandig gebruikte persoonlijke voornaamwoorden en bijwoorden (het ik, het waarom). |
Bovenstaande regels zijn volgens mij niet volledig, maar mogelijk helpen ze buitenlanders die onze taal willen leren een stuk op weg.
Naschrift redactie
Het lijstje is inderdaad nog uit te breiden. Zo vermelden de Algemene Nederlandse Spraakkunst (1997) en de Nederlandse grammatica voor anderstaligen van A.M. Fontein en A. Pescher-ter Meer (1993):
De voor:
- personen (de man, de lerares), behalve het kind, het joch, het wicht, het mens, het wijf en ver-
kleinwoorden als het mannetje;
- dieren (de leeuw, de mier);
- vruchten, groentes, bloemen en planten (de appel, de bloemkool, de roos, de tulp);
- bergen (de Olympus);
- getallen (de zes);
- muzieknoten (de do).
Het voor:
- sporten en spelen (het voetbal, het bridge).
Verder een kleine aanvulling: de meeste muziekinstrumenten krijgen, zoals mevrouw Van der Kleij schrijft, het lidwoord de, maar klavierinstrumenten (het harmonium, het orgel) zijn meestal onzijdig (behalve de piano).
Woorden (voor)spellen
Paul Baars - Zaandijk
In het artikel ‘Hoest? Veel suc6!’ over het taalgebruik in sms-berichten (Onze Taal juni) schrijft Ewoud Sanders dat het invoeren van tekst op een mobiele telefoon lastig kan zijn, doordat je voor sommige letters twee- of driemaal een bepaalde toets moet indrukken. Dit geldt voor veel toestellen, maar sommige (bijvoorbeeld die uit de Siemens 35-serie) maken tekstinvoer makkelijker door middel van zogenoemde ‘predictive text input’. Hierbij volstaat het om voor een letter de desbetreffende toets slechts één keer in te drukken. Uit de ingetoetste reeks probeert de telefoon af te leiden welk woord de gebruiker bedoelt. Als er verschillende woorden in de cijferreeks passen, kan men daaruit zelf het juiste woord kiezen - en als het bedoelde woord er niet bij staat, kan men het alsnog op de gewone manier invoeren.
Dat afleiden van het bedoelde woord lukt vaak verrassend goed. Hier volgt als voorbeeld de invoer van het woord brood, waarbij in de eerste kolom de cijfertoets staat, in de tweede de gewenste letter en in de derde kolom het woord dat op het scherm verschijnt.
2 - b - a |
7 - r - as |
6 - o - arm |
6 - o - bron |
3 - d - brood |
Alternatieven: armoe, bromf (van bromfiets?).
Blijkbaar heeft het toestel een woordenlijst aan boord en gebruikt het een beslissingsroutine om het waarschijnlijkste woord te bepalen. Voor taalkundigen is het natuurlijk interessant welke woorden in die lijst voorkomen en hoe de rangorde in waarschijnlijkheid wordt bepaald. Het principe moet wel gebaseerd zijn op tellingen, maar ik vraag me af welke bronnen daarbij gebruikt werden.
Nog eens: tompoes en Napoleon
Sibylla Nijhof
Dr. A.A. de Boer legde in het januarinummer een verband tussen de gebaksnaam tompoes en keizer Napoleon III, onder meer door te wijzen op Scandinavische benamingen voor dit gebak, die allemaal het element napoleon- bevatten. De zaak van de napoleonskake in Scandinavië ligt echter wat gecompliceerder dan tot nu toe in Onze Taal geschetst. De napoleonskage uit Denemarken en de napoleonsbakelse uit Zweden hebben niet alleen een vulling van banketbakkerscrème, maar ook nog een extra laag vruchtenjam of compote: in Denemarken meestal frambozen- of bessenjam, in Zweden standaard appelcompote. Wat wij onder een tompoes verstaan, heet in Zweden zolabakelse (ook in taartvorm verkrijgbaar). Ik heb de indruk dat de term napoleonsbakelse pas laat in de Zweedse banketbakkerscultuur is terechtgekomen: het standaard-kookboekje Sju sorters kakor (mijn exemplaar: 42ste druk, 1959; aantal uitgegeven exemplaren sinds 1945: 1.138.000) van de ICA-uitgeverij vermeldt wel de zola- maar niet de napoleonsbakelse. Een grote heruitgave, ICA förlagets stora bakbok (1993), rept behalve van de zolabakelse ook van een napoleonsbakelse, met een korte toelichting: ‘Bodem van bladerdeeg met een vulling van appeljam en vanillecrème. De bovenkant gegarneerd met gesmolten appelgelei en poedersuikerglazuur. Dateert uit de tijd van Napoleon III, een neef van Keizer Napoleon.’ (Vertaling Jules Hellendoorn.)
Toch wat anders dan een tompoes.
Schrik
Jan van den Berg - Groningen
Met belangstelling las ik de beschouwing van de Taaladviesdienst over het werkwoord schrikkelen, dat de betekenis ‘overslaan’ heeft (‘Vraag en antwoord’, juninummer). Uit mijn jeugd in Noord-Drenthe ken ik nog het zelfstandig naamwoord schrik. Mijn broer en ik hielpen onze vader geregeld bij het turfgraven. Meestal werden de door vader gegraven turven door ons in zogenoemde ringen gestapeld. Maar als het om zeer vette en zeer natte turf ging, dan werd een andere manier van stapelen toegepast: het schrikken zetten. Dat ging op de volgende manier: er werden twee turven met enige tussenruimte evenwijdig naast elkaar gelegd, de volgende twee werden daar met dezelfde tussenruimte dwars overheen gelegd, een volgend paar daar weer dwars bovenop, enzovoort. Eén enkele turf completeerde het geheel. Het resultaat werd een ‘schrik’ of ‘schrikje’ genoemd. Het aantal turven per schrik kon uiteenlopen van elf tot vijftien. Aldus gestapeld kregen de natte turven beter de kans om in de wind te drogen.
Hoe oud is Vijfhuizen?
J.J. Prosée - Spanbroek
Wouter Bakker reageert in het juninummer op het artikel van Riemer Reinsma over de straatnaam Zuwe. In de slotalinea neemt hij aan dat het dorp Vijfhuizen in de Haarlemmermeer pas na 1852, na de drooglegging van het Haarlemmermeer, kan zijn ontstaan. Maar Vijfhuizen en het aangrenzende gebied vormden al lang daarvóór een landtong tussen het Haarlemmermeer en het Spieringmeer. Na het graven van de ringvaart en de daaropvolgende drooglegging is de landtong - en Vijfhuizen - binnen de huidige gemeente Haarlemmermeer komen te liggen. Men mag dus aannemen dat de naam Zijdewinde al lang bestond in Vijfhuizen.
Het Klif op Texel
Irene Maas - Alkmaar
Riemer Reinsma gaat in de juniaflevering van zijn rubriek ‘Geschiedenis op straat’ in op de straatnaam Klif, die iets als ‘steile kust’ betekent. Daarbij vermeldt hij dat het Klif in Den Hoorn (Texel) midden op het eiland ligt. Anno 2001 is dat inderdaad zo, maar vóór de doorbraak van het Marsdiep lag het Klif aan de noordrand van de keileem-hoogte van het oude land van Texel (ook als een klif), als begrenzing van Holland. Het Klif van Den Hoorn, de zuidkant van deze hoogte, lag in die tijd net als nu binnenslands. Ten noorden ervan lagen de overige Wadden, ten zuiden veengrond. Stormen en overstromingen sloegen de veendrempel weg en verwoestten het kustgebied. Na 1170 lag Den Hoorn aan het zeegat Marsdiep en was het een havenstad. Na 1200 begon het opstuiven van de Jonge Duinen, terwijl de verheling (‘aanhechting’) van de eerste Noorderhaaks-zandbank vóór 1300 plaatsvond. Nadien is er nog viermaal zo'n verheling opgetreden en de tegenwoordige zandbank kan zich ‘elk moment’ aan Texel hechten. Door al die verhelingen zijn Den Hoorn en het Klif steeds verder landinwaarts komen te liggen.
Lekker kort
Sibylla Nijhof
Ab Klaassens schrijft in het juninummer over de vooral op de radio waarneembare tendens om zinnen zo kort mogelijk (en daardoor fout) te formuleren. Als voorbeelden geeft hij onder meer:
1 | Een van de initiatiefnemers aan het boekje |
2 | Overgevoelige mensen voor smog |
3 | Een vergelijkbaar inkomen met andere sectoren |
4 | Het fusieverbod tussen universiteiten en hogescholen |
Bij het lezen van deze voorbeelden viel het mij op dat het ene veel ‘fouter’ aandoet dan het andere. Zo is voorbeeld 1 veel minder storend dan voorbeeld 2. Wat tevens opvalt, is dat de voorbeelden 2 en 3 zich laten herformuleren zonder dat daarvoor een betrekkelijke bijzin nodig is:
- | Voor smog overgevoelige mensen |
- | Een met andere sectoren vergelijkbaar inkomen |
Maar met de voorbeelden 1 en 4 lukt dat niet:
- | Een van de aan het boekje initiatiefnemers |
- | Het tussen universiteiten en hogescholen fusieverbod |
Is hier een patroon zichtbaar? Waarom doet de voorzetselbepaling aan het einde van de zin in voorbeeld 1 en 4 veel minder vreemd aan dan in 2 en 3, en waarom laten 1 en 4 een herformulering zonder voorzetselbepaling aan het einde van de zin niet toe? Hier lijkt me veel meer aan de hand te zijn.
Naschrift redactie
Het lijkt erop dat de door u gesignaleerde verschillen samenhangen met de woordsoort van het kernwoord waar de bepaling bij hoort. In de voorbeelden 1 en 4 hoort de voorzetselbepaling bij een zelfstandig naamwoord (‘initiatiefnemers’, ‘fusieverbod’), in 2 en 3 bij een bijvoeglijk naamwoord (‘overgevoelig’, ‘vergelijkbaar’).
Bepalingen bij een bijvoeglijk naamwoord kunnen ervóór of erachter staan, dus: voor smog overgevoelig of overgevoelig voor smog. Als het bijvoeglijk naamwoord bij een zelfstandig naamwoord hoort (zoals in deze voorbeelden), komt de bepaling ervóór te staan, en is splitsing van bepaling en bijvoeglijk naamwoord door achteropplaatsing afwijkend.
In de voorbeelden 1 en 4, met een zelfstandig naamwoord, is steeds sprake van een samenstelling. De bepaling hoort eigenlijk bij een deel van de samenstelling: ‘aan het boekje’ hoort niet zozeer bij ‘initiatiefnemers’ maar eerder bij ‘initiatief’ en ‘tussen universiteiten en hogescholen’ hoort bij ‘fusie’ en niet bij ‘fusieverbod’. Blijkbaar wordt dit als sterker afwijkend ervaren. Het is overigens bekend dat dergelijke bepalingen nooit vóór het zelfstandig naamwoord staan.