Aardenburg
Hij is naar Aardenburg (1892) = ‘hij is dood en begraven’. Naar Aardenburg in Zeeland, met een woordspeling op aarde. Vergelijk Blijenbeek, Kuilenburg, Lovendegem, Pittem, Putte, Rotterdam en Zandwerven.
Asse, Assen
Asse ligt bij Brussel (1908). Gezegd tegen iemand die (plat) [as] in plaats van [als] zegt. Naar Asse in Vlaams-Brabant. Elders zei men: ‘Assen ligt in Drente’ (1858). Er bestaan tientallen uitdrukkingen om iemand er schertsend op te wijzen dat hij als uitspreekt als [as], zoals As is verbrande turf en As de as breekt, dan valt de kar. Vergelijk Menen, Neede, Wier en Wouw.
Bellegem
Spreken als de klokken van Bellegem (1892) = ‘(te) luid praten’. Naar Bellegem in Oost-Vlaanderen, met een woordspeling op bellen ‘luiden’.
Bierbeek
Hij is van Bierbeek (1929) = ‘hij is dronken’. Naar Bierbeek in Vlaams-Brabant. Vergelijk Zwijndrecht.
Bilderdam
Een Bilderdamse kermis houden (1858) = ‘een pak voor de billen geven’. Naar Bilderdam in Zuid-Holland. Vergelijk Munsterbilzen.
Birdaard
Hij is uit Birdaard (1901). Wordt gezegd van iemand met een kalm, bedaard karakter. Naar Birdaard in Friesland, met een woordspeling op bedaard, dat in het Fries net zo wordt uitgesproken als de plaatsnaam. Men zei ook: ‘Hij is van Kollum en Birdaard’ voor ‘hij is een langzame werker’, naar Kollum in Friesland, dat in het Fries eender wordt uitgesproken als kalm (dus: ‘hij is kalm en bedaard’). Van een opvallend evenwichtig iemand zei men: ‘Zijn vader komt van Kollum en zijn moeder van Birdaard.’
Blaasveld
Hij komt van Blaasveld (1931) = ‘hij is een bluffer, een blaaskaak’. Naar Blaasveld in de provincie Antwerpen, zinspelend op (op)blazen.
Blankenberge
Hij geraakt te Blankenberge (1898) = ‘hij wordt kaal’. Naar Blankenberge in West-Vlaanderen, met een woordspeling op blank ‘kaal’.
Blijenbeek
Blijenbeek gaat voorop (1892). Gezegd tijdens de begrafenis van iemand wiens dood welkom was. Naar Bleijenbeek in (Nederlands) Limburg, met een woordspeling op blij. Men zei ook, om hetzelfde uit te drukken: ‘Iemand op Blijberg [of: Blij(d)egem, Blijenberg] begraven.’ En: ‘Hij zal niet op de Treurenberg begraven worden’ (‘om zijn dood zal niemand rouwen’). Het gaat hier om fictieve plaatsnamen.
Bokhoven
Hij doet als de Maas bij Bokhoven (1899) = ‘hij gaat voorbij zonder te groeten’. Naar Bokhoven in Noord-Brabant, dat aan de Maas ligt, met een woordspeling op bokkig ‘ongemanierd’. De uitdrukking werd ook gebruikt in de betekenis ‘voorbijgaan zonder notitie van iets of iemand te nemen’. De Zuid-Nederlandse tegenhanger is voorbijgaan (of: passeren) gelijk de Schelde voor Antwerpen.
Bottelare
Hij komt van Bottelare (1894) = ‘hij is een botterik’. Naar Bottelare in Oost-Vlaanderen, met een woordspeling op bot ‘ongemanierd’. Werd ook gebruikt in de betekenis ‘hij weet van niets’. ‘Wanneer de Vlaamsche boerenknechts 's middags aan tafel zitten,’ schreef Jozef Cornelissen in 1929 ter toelichting, ‘drinken zij allen uit één glas; wie laatst drinkt, moet voor den volgende inschenken. Doet hij dit niet, dan zondigt hij tegen alle regelen der goede manieren en van hem wordt in dat geval gezegd dat hij van Bottelare is.’
Bovekerke
Naar Bovekerke gaan (1929) = ‘gaan slapen’. Naar Bovekerke in West-Vlaanderen, met een woordspeling op boven (waar het bed stond? naar hoger sferen?).
Boxmeer
Hij gaat naar Boxmeer (1916) = ‘hij trekt zijn beurs’. Naar Boxmeer in Noord-Brabant, met een woordspeling op boks, een verouderd woord voor de wijde broek die vooral door zeelui werd gedragen. Het idee was dus: ‘hij tast in zijn boks, naar zijn buidel’.
Buiksloot
Naar Buiksloot varen (ca. 1785) = ‘geslachtsgemeenschap hebben’. Naar Buiksloot, indertijd een zelfstandig dorp in Waterland (Noord-Holland), inmiddels een deel van Amsterdam, zinspelend op buik ‘onderbuik’. Ko Cassandra (1802-1868) gebruikte de plaatsnaam in een gedicht getiteld ‘Onschuldig tijdverdrijf’:
‘Wel, man! wat deedt gij toch op
‘Gij bleeft zo lang bij haar; - ge weet, ik
‘Mijn goede griet’, sprak Koo, ‘uw kom-
We keken naar een' mast, die heenvoer
Een vergelijkbare woordspeling is te vinden in buiksloterhammetje voor ‘vagina’, met daarin de naam Buiksloterham, oorspronkelijk een dorpje ten noorden van Amsterdam, dat inmiddels door de stad is opgeslokt. Men zei ook ‘naar Stootwijk rijden’ voor ‘geslachtsgemeenschap hebben’. Stootwijk is een fictieve plaatsnaam.
Deerlijk
Hij komt van Deerlijk (1892) = ‘hij ziet er ziekelijk, bleek en mager uit’. Naar Deerlijk in West-Vlaanderen, met een woordspeling op deerlijk ‘jammerlijk, bedroevend, pijnlijk’.
Domburg
Hij is (of komt) van Domburg (zeventiende eeuw) = ‘hij is dom’. Naar Domburg in Zeeland. Toespelingen op de zogenaamde domheid van de Domburgers zijn al te vinden in de zeventiende eeuw. De Duitsers kennen een vergelijkbare uitdrukking met Domnau in Oost-Pruisen (nu Domnovo in Rusland), naast het fictieve Dummsdorf. De Fransen zeggen: ‘Tu as fait ton cours à Asnières’ (‘je hebt je opleiding genoten in Asnières’), naar Asnières bij Parijs, met een toespeling op âne ‘ezel’. Vergelijk Goudriaan, Leermens, Maldeghem, Scherpenisse, Vosmeer, Wijshagen en Zottegem.
‘Hij is van Domburg’
Drouwen
Hij is van Drouwen (1870) = ‘hij is een draler, een talmer, hij stelt altijd alles uit’. Naar Drouwen in Drente, met een woordspeling op het inmiddels verouderde werkwoord drouwen ‘van plan zijn, voornemens zijn’.
Gauw
Gauw ligt dicht bij Sneek (1831). ‘Een boertend antwoord aan hen, die door hun gaauw, gaauw! tot voortvarendheid aansporen’, aldus P.J. Harrebomée in 1858. Naar Gauw in Friesland, met een woordspeling op gauw ‘snel’.
Goudriaan
Hij is van Goudriaan (1561) = ‘hij is langzaam van begrip’. Naar Goudriaan in Zuid-Holland, met een (ironische) woordspeling op gauw. Aangetroffen in de verbasterde vorm Gauweriaan. ‘Elke plaats is een Gauweriaan voor hem’, aldus een negentiende-eeuws spreekwoordenboek, ‘die niet vlug van bevatting en onervaren in het vinden der juiste middelen is.’
Grimberg
Van Grimberg(en) komen (1561) = ‘humeurig zijn’. In de negentiende eeuw kende Nederland nog twee plaatsjes met de naam Grimberg (plus een Grimhuizen en een Grimmestein), maar inmiddels zijn die opgegaan in andere gemeenten. Het ene Grimberg lag in Overijssel, het andere in Gelderland. De uitdrukking van Grimberg(en) komen is al in de zestiende eeuw opgetekend (‘Grimt niet, soo ghy van Grimbergen niet zijt’). Carolus Tuinman vermeldde in 1726 Hij ziet er uit alsof hij van Grimberg was. In Duitsland bestaat nog wel een plaats die Grimberg heet (bij Keulen), en bij Brussel ligt Grimbergen. De oorspronkelijke betekenis is ‘grindberg’.
Grootebroek
Hij komt van Grootebroek (1925) = ‘hij is een opschepper’. Naar Grootebroek in Noord-Holland, met een woordspeling op groot +