Schrijven wat je zegt
Het Middelnederlands was geen eenheidstaal, maar een verzameling dialecten. Er bestond ook geen gestandaardiseerde spelling. Wel waren er schrijftradities en spellingconventies. Zo schreef men de k-klank voorafgaand aan -e en -i als k, elders als c, bijvoorbeeld ketel en comen. De dubbele k werd gespeld als ck, zoals in backer. In het huidige Nederlands schrijven we hoed-hoeden en rib-ribben, maar huis-huizen en golf-golven. Bij de d en de b gaat de regel van analogie en gelijkvormigheid op, bij de z en de v niet. In het (vroege) Middelnederlands gold hij ook niet voor de d. Dat hebben we gezien bij tpaert. Wel voor de b, maar die kwam nauwelijks voor aan het eind van een woord. Web was webbe, rib ribbe en ik heb ic hebbe. Aan het eind van een woord spreken we de v als f uit en we schrijven hem ook zo. Binnen een woord passen we dit principe niet toe. We spellen ontvangen met een v (maar we zeggen een f), omdat vangen een v heeft. In het Middelnederlands staat na ont- soms een v, maar vaak een f: ontfaen.
Interessant is de spelling met een c (uitspraak k) in plaats van een g als ng aan het eind van een woord komt: coninc, lane, dinc. Midden in het woord werd -ng- of -ngh- geschreven: coninghe, lange, dinghe. Zoals de t (paert) de stemloze pendant is van de d (paerde) en de s (huis) die van de z (huizen), zo is de k de stemloze tegenhanger van de g zoals die voorkomt in het Engelse goal. Uit de spelling lanc en dinc naast lange, dinghe, enzovoorts, moeten we concluderen dat de -ng(h)- in het Middelnederlands werd uitgesproken als de -ng- in het Engelse finger.