Onze Taal. Jaargang 57
(1988)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 200]
| |
PCUdB■ Zeker is soms onzeker. Wees niet bevreesd, waarde lezers en lezeressen, ik sta niet op het punt om u duistere waarheden te openbaren. Ik doel slechts op zekere zegswijzen van de vorm Een zekere heer Hilbers nam het woord en In zekere zin had hij nog gelijk ook en Niettemin kon ik een zeker gevoel van wrevel niet onderdrukken. ■ In al deze gevallen (het is bijna gênant om het op te schrijven, zo zeker ben ik ervan dat u dit allemaal al weet, en amper de moeite van het bespreken waard vindt), in al deze gevallen dus verwijst zeker niet naar iets bepaalds maar naar iets onbepaalds. Om de verwarring nog groter te maken: we kunnen in geen van de drie zinnen zeker door onbepaald vervangen, maar juist wel door bepaald. ■ Terloops breng ik dit soort kwesties wel eens ter sprake, en altijd is er dan wel iemand die met een zeker gebrek aan nationale trots te berde brengt dat deze logische fout iets met een essentiële tekortkoming in het karakter van de Nederlanders te maken heeft, waarop ik dan pleeg te riposteren dat ook het Frans, het Engels, het Duits en het Italiaans niet zo zeker van zichzelf zijn als het schijnt: certain (als sechtèng of seurtn uitgesproken), gewiss en certo (kwies en tsjerrto dus) hebben al evenzeer de neiging om te verwijzen naar dat wat juist niet zeker is. Over andere talen durf ik geen uitspraak te doen, maar het verschijnsel is zo al frappant genoeg. ■ Dit brengt ons tot de volgende hypothese: elk woord dat zeker betekent, is gedoemd om vroeg of laat onzeker te gaan betekenen. ■ Maar er is meer: omdat we toch enige vastigheid in het leven willen hebben, ontstaat er steeds behoefte aan woorden die ondubbelzinnig uitsluitend zeker kunnen betekenen. ■ O ja. Vast en zeker. ■ Die woorden zijn er ook. Ontegenzeglijk. Een ontegenzeglijk gevoel van wrevel is heel wat wreveliger dan een zeker gevoel van wrevel, om maar wat te zeggen. ■ Ik zou u al deze bespiegelingen niet hebben opgedrongen als ik niet kortelings (1 november 1988 is de datum) het nieuwste slachtoffer van de (on)zekerheidsinflatie had geconstateerd. ■ In de Volkskrant van die datum, in de rubriek Dag in Dag uit, wordt de tango omschreven als een ‘gedefinieerd gevoel’. ■ Gedefinieerd is bepaald, en bepaald is zeker, dat weten we nu allemaal wel, dus welkom bij de club, ‘gedefinieerd’. Van nu af aan mogen we zeggen dat we iets definiëren, zonder ook maar een spoor van een definitie te geven. ■ Een gedefinieerde lust om over de taal en haar weedom te gaan wenen, breekt soms onweerlegbaar in mij los. ■ Een collega die je zo vaak ontmoet dat je hem of haar bijna vriend(in) kunt noemen, maar dat vind je dan toch weer te ver gaan, want zo intiem ben je niet met de persoon in kwestie; hoe noem je zo iemand? Een vrilega, suggereert C. v.d. Ven uit Heythuysen. Op het eerste gezicht een vernuftige oplossing voor een netelig probleem. Maar hoe betitel je de relatie die er bestaat tussen mensen die reeds meer dan vrilega's, maar nog geen vrienden zijn? Vrilegandschap? En collega's die de eerste schuchtere passen naar de vrilegaliteit hebben gezet, zijn dat covrilega's of vricolgezen? Ik bedoel maar, een oplossing voor een probleem kan best aardig lijken, maar voor je het weet, roep je meer vragen op dan je er hebt beantwoord. ■ Kei als voorvoegsel bestaat nog niet in Groningen, aldus mevr. C. Meenen, terwijl men er zich in het zuidelijker gelegen Boxmeer voor schaamde, beweert de aldaar woonachtige W. van Kuilenburg, die meldt dat een Keistraat daar ooit tot Steenstraat is omgedoopt. ■ Hoēzo beweert, vraagt W. van K. zich wellicht af. ■ En daarmee komt hij of zij op één lijn te zitten met vrilega U. den Tex die vindt dat beweren steeds meer in kranten voorkomt (en is Onze Taal een krant, ja of nee? Nou dan!) en kennelijk vindt dat dat een ongepaste twijfel aan de waarheid van het beweerde impliceert, terwijl ik in al mijn veelgeroemde bescheidenheid zulks niet zou durven beweren. ■ En aldus zijn we terug op ons oude thema dat zekerheden niet meer zijn wat ze waarschijnlijk nooit zijn geweest. ■ Ik groet u met een zekere schroomvalligheid. |
|