Oosterse omzwervingen
Op de Turkse en Arabische benamingen van enkele ook bij ons bekende gerechten wil ik wat nader ingaan. Op kebab bijvoorbeeld. In de Hedendaagse Van Dale uit 1984 en in de Grote Koenen uit 1986 staat dit gerecht omschreven als ‘kleine stukjes vlees, gekookt met groente en specerij’. Wij hebben de kebab leren kennen via de Turkse gastarbeiders. Die introduceerden de sjiesj kebab, de aan een pen geroosterde kebab. Sjiesj ‘pen, spies’ is Turks, maar het woord kebab is van Arabische oorsprong.
Deze moderne ontlening toont de verstrengeling aan van de diverse oosterse talen. Arabisch, Perzisch en Turks behoren tot drie onderscheiden taalfamilies; hun taalstructuur is totaal verschillend, maar ze hebben wel een aantal woorden van elkaar overgenomen. Turkije en Iran zijn in hoofdzaak islamitisch en via het geloof is er steeds een grote Arabische invloed geweest. Aan de andere kant hebben veel landen in het Midden-Oosten eeuwenlang deel uitgemaakt van het grote Osmaanse rijk, wat een sterke Turkse beïnvloeding tot gevolg had. Ook op eetgebied. Zo treffen we de Turkse dolma's, de gevulde wijnbladeren, zowel in de Arabische als in de Griekse keuken aan. De meeste Nederlanders kennen de dolma's van hun vakantie in Griekenland.
Via de Israëliërs heeft ons een ander Turks woord bereikt: shoarma. Shoarma is van een Turks werkwoord afkomstig dat ‘draaien’ betekent. Tijdens de Turkse overheersing van 1518 tot 1918 is dit gerecht, en daarmee ook het woord, naar Palestina gekomen. De joden namen in Israël een groot deel van de Palestijnse keuken over en exporteerden het Palestijnse eten naar Nederland.