1. Vreemde elementen horen in principe niet in onze taal thuis
Wie deze stelling aanhangt, zit met de moeilijkheid dat het Nederlands door de eeuwen heen al zeer veel vreemde woorden heeft opgenomen. Wat dit betreft is het een leerzame ervaring eens wat te bladeren in het Etymologisch Woordenboek van J. de Vries en F. de Tollenaere met de ondertitel ‘Waar komen onze woorden vandaan?’. Veel vreemde woorden zijn niet meer als zodanig herkenbaar. Men denke bijvoorbeeld aan zeer oude ontleningen uit het Latijn als kelder, muur en straat, of aan nieuwere woorden (inmiddels al weer verouderd) als brik en kaakje. Het eerste woord komt in de betekenis ‘vaartuig’ van het Engelse brig, en gaat in de betekenis ‘rijtuig’ terug op het Engelse break; kaakje is een aanpassing van het Engelse cake.
Daarnaast zijn er veel woorden die vooral in de spelling hun buitenlandse afkomst nog duidelijk verraden. Wanneer ze voldoende ingeburgerd zijn, worden ze gerekend tot de categorie der ‘bastaardwoorden’, en spellingcommissies beoordelen van tijd tot tijd of de schrijfwijze ervan aan het Nederlandse systeem kan worden aangepast. Enkele voorbeelden zijn cadeau en fauteuil uit het Frans, en baby, cake, clown, club, computer en trainen uit het Engels. Heel veel vreemde woorden zijn in de loop der tijden gemeengoed geworden, en het kan niet anders of alle Nederlanders, ook degenen die klagen over vreemde invloeden, gebruiken ze dagelijks.
Men kan daar tegenover stellen dat idealen niet op hun praktische haalbaarheid beoordeeld hoeven te worden. Dus rest ons de principiële vraag of ‘taalzuiverheid’ op zichzelf begerenswaardig is. Is het principe van de ‘zuiverheid’, het ‘van vreemde smetten vrij’ zijn, hier echt een ideaal dat men zou moeten nastreven? Nadenkend over deze materie, ben ik er niet in geslaagd een bevredigende argumentatie voor dit idee te vinden. Evenmin als ik zonder gêne het volkslied ‘Wien Neêrlands bloed door d'adren vloeit, van vreemde smetten vrij’ kan aanheffen, of een pleidooi kan houden voor het verwijderen van vreemde elementen uit de Nederlandse samenleving, kan ik me achter het ideaal stellen dat buitenlandse invloeden als wezensvreemde elementen uit de Nederlandse taal geweerd moeten worden. Helemaal vreemd blijven ontleende woorden overigens niet. In de uitspraak en in hun buigingsvormen worden ze in belangrijke mate aan het Nederlands aangepast.