[Vervolg Taal, dromen en het onbewuste]
cale zuiverheid van de uitspraken. In feite bleek minder dan 196 van de ongeveer 700 uitspraken in de dromen die we verzamelden, duidelijk ongrammaticaal. Voorbeelden als ‘Ik en de wereld is toch groot genoeg’ die als syntactisch niet-correct kunnen worden gekenmerkt, zijn uiterst zeldzaam.
Ook zien we een zekere verscheidenheid van zinsconstructies. De eerste uitspraak in Anneke's droom, de mededeling door de luidspreker, is niet alleen lang maar ook vrij complex. Ze bevat twee bijzinnen binnen het onderwerp. De tweede uiting daarentegen is een korte en eenvoudige constructie van onderwerp en gezegde. Onze volledige verzameling uitspraken vertoont inderdaad een grote verscheidenheid van lengte en complexiteit, variërend van één-woord uitingen als ‘Ja’, ‘Nee’, ‘Prima’ tot samenstellingen als ‘U kunt voortaan als ze weer verkouden is, beter naar de dokter gaan en een receptje laten voorschrijven’ en ‘Nee, jullie mogen geen taart bakken want als jullie dat doen, verkopen jullie me stilletjes een bankstel, en dat staat er dan al.’
Deze laatste uiting brengt ons bij een ander thema: logica en gepastheid. Wanneer we opnieuw het verslag van Anneke raadplegen, dan zien we dat de conversatie redelijk lijkt te passen in de context. Alleen de eerste uiting klinkt een beetje ongewoon (althans het deel over het versieren van de motor op de meest originele manier). Je kunt natuurlijk aanvoeren dat plaats en handeling van de eerste helft van de droom op zichzelf al enigszins ongewoon zijn, vandaar de ongebruikelijke aankondiging. De tweede helft van de droom klinkt meer vertrouwd en werelds, en zo ook de laatste uiting.
Hier volgen nog enkele andere voorbeelden van uitspraken die nogal ongewoon klinken, hoewel ze syntactisch correct zijn. Enkele ervan bevatten zelfs neologismen: ‘Wat zegje? Het huis van Spartre woont daar?’, ‘Hartelijk gefeliciteerd met je heen slapen’, ‘Hoeveel bloemen moet ik tegen elkaar pikken?’, ‘Ik zal hem majestueus aanreiken’. We moeten echter goed in de gaten houden dat zulke ongebruikelijke uitingen ruwweg 15% van het materiaal uitmaakten.
Opmerkelijk is ook dat vreemde talen kunnen opduiken in dromen, zoals bij de derde uitspraak in het verslag van Anneke. Maar zulke uitingen betreffen minder dan 5% van het totaal. Dialect, meestal dat van de proefpersoon zelf, verschijnt in ongeveer 2% van het materiaal zoals in de voorbeelden: ‘Woar stoan zullie?’ en ‘Gi-j mot veural völ roken; de gevolgens zuj wel merken’.
In zeldzame gevallen (minder dan 1%) werden talen of dialecten door elkaar gegooid, zoals in ‘Meneer, ik oefen uw vrouw de mogelijkheid. U kunt meteen naar Rome the other night’.
Resumerend: uitingen in dromen vertonen in de regel niet alleen grammaticale welgevormdheid en syntactische variatie, maar ze blijken ook logisch te zijn en te passen in hun context.