Slotwoord
Waarde genoten. Op deze manier bent u misschien nooit eerder aangesproken. Jolles is vanochtend ook niet op dit idee gekomen. Al weet ik dat dit een term is uit het wisselverkeer, ik heb deze term gekozen om u te begroeten, omdat ik hiermee alle denkbare seksismen ontwijk, waartegen ook in ons blad al is gewaarschuwd. Van mij zult u in het vervolg geen ‘dames en heren’ meer horen; ik wil de bokken en de geiten in deze zaal niet scheiden. Over mijn lippen komt nooit ‘mijne dames’, integendeel. Met deze uniseks-opstelling bereik ik ook dat het bestuur zich niet opnieuw behoeft te verontschuldigen, omdat dit jaar weer alle sprekers op het congres mannen zijn, al begint het gelukkig bij de jeugd te dagen.
Ik sta hier, praktisch gesproken, met lege handen voor u. Ik moet eerlijkheidshalve zeggen dat het bestuur mij meer dan een half jaar geleden heeft gevraagd of ik vandaag als uitsmijter of als dagsluiter wilde optreden: ‘Je hoeft er helemaal niets voor te doen; je hebt niets voor te bereiden. Wij vragen van jou alleen of je een korte samenvatting wil geven van wat er op deze dag is gezegd en zo mogelijk ook van een aantal hoofdartikelen die dit jaar zijn verschenen. Misschien kan je hierin een rode draad ontdekken. Maar verder hoef je er helemaal niets aan te doen. De teksten van de sprekers krijg je eind augustus en die kun je dus in alle rust doorlezen.’
Waarde genoten. Ik had het kunnen weten en ik wist het. Ik kreeg de teksten van de geachte sprekers niet in augustus, niet in september, niet in oktober. Op donderdag van de vorige week, ja daar kwamen zij met de post. Ik acht mij daarom ervan ontslagen, aandacht te besteden aan hetgeen de andere sprekers hebben gezegd. Omdat ik echter wist dat ik hier geheel spontaan en zonder enige voorbereiding moest spreken heb ik mij hierop in het bijzonder voorbereid. Al in augustus heb ik een tweetal dissertaties uit de Koninklijke Bibliotheek gehaald en dit is sindsdien mijn enige lectuur geweest. De ene was: Syntactische verschijnselen bij onvoorbereid spreken, van mevrouw Uilings. De tweede dissertatie draagt tot titel: Frequentie van woorden en structuren in spontaan gesproken Nederlands, van mevrouw De Vriend-de Man. Het is merkwaardig dat, als het over spontaan spreken gaat, de vrouwen weer in de voorste lijn van deskundigen staan.
Mevrouw Uilings had om tot haar conclusies te kunnen komen de medewerking nodig van talloze proefpersonen, die ‘algemeen beschaafd’ Nederlands konden spreken. De dissertatie dateert van 1956. Laten wij zeggen dat zij omstreeks 1950 haar proefpersonen heeft gevonden onder de Amsterdamse studenten. Ik vraag mij af of een promovenda in 1981 nog erin zal slagen onder deze studenten er een te vinden die ‘algemeen beschaafd’ Nederlands spreekt.
Dank zij beide dissertaties en mijn voorbereidingen weet ik nu precies hoe vaak ik ‘eh’ mag zeggen, hoe vaak ik mijn zinnen op de meest onverwachte momenten mag onderbreken en weet ik dat ik mijn zinnen nooit precies hoef af te maken. Ik heb mij de 2000 meest frequente woorden eigen gemaakt, maar ben helaas tot de ontdekking gekomen dat je met deze 2000 woorden geen enkele behoorlijke Nederlandse zin kunt vormen. Er zal dus af en toe - er zijn mij sprekers voorgegaan die dit ook nodig vonden - een klein stukje vakjargon tussendoor worden gegooid, om aanspraak te kunnen maken op enige eerbied van de kant van de intellectuelen hier aanwezig.
Mevrouw Balk-Smit Duyzentkunst heeft haar toespraak tot onze jaarvergadering verleden jaar geëindigd met te zeggen dat het genootschap bestaat uit bevoorrechte personen, die de praktische basis voor de nodige taalbeheersing reeds bezitten, en meer dan dit: wij kunnen lezen en schrijven. In een overmoedige bui ben ik geneigd hieraan toe te voegen dat ik van u verwacht dat u behalve lezen en schrijven kunt luisteren. Daarom acht ik mij, zoals ik net al zei, geheel ontslagen van de taak, u te vertellen wat de andere sprekers vanmiddag hebben gezegd. Dit zou hoogstens zijn ten behoeve van die ene meneer van wie werd geconstateerd dat hij in slaap was gesukkeld. Dat hoef ik dus niet te doen.
Te zeggen dat ik mag verwachten dat u allemaal kunt spreken, daartoe ga ik niet voetstoots over. Ook op grond van de ervaringen die wij nu met het jeugdtoernooi hebben opgedaan meen ik dat ik als eerste wens voor ons genootschap in de komende jaren mag formuleren dat wij, misschien dank zij taaltoernooien in de komende jaren, erin mogen slagen de Nederlanders die menen dat zij om welke reden dan ook in klein of groter verband iets moeten zeggen tot Nederland, in welke vorm dan ook, verstaanbaar te laten spreken. Wij hebben de mond vol over duidelijke taal. Wij hebben zelfs een commissie gevormd. Het woord ‘duidelijk’ is echter ook zelf niet helemaal duidelijk. Zuiver technisch gezien betekent het verstaanbaar voor de anderen en pas in de tweede plaats verstandelijk begrijpelijk.
Het is te hopen dat wij - het gaat immers om taal en samenleving - erin slagen, met elkaar te spreken en te luisteren op zodanige manier dat hetgeen wij op de anderen willen overbrengen, de anderen bereikt. Van de vorige spreker hebben wij begrepen dat wij met zeer veel moeite van het stadium van ‘tatata’ tot taal zijn opgeklommen. Laten wij in 's hemelsnaam ervoor zorgen dat wij niet willoos worden gedrukt in de richting van taal tot ‘tatata’.
Ik heb een tweede wens. Laten wij hopen dat wij, leden van het genootschap van Onze Taal, met elkaar in staat zullen zijn onze taalrijkdom niet alleen te behouden, maar ook zoveel mogelijk uit te breiden. Mogen wij alsjeblieft bewaard worden voor de laksheid van taaldocenten, die in het voetspoor van dr. Ten Brinke lopen. Deze zei immers op ons vorige congres dat, wanneer met de leerlingen een tekst wordt behandeld, het niet wenselijk is te vragen wat dit of dat moeilijke woord betekent dat erin voorkomt. Hij noemde zelf als voorbeelden ‘eigengereid’ en ‘stug’. Wanneer de docenten hem op dit pad volgen, vraag ik mij af waar wij blijven met onze mooie Nederlandse taal.
Wanneer u uw krant kritisch leest, kunt u elke dag op elke pagina merken hoe slecht het staat met de kennis van enigszins bijzondere woorden in onze taal. Ik knipte uit kranten van de laatste weken in de eerste plaats het volgende verslag van een schaakwedstrijd: ‘Het was trouwens voor velen een verrassing dat de derde partij inderdaad plaatsvond. Menigeen had verwacht dat Kortsjnoi na zijn zeer zwakke start een time out zou aanvragen.’ Terzijde merk ik op dat een time out het Nederlandse woord voor een rustperiode is.
‘Zelf gaf de uitdager die geruchten het nodige voedsel door zondag na zijn tweede nederlaag kortstondig zijn biezen te pakken.’ Deze schrijver weet niet wat kortstondig betekent. Hij bedoelde kennelijk ‘overhaast’.
Een andere schaakmedewerker schrijft over een partij tussen Timman en Kasparov: ‘De Rus bracht al snel een verrassend kwaliteitsoffer, maar door Timmans subtiel en nauwkeurig tegenspel zette dit geen kwaad bloed.’ Ik behoef u niet uit te leggen wat hier verkeerd is gegaan.