[Mededelingen]
■■■■■
■ Af en toe laait de discussie weer op over de versregel ik droomde dat ik langzaam leefde, gevolgd door langzamer dan de oudste steen. De ik-figuur in het bewuste gedicht ziet hele tijdperken aan zich voorbijgaan in duizelingwekkende snelheid. Dus zélf leeft de ik-figuur langzaam. ■ Fout, zei Rudy Kousbroek in Anathema's I: de analogie is verkeerd gekozen en te wijten aan de onexactheid van het alfabrein dat nog een poëtenbrein is op de koop toe. Met min of meer wiskundige argumenten toont hij aan (of: meent hij aan te kunnen tonen) dat de ik-figuur juist snel leeft. ■ De duidelijkste ondersteuning van Kousbroeks argument (dat zelf te ingewikkeld is om hier uit de doeken te doen) lijkt mij die van Gerrit Krol een half jaar geleden in NRC-Handelsblad geweest te zijn: wie snel een rijtje bomen aan zich ziet voorbijtrekken rijdt snel (en niet langzaam). Dus wie snel het wereldgebeuren aan zich ziet voorbijgaan, leeft snel. ■ Geen speld tussen te krijgen, zou je zeggen. En toch stel je jezelf gemakkelijk de volgende vragen: a. waar maakt men zich druk om? b. waar maak ik me druk om? c. waarom komt de redenering van Kousbroek (voor het minder denkende deel der natie uitgelegd door Krol) zo geforceerd over, en niet alleen op alfa-geborneerde geesten? ■ Volgens mij is het antwoord het volgende. Intuïtief begrijp ik, en elke niet bij voorbaat tegen versregels gekante lezer, de uitdrukking langzaam leven, als volgt: iemand leeft langzaam, als zijn levensprocessen (ademhaling, hartslag, visuele waarneming etc.) in vergelijking met anderen, langzaam verlopen. En dan krijg je precies het beeld dat Vasalis weergeeft. Als je langzaam leven opvat als: tijdens je leven langzaam door de tijd heenschieten, dan gaat de redenering van Kousbroek/Krol wel op. Maar alleen dan. En ik houd staande dat deze redenering gezocht is, uitsluitend bedoeld om een arme
dichteres onderuit te halen, die zich niet eens kan verdedigen. ■ Een mens is nooit te oud om te leren. Enige maanden geleden hoorde ik voor het eerst de (overigens voor zichzelf sprekende) uitdrukking: met iemand niet c.q. moeilijk door één deur kunnen. Vandaag hoor ik haar voor de vierde of vijfde keer. Toch geloof ik dat het hier een oudere uitdrukking betreft. ■ Zo kwam ik enige tijd geleden kort achter elkaar twee mensen tegen die allebei de uitdrukking: ‘zij heeft weinig mannenvlees’ gebruikten. Het ging hier over twee verschillende vrouwen, dat wel. De mannen in kwestie gebruikten de uitdrukking ook op twee verschillende manieren: de eerste bedoelde te zeggen dat ‘zij’ weinig aantrekkelijk voor mannen was, de tweede gebruikte de uitdrukking in de zin van: ze voelt zich weinig tot mannen aangetrokken. Welke interpretatie zou de beste zijn? ■ Wat vroeger Danzig was, heet nu Gdansk, ook in de Nederlandse berichtgeving. Op dezelfde manier hebben we voor Stettin de absoluut onleesbare, onuitspreekbare naam Sczeczin teruggekregen. Waarom, als we toch Duitse door Poolse namen aan het vervangen zijn, vervangen we ook niet Warschau door Warsawa? Het gaat er niet om dat er geen historische gronden voor aan te geven zijn: Warschau was al Pools, en Gdansk en Sczeczin waren dat eerst niet. Toch zou ik Warsawa in plaats van Warschau een echte verbetering vinden. ■ In een vertaling uit het Amerikaans van The Little Sister van Raymond Chadler las ik de volgende dialoogzin: hij hebt binnengekomen, zonder het mij te zeggen. Deze zin wordt het personage in de mond gelegd om tot uiting te doen komen, hoe slecht hij zijn taal (Engels) beheerst. Uiterst onwaarschijnlijk dat een taalarme Nederlander ooit zo'n zin, tenzij in een ludieke bui, zou produceren. Het enige wat mij blijft
intrigeren: wat is het oorspronkelijke Amerikaans geweest? Het is natuurlijk gemakkelijk op te zoeken, maar leuker is het, er met een zeker gevoel van verbazing over te blijven nadenken. ■ De vertaler vertaald.
P.C.U.d.B.